Ga direct naar de content

Prijsstabiliteit en vertrouwen in de ECB

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 8 2006

internationaal

Prijsstabiliteit en
vertrouwen in de ECB
Nederlanders hechten grote waarde aan prijsstabiliteit.
Zij vinden het belangrijk dat de ECB onafhankelijk van de
overheid werkt aan het waarborgen hiervan. Ondanks haar
korte bestaansgeschiedenis is het vertrouwen in de ECB
tamelijk groot.

T

ransparantie, openheid en heldere communicatie staan hoog in het vaandel bij
centrale banken, maar het beeld van de
monetaire autoriteit als gesloten bolwerk
is hardnekkig. De buitenwacht krijgt tegenwoordig
de doelstelling van het monetaire beleid regelmatig
én duidelijk uiteengezet. Dat gebeurt op persconferenties, in rapporten, in publicaties in de vak- en
populaire pers en door het geven van speeches.
Voor de Europese Centrale Bank (ECB) is de kern
van het monetaire beleid een inflatie van dichtbij,
maar beneden de twee procent op de middellange
termijn. Consumenten, bedrijven en financiële
markten weten dus waar zij aan toe zijn. Deze
doelstelling, mits geloofwaardig, biedt houvast
voor inflatieverwachtingen. Dit is belangrijk omdat
centrale banken uit ervaring weten dat het bereiken
van de inflatiedoelstelling een stuk moeilijker is als
verwachtingen ontsporen.

Achtergrond

Corry van
Renselaar en
Maarten van Rooij
De auteurs zijn werkzaam
bij de divisie Economisch
beleid en onderzoek van
de Nederlandsche Bank.
Zij danken Paul Cavelaars
en Peter van Els voor commentaar, Gita Gajapersad
en Menno Grevelink voor
statistische ondersteuning.

434

ESB 8

Sinds de publicaties van Kydland en Prescott,
Barro en Gordon, en Rogoff, evenals het hierdoor
geïnspireerde theoretische en empirische onderzoek, is algemeen aanvaard dat de geloofwaardigheid van monetair beleid gebaat is bij afstand
tussen centrale bank en overheid (Kydland &
Prescott, 1977; Barro & Gordon,1983; Rogoff,
1985). Inmiddels is wereldwijd werk gemaakt
van de onafhankelijkheid van centrale banken.
Onafhankelijkheid biedt echter geen garantie voor
lage inflatieverwachtingen. Publiek en financiële
markten moeten ook vertrouwen hebben in het
werk van de monetaire autoriteiten. Van professionele marktspelers en bedrijven valt te verwachten dat zij de prijsontwikkelingen en stappen van
centrale banken op de voet volgen en de centrale
bank op haar daden en resultaten beoordelen.
Voor consumenten ligt dat minder voor de hand.
Zo blijkt uit recent onderzoek dat hun financiële
kennis en in het bijzonder hun macro-economische
kennis beperkt is (Christensen et al., 2006). Velen
hebben geen besef van het niveau van de inflatie.
Ruwweg een kwart van de Nederlanders zegt niet
te weten hoe hoog de inflatie is, en maar liefst tien

september 2006

procent van de respondenten die een numeriek
antwoord geeft, denkt dat de gemiddelde inflatie
de afgelopen vijf jaar minstens tien procent per jaar
is geweest. Tegen deze achtergrond heeft DNB het
Nederlandse publiek gevraagd naar hun vertrouwen
in de ECB en de mate waarin Frankfurt erin slaagt
de prijsstabiliteit te handhaven.

Publiek hecht aan prijsstabiliteit …
De vragen zijn voorgelegd aan het CentERpanel dat
ook wordt geïnterviewd in het kader van het DNB
Household Survey, zodat wij de antwoorden kunnen
correleren met de uitkomsten van het hierboven
aangehaalde onderzoek naar de feitelijke inflatiekennis van de Nederlandse bevolking. Dit internetpanel vormt een representatieve steekproef van
de bevolking in Nederland van 16 jaar en ouder.
Tussen 20 en 24 januari 2006 hebben 2352 van
de 2845 personen de vragenlijst ingevuld (een
respons van 82,7 procent). De peiling laat zien
hoezeer Nederlanders hechten aan prijsstabiliteit.
Bijna tachtig procent van de Nederlanders acht het
van belang dat de ECB prijsstabiliteit handhaaft
(tabel 1). Daartegenover staat slechts zes procent
die het niet belangrijk vindt. Omvangrijk is ook de
groep, bijna driekwart van het publiek (72 procent),
die grote waarde aan de onafhankelijkheid van de
ECB toekent. Deze uitkomsten hebben betrekking
op het maatschappelijke belang dat mensen zonder
meer hechten aan prijsstabiliteit en onafhankelijkheid. Toegespitst op de persoonlijke situatie
geeft nog steeds driekwart (74 procent) van de
respondenten aan dat prijsstabiliteit voor henzelf
belangrijk is. De groep die dit niet belangrijk vindt,
is met zestien procent wat omvangrijker geworden.
Kijken wij naar de individuele karakteristieken, dan
blijkt dat ouderen en huurders prijsstabiliteit voor
hun persoonlijke situatie vaker belangrijk vinden.
Dit zijn groepen voor wie de koopkrachtontwikkeling en daarmee de inflatie van relatief gewicht is.
Opleiding, geslacht en inkomen zijn niet relevant
voor het belang dat men persoonlijk hecht aan
prijsstabiliteit.
Opvallend genoeg bestaat wel een significante
relatie met het maatschappelijke belang dat men
hecht aan prijsstabiliteit. Hoger opgeleiden, mannen en respondenten met een hoger inkomen zien
net als ouderen een groter algemeen belang voor
prijsstabiliteit. Het verband tussen leeftijd en het
belang dat men hecht aan prijsstabiliteit hangt
mogelijk samen met de ervaring van de jaren

tabel 1

Belang van prijsstabiliteit en onafhankelijkheid in de ogen van het Nederlandse publiek

In procenten a
Zeer belangrijk

– Acht u het van belang dat de ECB prijsstabiliteit handhaaft?
– Vindt u het van belang dat de ECB bij het handhaven van
prijsstabiliteit onafhankelijk is van overheden?
– Hoe belangrijk is prijsstabiliteit voor u persoonlijk?

Tamelijk
belangrijk

Niet erg/helemaal
niet belangrijk

Weet niet/
geen opgave

31,1

48,4

6,1

14,4

27,5
22,6

44,5
50,9

7,3
15,9

20,6
10,6

a percentages in rijen tellen niet noodzakelijkerwijs op tot 100 door afrondingsverschillen
Bron: DNB Household Survey, januari 2006.

zeventig toen de inflatie met soms dubbele cijfers
langdurig op een hoog peil lag.

… en heeft vertrouwen in de ECB
Over de waarborging van prijsstabiliteit is 44
procent van de Nederlandse burgers goed te
spreken, een derde heeft zo zijn twijfels, terwijl
vier procent ronduit negatief is (figuur 1). Het
percentage dat vertrouwen in de ECB stelt, ligt
wat hoger. De ECB geniet bij ruim de helft van
de Nederlandse bevolking (56 procent) tamelijk
veel vertrouwen (figuur 2). Andere Europese instellingen liggen bij Nederlanders minder goed in
de markt. De Europese Raad boezemt bij veertig
procent van de bevolking vertrouwen in, terwijl het
Europees Parlement bij 53 procent krediet heeft
(Eurobarometer 2005). Het vertrouwen in de EU
als geheel is in de afgelopen jaren overigens flink
afgenomen. In 2005 zei ongeveer dertig procent
van de Nederlanders vertrouwen te hebben in de
Unie. In 1990 was dat nog ruim vijftig procent.
Hoe valt het relatief gunstige oordeel over de ECB
te verklaren? Prast, Mosch en Van Raaij constateren dat ook het vertrouwen in de Nederlandsche
Bank (DNB) hoger ligt dan het vertrouwen in
andere instituties, zoals het Nederlandse parlement
en de sociale zekerheid (Prast, Mosch & Van Raaij,
2005). DNB kan bogen op een uitstekende naam
bij het Nederlandse publiek. Het is mogelijk dat dit
vertrouwen zich vertaalt in een positieve houding
tot de ECB.

Inflatie track record helpt
Een alternatieve verklaring is dat het ESCB, en daarmee de ECB, bij de oprichting één duidelijk hoofddoel heeft meegekregen, het handhaven van prijsstabiliteit. Door dit te kwantificeren als een inflatie van ‘dichtbij maar beneden de twee
procent op de middellange termijn’, is het betrekkelijk eenvoudig de ECB op haar
resultaten te beoordelen. Geen van de andere Europese instellingen heeft een
dergelijke kwantificeerbare doelstelling. In het eurogebied bedraagt de gemiddelde jaarlijkse prijsstijging volgens de geharmoniseerde definitie in de zeven
en een half jaar dat de ECB nu verantwoordelijk is voor het gemeenschappelijke
monetaire beleid 2,1 procent tegen 2,7 procent in de vergelijkbare periode
voorafgaand aan 1 januari 1999 (figuur 3). De gemiddelde inflatie ligt op een
lager niveau dan voorheen. De ECB heeft in de afgelopen jaren dus nagenoeg
beantwoord aan haar doel. Dat dit weerklank vindt, blijkt als het oordeel over het
waarborgen van de prijsstabiliteit van de respondenten wordt afgezet tegen hun
vertrouwen in de ECB (tabel 2). De beantwoording van deze twee vragen hangt
in sterke mate met elkaar samen. Van de relatief kleine groep die oordeelt dat
de prijsstabiliteit in Nederland zeer goed is gewaarborgd heeft de meerderheid
volledig vertrouwen in de ECB en nagenoeg alle anderen hebben tamelijk veel
vertrouwen in de instelling. Van diegenen die vinden dat prijsstabiliteit tamelijk
goed is verzekerd, heeft bijna tachtig procent volledig of veel vertrouwen in de
ECB. Bij degenen die vinden dat prijsstabiliteit helemaal niet is gewaarborgd,
daalt dit percentage tot beneden de twintig procent. Het vertrouwen in de ECB
blijkt eveneens positief samen te hangen met de feitelijke kennis van respondenten over de inflatie nu en in het verleden. Indien wij vijf kennisniveaus onderscheiden (conform Christensen et al., 2006) loopt het vertrouwen in de ECB op
van 35 à 45 procent in de laagste categorie tot ruwweg tachtig procent voor de
degenen die blijk geven over de meeste kennis te beschikken.

Besluit
Ondanks de geconstateerde beperkte kennis van het inflatieniveau is het oordeel van het Nederlandse publiek over de ECB tamelijk gunstig. Daaraan heeft

tabel 2

Perceptie prijsstabiliteit en vertrouwen in de ECB

In procenten van de rijtotalen
Bent u van mening dat prijsstabiliteit is gewaarborgd?

Heeft u vertrouwen in de ECB?
Volledig
Tamelijk veel

Weinig

Zeer goed
Tamelijk goed
Niet erg goed
Helemaal niet
Weet niet/geen opgave

55,1
8,9
1,5
1,7
1,5

0,0
10,8
36,1
24,4
6,6

42,0
69,8
45,0
16,2
19,8

Helemaal
geen
0,0
1,0
3,8
38,5
3,7

Weet niet/
geen opgave
2,8
9,5
13,6
19,3
68,3

Toelichting: percentages in rijen tellen niet noodzakelijkerwijs op tot 100 door afrondingsverschillen.
Bron: DNB Household Survey, januari 2006.

ESB 8

september 2006

435

figuur 1

Bent u van mening dat prijsstabiliteit in Nederland is gewaarborgd?
In procenten
2
19
Zeer goed gewaarborgd
Tamelijk goed
gewaarborgd

4

Niet erg goed
gewaarborgd
42

Helemaal niet
gewaarborgd
Weet niet/
geen opgave

33

bijgedragen een gerichte communicatie, die doelstelling, beleidsstrategie en monetaire besluitvorming
consequent toelicht en de gestage opbouw van een
goede reputatie. Het vertrouwen in de ECB gaat immers hand in hand met de overtuiging dat prijsstabiliteit is gewaarborgd. In het eurogebied bedraagt de
gemiddelde inflatie in de zeven en een half jaar dat
de ECB bestaat 2,1 procent. Voor het Nederlandse
publiek speelt bovendien mee dat het al een langere
periode van matige inflatiecijfers kent. Sinds begin
jaren tachtig bedroeg de cpi-inflatie gemiddeld
2,5 procent. Als de ECB, een nog jonge instelling
tenslotte, het vertrouwen dat zij geniet, weet vast
te houden of zelfs vergroot, kan dat haar reputatie
alleen maar verbeteren.
.

Bron: DNB Household Survey, januari 2006

figuur 2

Heeft u vertrouwen in de Europese Centrale Bank? In procenten

6
22
Volledig vertrouwen
Tamelijk veel
vertrouwen
Weinig vertrouwen

4

Helemaal geen
vertrouwen
49
19

Weet niet/
geen opgave

Bron: DNB Household Survey, januari 2006

figuur 3

Inflatie in het eurogebied sinds 1991
Procentuele mutatie van de geharmoniseerde prijsindex (hicp) ten opzichte
van dezelfde maand een jaar eerder

Literatuur
Barro, R.J. & D.B. Gordon (1983) Rules, discretion, and reputation in a positive model of monetary policy. Journal of Monetary
Economics, 12, 101-121.
Berger, H., J. de Haan & S.C.W. Eijffinger (2001) Central bank

6

independence: an update of theory and evidence. Journal of
Economic Surveys, 15, 3-40.

5

Christensen, C.A., P.J.A. van Els & M.C.J. van Rooij (2006) Dutch
households’ perceptions of economic growth and inflation. De

4

Economist, 154, 277-294.
DNB (2006) Financiële kennis Nederlandse huishoudens is

3

beperkt. Kwartaalbericht, De Nederlandsche Bank, juni, 47-54.

2

tion: the inconsistency of optimal plans. Journal of Political

1

Prast, H.M.R. Mosch & W.F. van Raaij (2005) Vertrouwen, Cement

Kydland, F.E. & E.C. Prescott (1977) Rules rather than discreEconomy, 85, 473-491.
van de Samenleving en Aanjager van de Economie. Amsterdam:
De Nederlandsche Bank in samenwerking met de Universiteit

0

van Tilburg.

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Rogoff, K. (1985) The optimal degree of commitment to an
intermediary monetary target. Quarterly Journal of Economics,

Bron:EUROSTAT

436

100, 1169-1189

ESB 8

september 2006

Auteurs