Ga direct naar de content

De consument betaalt de energierekening

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 21 2005

marktwerking

De consument betaalt
de energierekening
P. Meulmeester en R.C.G. Haffner
GEN Nederland BV respectievelijk Nederlandse
Mededingingsautoriteit.
Met dank aan Michiel de Nooij, Björn de Groot,
Bas Postema en Mahir Sari.
r.c.g.haffner@nmanet.nl

De liberalisering van de kleinverbruikersmarkt valt samen met
een periode waarin consumenten hogere energierekeningen
moeten betalen. De oorzaak hiervan is echter niet de liberalisering, maar de hoge olieprijzen en de gestegen belastingen.

S

inds de liberalisering van de Nederlandse markt voor energiekleinverbruikers per juli 2004, staan de energieprijzen in
het middelpunt van de belangstelling. Deze liberalisering valt
samen met een periode van hoge olieprijzen en de verhoging
van belastingen. De prijsstijgingen die hieruit voortvloeien,
kunnen vragen oproepen bij consumenten. Met het oog op de
soms spectaculaire tariefdalingen die in de telecomsector zijn
gerealiseerd, hadden zij na de liberalisering een lagere energierekening verwacht (Janssen, 2005).
Een stijgende energierekening kan echter vele oorzaken hebben. Voor een goed begrip van de prijsontwikkelingen moeten
de diverse componenten (levering, transport, meterhuur) van
de energierekening vanuit een meerjarig perspectief worden
geanalyseerd. Sterke prijsstijgingen die niet door onderliggende
kostenstijgingen verklaard kunnen worden, vormen een indicatie van een gebrekkige marktwerking.
Deze bijdrage toont de ontwikkeling van de energierekening
van de gemiddelde consument vanaf 2001 tot en met de eerste
helft van 2005. Deze periode is interessant, omdat daarmee
zowel de ontwikkeling van de gereguleerde tarieven als de eerste ervaringen sinds de liberalisering bezien kunnen worden.
Tevens vergelijken we de tariefontwikkelingen met een aantal
benchmarks (zoals de inkoopprijzen). Dit maakt het mogelijk
om een indruk te krijgen van de effecten van regulering en liberalisering.
Hieronder kijken we eerst naar de totale energierekening.
Daarna gaan we dieper in op de componenten. Ten slotte kijken
we naar de eerste effecten van liberalisering.

Totale energierekening

Tabel 1 toont de ontwikkeling van de totale jaarlijkse energierekening van een gemiddelde kleinverbruiker met een leve-

ringscontract voor onbepaalde tijd.1 De tabel laat zien dat de
totale energierekening sinds 2001 met zo’n 327 euro is gestegen:
een stijging van ruim 25%. Daarmee is de energierekening twee
keer zo snel gestegen als de inflatie-index, die slechts met 12,3%
steeg.2 Belangrijkste oorzaak achter de prijsstijging zijn de hogere leveringstarieven voor gas, gevolgd door belastingstijgingen
(MEP-toeslag, energiebelasting en btw).
De verschillende componenten uit tabel 1 worden hieronder
besproken. Eerst staan we stil bij de tarieven voor kleinverbruikers
(retailtarieven), vervolgens gaan we in op de netwerktarieven en ten
slotte besteden we aandacht aan de belastingen en de meterhuur.

Kleinverbruiktarief gas

Figuur 1 beziet de oorzaken van de stijging van de kleinverbruiktarieven voor gas. De figuur toont naast de kostenstijging
voor het geleverde gas ook de ontwikkeling van de inkoopkosten. Uit het verschil tussen leveringskosten en inkoopkosten
valt een bruto-marge af te leiden die alle overige kosten (naast
de inkoopkosten) die met de levering van gas worden gemaakt,
moet dekken. Deze marge is de onderste lijn in de grafiek.
De gemiddelde inkoopkosten zijn door ons berekend aan
de hand van een gangbare formule waarbij de ontwikkeling van
de gasolieprijs de gasinkoopprijzen bepaalt. In de regulering
die door DTe werd toegepast tot aan de liberalisering op 1 juli
2004, werden de aan afnemers in rekening te brengen tarieven

1 Bij een gemiddeld verbruik van 3375 kWh voor elektriciteit en 1815 m3 voor
gas, waarbij de rekening van afnemers met een dubbeltariefmeter op basis
van standaard verbruiksprofielen is herleid tot een gemiddeld tarief. De
markt voor groene stroom (zo’n twee miljoen huishoudens) blijft hier buiten
beschouwing. Deze markt is al geliberaliseerd per 1 juli 2001.
2 Onder inflatie zal steeds de consumentenprijsindex worden verstaan.

Tabel 1. Componenten energierekening gemiddelde consument, in euro respectievelijk procenten

2001

2002

2003

2004

2005
1e helft

retail gas

350

383

423

415

498

42,6%

retail elektriciteit

164

168

155

170

191

16,9%

netbeheerders gas

109

106

106

118

108

-1,4%

netbeheerders elektriciteit

139

143

152

152

151

8,6%

belastingen

490

526

541

558

615

25%

meterhuur

28

33

33

43

43

52%

1280

1359

1411

1456

1607

25,6%

totaal

462

ESB  21-10-2005

stijging 20011e helft 2005

marktwerking

bepaald door bovenop deze gemiddelde inkoopprijzen een
maximale marge toe te staan.3
Uit de figuur blijkt dat het tarief de ontwikkeling van de
inkoopkosten goed volgt. Ook de marge bovenop deze inkoopkosten blijft min of meer constant. Dit geldt zowel vóór als na 1
juli 2004 (de liberalisering). Een toenemende marge kan dan ook
geen verklaring zijn voor de hogere gasleveringstarieven. Deze
worden vooral veroorzaakt door hogere inkoopkosten, die op hun
beurt weer worden veroorzaakt door hogere olieprijzen. Dit komt
doordat er een sterke samenhang is tussen de prijs van gas, de
prijs van gasolie en de olieprijs. Ter vergelijking: sinds eind 2000
1
verdubbelde de (Brent-)olieprijs van bijna 28 dollar per vat naar
boven de 60 dollar nu. Het komende jaar verwachten wij een verdere stijging van het kleinverbruiktarief voor gas (zie kader).
Figuur 1. ontwikkeling leveringskosten gas, in euro per m3

1

0,30
0,25
0,20
0,15
0,10
0,05
0,00

retailtarief gas
inkoop gas

02-Q2

03-Q2

04-Q2

3

05-Q2

Olieprijs en ontwikkeling gasprijs

3

De ontwikkeling van de gasprijs voor kleinverbruikers
wordt bepaald aan de hand van een prijsformule. In deze prijsformule is de Gasoliewaarde (G-waarde) een belangrijke deter0,06
retailtarief elektriciteit
minant. De G-waarde bestaat uit een mandje van gasolienote0,05
ringen. De gemiddelde G-waarde in een maand is bijna perfect
0,04
inkoop elektriciteit
gecorreleerd aan de olieprijs. Dit betekent dat de gasprijs voor
0,03
0,02
brutomarge elektriciteit
kleinverbruikers met een vertraging van ongeveer een half jaar
0,01
de ontwikkeling van de G-waarde (en de olieprijs) volgt.
0,00
Hierdoor kunnen we voorspellen wat de recente olieprijsstij01-Q1
02-Q1
03-Q1
04-Q1
05-Q1
gingen tot gevolg hebben voor de ontwikkeling van de gemiddelde leveringsprijs. Naar verwachting leiden deze tot een
stijging van de inkoopprijs met ruim € 0,06 per m3 in het eerste
half jaar van 2006 (dat is een stijging van bijna 25 procent).

500

G-waarde

cent per

m3

inkoopkosten (schaal rechts)

400

30
25
15

200
100

35

20

300
G-waarde

0,06
0,05
0,04
0,03
0,02
0,01
0,00

retailtarief elektriciteit
inkoop elektriciteit
brutomarge elektriciteit
01-Q1

02-Q1

03-Q1

04-Q1

05-Q1

Ontwikkeling netwerktarieven
elektriciteit en gas

Omdat de ontwikkeling van de netwerktarieven elders al uitgebreider is besproken, gaan we hier slechts kort op in (Haffner &
Meulmeester, 2005). De reële netwerktarieven elektriciteit en gas
zijn (in prijzen 2000) in de periode 2001-05 gedaald met respectievelijk 12% en 9%. In nominale termen zijn alleen de netwerktarieven gas gedaald (tabel 1). Dat de tarieven in reële termen zijn
gedaald, komt door de regulering van DTe, waarbij een jaarlijkse
doelmatigheidskorting op de tarieven wordt vastgesteld.

Ontwikkeling belastingen en meterhuur

Figuur 2. Gasolienoteringen en inkoopkosten voor levering aan
kleinverbruikersa

600

Ook de leveringsprijzen voor elektriciteit zijn sinds 2001 gestegen, maar minder hard dan voor gas. De onderliggende inkoopkosten vormen opnieuw de belangrijkste determinant van de tarieven,
zoals blijkt uit figuur 3. De door ons berekende inkoopkosten
vormen een gewogen gemiddelde van de prijzen op de drie belangrijkste Nederlandse elektriciteitsmarkten: de stroombeurs APX, de
bilaterale OTC-handel (over the counter, oftewel de onderhandse
markt) en de onbalansmarkt. De inkoopprijs van elektriciteit wordt
0,30
net als bij gas in sterke mate beïnvloed door ontwikkelingen op de
0,25
retailtarief gas
oliemarkt. Dit komt doordat in Nederland meer dan de helft van de
0,20
elektriciteitsproductie gasgestooktinkoop gas
is (EnergieNed, 2004).
0,15
De tarieven werden tot juli 2004 gereguleerd door bovenop
0,10
brutomarge gas
de0,05
inkoopkosten een bepaalde marge toe te staan. Uit de grafiek
0,00
valt af te lezen dat deze brutomarges redelijk04-Q2 zijn. Een
stabiel
01-Q2
02-Q2
03-Q2
05-Q2
uitzondering vormt het jaar 2003, toen een relatief lage brutomarge werd behaald.4 Na de liberalisering treedt er geen significante wijziging van de marge op.
Figuur 3. Oorzaken stijging van de leveringskosten elektriciteit, in
euro’s per kWh

brutomarge gas
01-Q2

Kleinverbruiktarief elektriciteit

10
5

0
0
jan. 00 jan. 01 jan. 02 jan. 03 jan. 04 jan. 05 jan. 06

Uit tabel 1 bleek dat met name de gestegen retailtarieven en de
gestegen belastingen en meterhuur zorgen voor een hogere energierekening. De stijging van de belastingen werd ten eerste veroorzaakt door een stijging van de btw-uitgaven op de energierekening.
Dit komt enerzijds doordat het btw-tarief in 2001 is verhoogd van
17,5 % naar 19 % en anderzijds doordat het belastbare gedeelte
van de rekening (door de hogere energieprijzen) is toegenomen.
Ten tweede werd de stijging veroorzaakt, doordat een gemiddelde
kleinverbruiker meer aan ‘overige belastingen’ is gaan betalen.
Hieronder vallen de Energiebelasting (EB), de brandstoffenbelasting, de MEP-toeslag en een EB-korting.5 Om verbruikers te
prikkelen om minder elektriciteit en gas te verbruiken is met name

a. We gebruiken hier een G-waarde die het prijseffect in euro’s
(en niet in dollars) weergeeft

3 DTe staat sinds 1 juli 2005 voor Directie Toezicht Energie. DTe is een onderdeel van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

4 Oorzaak van de lage marge in 2003 is dat ervoor gekozen is om slechts bij
relatief grote prijswijzigingen op de groothandelsmarkt de tarieven voor
kleinverbruikers bij te stellen. Verder is verondersteld dat de G-waarde en
dollar/euro-koers in oktober gelijk is aan die in september 2005.
5 Dit zijn allen belastingen met een milieuoogmerk.

ESB  21-10-2005

463

marktwerking

de energiebelasting sterk verhoogd. Een gemiddelde consument
betaalde in 2000 ongeveer € 210 en in 2005 ongeveer € 370 euro
aan deze overige belastingen. Dat is een stijging van ruim 75%.
Ook de kosten van meterhuur zijn sterk toegenomen. De
gemiddelde meterhuur is in een periode van vijf jaar met enkele
tientallen procenten verhoogd. Zo bedroeg in 2001 de gemiddelde meterhuur ongeveer € 28 per jaar en in 2005 was dit bijna
€ 43 per jaar. Het is onwaarschijnlijk dat deze tariefstijgingen
kostengeoriënteerd zijn. Waarschijnlijker is dat ze worden veroorzaakt door een gebrekkige marktwerking (DTe, 2004).

Eerste effecten van liberalisering

Met de liberalisering van de markt per juli 2004 zijn kleinverbruikers vrij om zelf een leverancier te kiezen. Zoals uit de figuren 1 en 3
blijkt, heeft de liberalisering (nog) niet geleid tot een verlaging van de
marges. Mogelijk komt dit doordat onder het gereguleerde regime de
marges reeds een relatief laag niveau hebben bereikt. Daarnaast kan
het zijn dat consumenten nog onvoldoende overstappen om leveranciers daadwerkelijk te disciplineren bij hun prijsstelling.
Voor gas zijn zo’n 4,3 % en voor elektriciteit ongeveer 8,5 %
van de consumenten geswitcht (Shestalova & Pomp, 2005). De
beslissing om al dan niet over te stappen is een kosten-batenafweging van de consument. De baten van overstappen kunnen
bestaan uit een lagere prijs of betere kwaliteit, zoals een hogere
servicegerichtheid en de mogelijkheid om te kiezen uit verschillende soorten contracten (bijvoorbeeld met vaste of aanpasbare
tarieven). Of een overstap ook leidt tot een lagere prijs, hangt af
van de besparingsmogelijkheden (zie kader).

Conclusie

De liberalisering van de markt voor kleinverbruikers valt
toevallig samen met een periode waarin de olieprijzen sterk
zijn gestegen en de belastingen op groene energie zijn gestegen.
Consumenten worden geconfronteerd met een hogere energierekening. Uiteraard is het nog te vroeg voor een evaluatie van
de effecten van liberalisering.7 Wel laat deze bijdrage zien dat de
hogere energierekening niets te maken heeft met de liberalisering van de markt.
De belangrijkste factor achter de hogere energierekening is
de stijging van de kosten van opwekking (vanwege de hogere
olieprijs). Ook de stijging van energiebelastingen en de kosten
van meterhuur vormen belangrijke verklaringen. Daar staat
tegenover, dat de ontwikkeling van de gereguleerde netwerktarieven voor gas en elektriciteit is achtergebleven bij de inflatie.
In de communicatie over de effecten van liberalisering is het
dan ook van belang om de verschillende oorzaken van de ontwikkeling van de energierekening goed voor het voetlicht te
brengen. â– 
Peter Meulmeester en Robert Haffner

Literatuur
DTe (2004) Advies metermarkt kleinverbruikers. 19 mei, www.dte.nl.
EnergieNed (2004) Energie in Nederland 2003. Arnhem.
Haffner, R.C.G. & P. Meulmeester (2005) Kosten en baten van regulering van
elektriciteitsnetwerken. ESB, 7 oktober 2005, 430-433.
Janssen, M.C.W. (2005) Telecommunicatie: the winner takes it all? ESB, 30 juni,
D12-14.
Shestalova, V. & J.M. Pomp (2005) Overstapkosten en welvaart. ESB, 30 juni,
D10-11.

Gemiddelde besparingsmogelijkheid
voor energieconsumenten
Sinds 1 juli 2004 kan een klant switchen. Indien hij op dat
moment niet bij de goedkoopste leverancier zit, kan bij een
gelijkblijvend verbruik de energierekening worden verlaagd
door naar de goedkoopste leverancier te switchen. Het verschil
in de energierekening bij de oude en de nieuwe leverancier is
de besparingsmogelijkheid voor deze klant.6
Figuur 4 beziet de gemiddelde besparingsmogelijkheden
voor een kleinverbruiker. Dit is een naar aantal klanten
gewogen gemiddelde van alle besparingsmogelijkheden in
de sector (spreidingsmaatstaf). Uit de figuur blijkt dat in het
derde kwartaal van 2004 kleinverbruikers gas relatief veel
besparingsmogelijkheden hebben, maar dat deze sindsdien zijn
afgenomen naar zo’n veertien euro per jaar. Bij elektriciteit zijn
er minder besparingsmogelijkheden, namelijk ongeveer zeven
euro per jaar. Voor huishoudens met een relatief dure leverancier of met een groter verbruik kan de besparing hoger zijn.
Figuur 4. Gemiddelde besparingsmogelijkheid per jaar voor
consumenten elektriciteit en gas, in euro

50,00
40,00

gas

30,00
20,00
elektriciteit

10,00
0,00

04-Q3

04-Q4

05-Q1

6 Het gaat hier om contracten voor onbepaalde tijd.

464

ESB  21-10-2005

05-Q2
7 Een dergelijke evaluatie zou een brede insteek moeten kiezen, waarbij naast
prijseffecten ook gevolgen voor de kwaliteit en de dynamiek worden betrokken.

Auteurs