Ga direct naar de content

De economie anders denken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 8 2005

De economie anders denken
Aute ur(s ):
Arjo Klamer (auteur)
De auteur is hoogleraar culturele economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. www.klamer.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4457, pagina 147, 8 april 2005 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Heeft het zin de economie anders te denken? Kunnen we buiten de vraag- en aanbodcurven om en voorbij het boekhoudkundig systeem
waarin we de economie normaliter denken? Kunnen we af van de gedachte dat alles wat we denken een of ander beleid moet dienen?
In een enqu•te voor economen wordt mij gevraagd naar de inflatie, begrotingstekorten, vrijhandel en wisselkoersen. Zijn wij dan
veroordeeld om het over die zaken te hebben? Worden wij inderdaad geacht om ons vooral druk te maken over efficintie, economische
groei, consumptie en marktwerking? En dienen we steeds weer uit te gaan van mensen die het eigen belang nastreven en daarin rationeel
zijn? In mijn vorige column (november 2004) stelde ik dat het hoog tijd werd voor een alternatief. Een alternatief dat de eenzijdige nadruk
op prijzen zou omzeilen, meer oog heeft voor de rijke schakering aan waarden die het leven en samenleven waardevol maken, en dat een
tegengif zou zijn tegen het cynisme waar het standaard economisch denken zo gemakkelijk toe verleidt. De respons was minimaal, dus leg
ik nu een alternatief voor.
Laten we beginnen met het besef dat een econoom als Adam Smith geen antwoorden zou hebben gehad op de vragen van de economenenquete, niet dacht in termen van rationeel gedrag en geen weet had van boekhouding. Bij Ronald Coase moet je niet aankomen met
beleidsvragen. Hun denken dient er vooral toe om het dagelijks leven, en dan vooral het samenleven, te begrijpen. Dat is een mooi doel,
maar hoe te beginnen?
Mijn voorstel is om weer eens bij Aristoteles te rade te gaan. Mensen zijn sociale wezens, beweert hij, op zoek naar het goede. Wat dat
goede is, laat hij in het midden. Het heeft iets te maken met waarden die wezenlijk zijn, waarden zoals vriendschap, gemeenschap, kennis,
en wijsheid. Anders dan het Kantiaanse rationaliteitsmodel waarmee economen gewend zijn te denken, geeft het mensbeeld van
Aristoteles geen zicht op een algoritme. Het is eerder een denkwijze die gericht is op het handelen, op hoe te handelen vooral. Doe ik er
goed aan meer contractonderzoek te doen voor geld? Betaal ik mijn kinderen voor een goede prestatie? Doen we er goed aan overtreders
van de wet een acceptgiro te sturen? Het zijn morele vragen en de wetenschap die zich daaraan wijdt, is een morele wetenschap. Niet
alleen Aristoteles zag het economische leven door een morele bril, maar ook Thomas Aquinas, Adam Smith en, naar zijn zeggen, John
Maynard Keynes deden dat.
Aristoteles dacht dat de ruil op de markt iets oneigenlijks had. De reden daarvoor is dat hij vanuit de oikos dacht, oftewel de
gemeenschap (het thuis) van waaruit mensen handelen. In de oikos ruil je niet en ben je niet louter en alleen uit op eigengewin. Nu
denken we positiever over de markt. De aristotelische achterdocht is ons echter niet vreemd. De markt blijft taboe voor tal van goederen.
Neem het gezin. Voor velen van ons is een goed gezin een belangrijk goed. Velen zullen zelfs zeggen dat hun gezin op de eerste plaats
komt. Gezinnen kosten geld, veel geld, maar ze zijn niet te koop. Vriendschap is een ander waardevol goed dat zich niet voor de markt
leent. En wat te zeggen van de wetenschap? De markt rukt op maar met vereende krachten proberen we haar op een afstand te houden.
Iemand die te veel geld vraagt voor te veel contractonderzoek, zet zijn of haar wetenschappelijke reputatie op het spel.
Denk met Aristoteles mee en het wordt duidelijk dat verreweg de meeste handelingen, de meeste interacties niet op de markt en ook niet
via de overheid plaatsvinden, maar in het sociale verkeer. Denk maar weer aan die gezinnen, de vriendenkringen, het vriendschappelijk
omgaan met collega’s: daar komt geen markt en geen overheid aan te pas. In navolging van sociologen noem ik het sociale domein de
derde sfeer. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat die derde sfeer, met de oikos, het belangrijkste is. Daar
worden de belangrijkste waarden gegenereerd en gerealiseerd.
Neem de avond in het cafŽ. Door de normale economische bril zien we de consumpties die besteld worden, de rekening die betaald
wordt, en misschien nog wat overheidsregels. Maar dat is slechts een zeer beperkte selectie van wat zich in dat cafŽ afspeelt, en ook niet
de meest belangrijke. Het gaat eerder om de sfeer die in dat cafŽ gemaakt wordt, de gezelligheid, om de gesprekken die je voert, de
vriendschap die je bevestigt met dat cafŽbezoek, of de liefde die daar zou kunnen ontstaan. Kortom, de waarden die tijdens zo’n avond
gerealiseerd worden, zijn van een totaal andere orde dan de toegevoegde waarde die de economen meten en weten.
Zo denken, doet je denken aan de waarden die er toe doen. En dat geeft te denken over de merkwaardige situatie die we nu in de
samenleving aantreffen. Nog nooit waren Nederlanders gezegend met zoveel economische waarden, zoals gemeten in het bruto nationaal
product. Toch nemen de gevoelens van onbehagen hand over hand toe. Blijkbaar is er een tekort aan waarden die er werkelijk toe doen,
waarden als solidariteit, gemeenschapszin, betrokkenheid. Waarden waarvoor het standaard economische denken geen serieuze
aandacht heeft, maar die centraal staan in het aristotelisch perspectief dat ik hierbij voorstel.

Literatuur
Klamer, A. (2005) In hemelsnaam: de economie van overvloed en onbehagen . Baarn: Uitgeverij Ten Have.

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur