Ga direct naar de content

Effect minimumjeugdloon-stijging op supermarkten is relatief klein

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 9 2025

In de Tweede Kamer is een motie aangenomen om het minimumjeugdloon te verhogen. Hoewel de supermarktbranche vreest voor forse prijsstijgingen, blijkt de loonstijging maar een beperkte invloed te hebben op een afname van winst en omzet van de branche.

In het kort

  • Door het plan om het minimumjeugdloon te verhogen, zullen de loonkosten in supermarkten met 5,3 procent stijgen.
  • Deze loonstijging is gelijk aan 18,9 procent van de winst voor belasting en 0,71 procent van de omzet van de supermarkten.

De Tweede Kamer (2025) heeft recent, doordat een motie van Laurens Dassen is aangenomen, besloten dat het minimumjeugdloon omhoog moet. Deze motie heeft minister Mona Keijzer naast zich neergelegd. Voor de verhoging zijn echter goede redenen, want het Nederlandse minimumjeugdloon is laag vergeleken met dat in buurlanden en veel jongvolwassenen kunnen er nauwelijks van rondkomen (MinSZW, 2025). Een verhoging zou een grote impact hebben op jongeren, aangezien een zeer groot deel slechts het minimumjeugdloon verdient of er net iets boven zit (CBS, 2024). Dit is zeker het geval in de supermarktsector waar de cao-lonen amper boven het minimumloon uitkomen (VGL, 2024).

Werkgevers in de supermarktsector stellen echter dat de loonsverhoging zal leiden tot forse prijsstijgingen (Braak, 2025; Braak en Meijsen, 2025). Rondom deze claim is enige nuancering gepast. In dit artikel doen we dat door te berekenen wat de verhoging zou kosten voor de Nederlandse supermarktbranche, en wat daarvan het effect op deze branche en de consument kan zijn.

Het minimumjeugdloon

Het minimumjeugdloon geldt voor jongeren van vijftien tot en met twintig jaar, en is een percentage van het minimumloon voor volwassenen (tabel 1). Jongeren onder de vijftien vallen niet onder de bescherming van het minimumjeugdloon, terwijl vanaf 21 jaar iedereen recht heeft op ten minste het minimumloon voor volwassenen.

Methodologie

Om tot een schatting van de loonkostenstijging voor supermarkten te komen, vermenigvuldigen we het arbeidsvolume in supermarkten per leeftijd met de loonkosten (de brutobeloning plus de verdere loonkosten) per leeftijdsjaar, en vergelijken we de oude en nieuwe situatie (na de motie-Dassen).

Voor het arbeidsvolume per leeftijd kijken we naar de Benchmark supermarkten 2024. Hieruit volgt dat twee procent van het totaal aantal gewerkte uren in de supermarkten geleverd wordt door 13- tot 15-jarigen, 19,5 procent door 15- tot 18-jarigen en 18,5 procent door 18- tot 21-jarigen.

Deze data geven een precies overzicht van het arbeidsvolume voor jongeren, maar moeten nog verder per leeftijd worden opgesplitst. Deze verdere onderverdeling maken we door de verdeling, zoals deze volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de gehele sector Handel geldt en waar supermarkten onderdeel van zijn, toe te passen op de data vanuit de benchmark. Wanneer we deze relatieve arbeidsvolumes met de verdere CBS-data over het aantal gewerkte uren in de sector vermenigvuldigen, komen we tot het absolute arbeidsvolume per leeftijd. Dit volume indexeren we naar 2024 op basis van de verandering van het arbeidsvolume tussen 2023 en 2024, zoals gerapporteerd in de Benchmark supermarkten.

Om tot een schatting van het huidige en het nieuwe loon te komen, nemen we aan dat iedereen in het oude stelsel het minimum uit de cao VGL (Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen) voor zijn of haar leeftijd betaald krijgt. Daarmee overschatten we de kosten van de verhoging, omdat een deel van de jongeren nu al meer dan het voor hen geldende minimumloon verdient. Hun loon hoeft daardoor minder te worden verhoogd bij een stijging van het minimumjeugdloon.

Voor het nieuwe loon kijken we naar wat het minimumloon op 1 juli 2024 zou zijn geweest als de voorgestelde staffel toen al van kracht was geweest. Voor zowel het oude als het nieuwe loon verhogen we het minimumloon (inclusief vakantiegeld) met 22 procent loonkosten, omdat deze net als het brutoloon zullen stijgen. Dit percentage is gebaseerd op de loonkosten in 2024 bij een flexibel contract voor een kleine werkgever in de sector Detailhandel en ambachten, zoals vermeld door UWV. Daarmee schatten we de loonkostenopslag iets hoger in dan gemiddeld het geval is, omdat een deel van de ondernemers grote werkgevers zullen zijn en een deel van de werknemers een vast contract heeft, waarvoor lagere werkgeverslasten gelden.

De totale loonkosten zouden in 2024 voor de gehele supermarktbranche 333 miljoen euro hoger zijn uitgevallen als het nieuwe minimumjeugdloon al in 2024 geïntroduceerd was geweest (tabel 2). Hierbij nemen we aan dat supermarkten hun personeelsbeleid niet zullen wijzigen als gevolg van de minimumloonstijging en bijvoorbeeld meer minderjarige jongeren in plaats van wat oudere jongvolwassenen in dienst zouden nemen. Doen zij dit wel, dan zal dit bedrag lager uitvallen.

Wanneer we deze 333 miljoen euro afzetten tegen de totale loonkosten voor de gehele sector (volgens het CBS), dan zien we dat de totale loonkosten voor supermarkten door de verhoging van het minimumjeugdloon met 5,3 procent toenemen (tabel 3).

De loonkostenstijging moet ergens van betaald worden. Als de gestegen loonkosten betaald worden vanuit de winst voor belasting, daalt deze met 18,9 procent. Dit betekent dat de sectorwinst niet op 1,77 miljard, maar op 1,44 miljard was uitgekomen. Supermarkten maken dus, gemiddeld genomen, voldoende winst om de loonkostenstijging hieruit te kunnen dragen.

Als supermarkten hun winst niet willen laten dalen, kunnen zij besluiten de productprijzen te verhogen. Om de winst voor belasting gelijk te houden bij een gelijkblijvende afzet, is een gemiddelde prijsstijging van 0,71 procent nodig. Ter illustratie: een zak aardappelen van 3 kg bij Albert Heijn zou dan 3 cent duurder worden, van 4,29 euro naar 4,32 euro.

Conclusie

Het effect van de minimumjeugdloonstijging op supermarkten is relatief beperkt. De totale loonkostenstijging valt in verhouding tot de winst en de omzet erg mee. Supermarkten maken gemiddeld genomen voldoende winst om de verhoging uit de winst voor belasting te kunnen betalen. Zelfs als ze besluiten de kosten aan de consument door te berekenen, blijft het effect met een prijsstijging van slechts 0,71 procent minimaal. Voor achttienjarigen betekent de maatregel echter een loonsverhoging van veertig procent. De voorgestelde minimumjeugdloonverhoging levert dus een aanzienlijke inkomensverbetering op voor de laagstbetaalde werknemers, tegen zeer lage kosten.

Getty Images

Literatuur

Braak, B. (2025) Reacties: ‘Desastreuze’ stijging jeugdloon knalt prijzen omhoog. Artikel op www.distrifood.nl, 23 april.

Braak, B. en J. Meijsen (2025) Marshoek: Stijging jeugdloon kost supers €228 miljoen per jaar. Artikel op www.distrifood.nl, 28 april.

CBS (2024) Werkgelegenheid en minimumloon; kenmerken werknemer, SBI2008. CBS StatLine, 30 oktober.

MinSZW (2025) Verkenning wettelijk minimumjeugdloon. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rapport, 25 maart. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.

Tweede Kamer (2025) Nader gewijzigde motie van het lid Dassen c.s. over de stapsgewijze verhoging van het minimumjeugdloon, 36600-XV-81. VGL (2024) Levensmiddelen, grootwinkelbedrijven VGL. Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen, 12 januari. Te vinden op uitvoeringarbeidsvoorwaardenwetgeving.nl.

Auteurs

Plaats een reactie