Ga direct naar de content

Een te hoge arbeidsinkomensquote

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 14 2002

Een te hoge arbeidsinkomensquote
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
DNB
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4366, pagina 475, 14 juni 2002 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur

De huidige loonontwikkeling maakt de kracht van het ontluikende economisch herstel onzeker.
Hoewel nog altijd pril, tekent zich in de dnb-conjunctuurindicator (figuur 1) de laatste maanden steeds duidelijker een conjunctureel
herstel af vanaf het derde kwartaal van dit jaar. De indicator laat vanaf het eind van de zomer zelfs een (bescheiden) opwaartse
beweging zien, wat duidt op een groei op of boven trendmatig. Hierbij moet evenwel aangetekend worden dat een trendmatige groei
vanaf het derde kwartaal zich niet zal vertalen in een hoog jaarcijfer voor de groei in 2002. De technische doorwerking van de lage
groei in 2001 en de stagnatie van de economie in het eerste kwartaal duiden op een jaarcijfer dat onder de één procent kan blijven.
Daarbij komt dat de voorspelde kracht van het herstel nog ongewis is. Aanleiding daarvoor is de sinds afgelopen jaar uitbundige
loonontwikkeling, zich uitend in een fors oplopende arbeidsinkomensquote (aiq).

Figuur 1. De dnb-conjunctuur-indicator
Het evenwichtsniveau van de aiq
De arbeidsinkomensquote geeft weer welk deel van het nationale inkomen de beloning vormt voor de productiefactor arbeid. Het
complement, de kapitaalinkomensquote, is de kapitaalbeloning en kan gezien worden als een maatstaf voor de winstgevendheid. Omdat
winsten een belangrijke financieringsbron zijn voor investeringen, laat een hoge aiq minder ruimte voor kapitaalinvesteringen. Daarnaast
leidt een gemiddeld lage (of zelfs negatieve) winstgevendheid tot een afvloeiing van personeel en daarmee een lagere
werkgelegenheidsgroei.
Wat is het evenwichtsniveau van de aiq en is dat niveau ook het gewenste? Het evenwichtsniveau hangt af van een aantal factoren,
waardoor het zowel in de tijd als van land tot land kan verschillen. Een van de factoren die het evenwichtsniveau bepalen, is de
sectorstructuur van de economie. Indien een land relatief kapitaalintensieve productie voortbrengt, moet het aandeel van de
kapitaalbeloning hoger zijn dan indien een land juist veel arbeidsintensieve productie heeft en arbeid een groter deel van de
factorbeloning opeist. Een schatting van de evenwichts-aiq op basis van een normale reële kapitaalbeloning komt voor Nederland op 84
(percentage van de netto toegevoegde waarde marktsector) voor het jaar 2000 [1]. Daarbij werd terecht opgemerkt dat het
evenwichtsniveau niet hoeft overeen te stemmen met het maatschappelijk gewenste niveau. Het verschil ontstaat vanwege de hierboven
besproken relatie tussen enerzijds de aiq en anderzijds de winst-gevendheid en de werkgelegenheidsgroei: een aiq onder het
evenwichtsniveau bevordert de winstgevendheid en de werkgelegenheidsgroei.
Het gewenste aiq-niveau
In 1998 stelde de ser in haar middellange termijn advies dat het gewenste niveau van de aiq op 80 ligt. Dit was toen nog slechts weinig
onder de werkelijke waarde van 81. Sinds 1998 maakt de werkelijke aiq echter een ononderbroken stijging door tot 85 in 2001. Dit jaar
dreigt onder invloed van de afnemende groei en de sterk stijgende lonen de aiq nog verder weg te lopen van het gewenste en ook van
het evenwichtsniveau. De vergelijking met begin jaren negentig doemt op: ook toen steeg de aiq in slechts enkele jaren fors, tot boven
de 86 in 1993. Dit ging destijds gepaard met een afnemende winstgevendheid en werd na enige tijd gevolgd door een fors oplopende
werkloosheid 2. Arbeid prijsde zich uit de markt.
In de huidige conjuncturele situatie lijkt hetzelfde patroon weer te ontstaan (zie figuur 2) De fragiliteit van de arbeidsmarkt komt – in

tegenstelling tot begin jaren negentig – op dit moment nog niet tot uitdrukking in de gemeten werkloosheid, die pas recent weer boven de
twee procent uitkomt. Nederland kent echter nog een aanzienlijke hoeveelheid onbenut arbeidspotentieel, vervat in het grote bestand
wao-ers en de lage participatie onder lager opgeleiden en 55-plussers. Om ook deze groepen te betrekken bij het arbeidsproces, zijn een
gematigde loonontwikkeling en lagere aiq nog steeds noodzakelijk. De ongunstige ontwikkeling van de aiq zet de winstgevendheid van
bedrijven onder druk en kan een snel herstel van de investeringen ondermijnen. Dit maakt de kracht van het verwachte conjuncturele
herstel vooralsnog onzeker

Figuur 2. Arbeidsinkomensquote en geregistreerde werkloosheid

1 Zie N. Draper en F. Huizinga, ELIS: equilibrium labour income share, in: CPB Report, nr. 00/03, september 2000.
2 Zie P.J. van Els en L. Keijzer, Werkgelegenheid en arbeidsinkomensquote, ESB, 9 februari 1994, blz. 130-132.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur