Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1629

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 28 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Ec*onom1sch,-wStat1*stI
“sche

Berichten
,

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HEr NEDERLANDSCH ECONOMiSCH INSTITUUT

33E
JAARGANG .


WOENSDAG 28 JULI i48

No, 1629

De wereidpositie van suiker (1)
door Th. C.
Geudeker
589

Boek bes
p
rek ing:
‘eerdegelde Gedachten,

Opstelleii,

aangeboden
aan Prof.
1)r N.
J. l’olak
door C.

A. A. van Lsitterce(.

……….
590

A a n t e k e n in g:
De

Lonile,ise

iiiarkt

voor

selilhierijen

………………
594

Internationale

notities:
1-laiise

In

dc

Amerikaanse

bouwnijverheid

…………
594
Reii

vijtjarenpinn

In

Japan

……………………..
594
i)e Argentijnse staatsbegroting voor 1949

…………..
595

Ontvangen

hoeken

en

brochures

…………….
595

Geld

en

kapitaalmarkt

……………………
595

Statistieken:

_
]iankstaten

………………………………….
596
i)e

kolenpositie

van

Nederland

……………………
597
1)0

kolcuipositie

Van

België
……………………….
597
Stand

van

‘s

Rijks

Kas

…………………………
597
In leegi ugeuk cii teruugbetal ingeul op particuliere span rbockj es
hij (Ie Algemene Spaar- eis Lijïrentekas ja België

.
597
Overzicht v.qn (Ie opljreutvst der 1{ijksunlddeleus

…………
SOS
‘Verkeer en vervoer in Nederland

………………..
.

599
B
011(1
In- cii uitvoer der Vcrcn igde Staten

…………….
600
tiouidprouluetie

………………………………..
600
1 uleggingen en terugbetalingaus hij dc spaarbausken in Neder-
111,1(1

………………………………………
600
Eui ge 1 uidexeljfers van de industriële productie lii Nederland
600

van algehele regeling der conflicten tussen West en Oost

werden afgewezen. Te Berlijn 4iet generaal Clay thans zijn
taak in het in stand houden van de luchtbrug en liet ver-
mijden van oorlog. rremidden der wederzijdse verkennings-

acties – de Russen gingen over tot definitieve uitgifte

van nieuwe marken, de Engelsen en Amerikanen zetten

de doorvoer perspoor met de Russische zône stop – begint
het Westen thans meer grond onder de voelen te voelen.
}Iandhaving van de eis tot regeling van de Berlijnse
kwestie, maar bereidheid tot discussie: het Amerikaanse
standpunt staat reeds iast, temeer nu de basis ervan door ccii gelijkgezinde verklaring van Dewey werd verbreed.

Brede grondslag: deze vond ook André Marie, de Franse
kabinetsformateur, na het afleggen van zijn regeringsver-
klaring in de Assemblée; slechts uiterst links en uiterst
rechts bleken niet te overtuigen. Wie staat, zie toe dat hij

niet valle: de socialisten, aanvankelijk niet bereid alle
aangeboden portefeuilles te accepteren – zij achtten de
kabinetsformateur in zijn optreden bjijkbaar meer radicaal
dan socialist – hebben thans slechts aarzelend hun fiat
gegeven. Gelijk hij Dr Bed, in een dood slop geraakt en
met een tweecfe opdracht belast? ,,Courage”,
,,’t zal wel gaan”. Op smallere basis?

Te Parijs werd deze vraag dooi’ Paul Floffman met be-

trekking tot het E.R.P. ontkennend beantwoord. Doel
van zijn komst was, naar hij tevoren had verklaard, de

vertegenwoordigers der VestEuropese landen ,,a sense of
urgency” bij te brengen; zijn betoog in de vergadering
legde het accent op de noodzaak tot nauwere samenwer-
king. –

Nuttige wenken ook voor Indonesië, waar, op republi-keins initiatief de onderhandelingen over de’toekomstige
status van de Republiek werden afgebroken? Komt, laat
ons voortgaan. kind’ren. De een tot steun den ander?. Japan
ziet blijkbaar in, dat stilstaan licht kan hind’ren en heeft
thans een officieel vijfjarenplan voor verdere industriali-

satie; het is soms moeilijk te vatten, dat China, waar de
rijstprijs van 38 tot 42 mln Chinese dollars per pikol is ge-stegen, aan de zijde der overwinnaars uit de oorlog kwam. Inmiddels lijken de geruchten, dat er ook voor Azië een-
Marshall-plan
Op
het programma staat, voorbarig; ‘d
Verenigde Staten beginnen zich, wat de binnenlandse
prijsontwikkeling betreft, op los zand te voelen. Weliswaar
‘is President Ttuman’s bijeenroeping van de speciale zitting
van het Cdngres in hoofdzaak bedoeld om zijn politieke
tegenstanders tot positie_kiezen te dwingen – de binnen-
landse politiek is de zwakke stee der republikeinen
I
, een
feit is echter, dat sinds de opheffing der prijsbeheersing
de kosten van levensonderhoud thans een recordhoogte

hebben bereikt. Voor een deel van deze kosten is echter
reeds een oplossing gegeven door de American Vegetarian
Party, die na de Progressieve Partij van Wallace als vierde
de verkiezingsarena heeft betreden; haar candidaat voor
het vice-presidentschap, Symon Gould, heeft in een mani-

fest uiteengezet, dat de Amerikaanse vegetariërs are
completely,immune to the nerve reactions of the spiralling
meat price”. –

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; 11. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F de Vries;

J. H. Lubbers (RedacteurSecretaris).
‘ Assislent-Reilacteur: A. de iVit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Menens; R. Miry; J. tan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegeoens ooe,’ adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde Qan dit nummer.

INHtUD:’

Blz.

De artikelen van deze week ……..583

S’ornmaire, summaries ………………583

Het experiment door Prof. Dr Jr J. Goudriaan ….
584

Kunststoffen
door Mr E. J. Hamers …………
587

DEZER

DAGEN

bepaalden de
e
s
t
e
lijk
e
‘geallieerden hun positie in het
Duitse; l)rOhleem. Vooral cle Amerikanen brachten

het
overleg
01)
het hoogste niveau, waarbij zowel de agressieve
uitlatingen van generaal Donovan als Bevin’s gedachte

-/

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZO U T I,N D U S T R IE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:’

zoWzuur, (alle kwali:iiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloog, causric sothi.

ROTTERDAMSCHE

BANK

225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND

IOUMENTAIRE

ACCREDITIE VEN

INCASSEERINGEN

OP BINNEN- EN

BUITENLAND

BehandeTing v.n alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle
s

assurantin.

R. MEI18 & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM
‘S-GRAVENHAGE
DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINGEN

1

Groothandel

Weekblad voor
de
internationale handel

Heeft U al eens

een proefnummer

aaflgevraagd?

H. A. M. Roelants

Schiedam

E
EMBO
i

De economische, posif ie van

de belangrijksfe landen

Economisch

Statistisch Kwartaalbericht

Research-uitgave van

het Nederlondsch Economisch Instituut

*

Het tweede nummer

van de jaargang 1948 is verschenen

– Jaarabonnementen 16.50; voor abonn?s ,,E.-S.B.” f5.—

1
Telefoon 38340 – Rotterdam – Giro no. 8408

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten


v.V.S• –

• Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
S

te zijn.

Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf I Co’s bureaux voor den handel N.V.

Amsteistraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (S lijnen)

40ste publicatie van het Nederlandsch Eco-

nomisch Instituut

– –

Dr J. H. van Stuijvenberg
Enkele economische aspecten van de

kersenteelt in Nederland

Prijs
t
6._*

(Prijs voor leden en donateurs van het Ne-

derlandsch Economisch lnstituut.f 4.50)

*

Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers

DE ERVEN F. BOHN N.V. – HAARLEM

1*

ASSOCIATIE CASSA

KASSIERSINSTEWNG

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT 179
S
AMGTERDAM-C

,,HOLLA.NDIA”.

HOLLANDSCHE FABRIEK VPN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

28 Juli 1948

1

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

583

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. Dr Ir J. Goudriaan,
Het experiment.

Blijkens de Memorie van Toelichting op het Wetsont-

werp over de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie betreft
het hier een raamwet; het is de bedoeling om o.a. in het

licht der bereikte resultaten aan de verordenende bevoegd-
heden uitbreiding te geven. Dit laatste bewijst, dat men,

ondanks de dogmatische vooropstelling van de P.B.O.,

toch niet doof wil zijn voor de stem van de ervaring en van

het experiment. Op één gebied nu worden de resultaten
van experimenteren met de corporatieve organisatie reeds
regelmatig gepubliceerd: de mijnindustrie, waar op 20

Juni 1945 de Mijnindustrieraad is ingesteld.
Neemt men in aanmerking, dat de productie en de pro-
ductiviteit van de Nederlandse mijnen nog steeds lager

zijn dan tijdens de Duitse bezetting en dat de toeneming
dezer grootheden achterblijft bij die van de industrie in

het algemeen, dan is de conclusie, dat uit deze resultaten geen enkele aanwijzing kan worden geput, dat de M.I.R.
heeft bijgedragen tot verhoging van de maatschappelijke

doelmatigheid van de Nederlandse steenkoolproductie.

MT
E.
J.
Hamers,
Kunststof/en.

De ontwikkeling der kunststoffenindustrie dateert van
omstreeks 1925. Vooral de Duitse chemische industrie heeft
hier baanbrekend werk verricht; vooral de Verenigde Sta-
ten hebben, in het bijzonder gedurende de laatste oorlog,
een enorme kunststoffenproductie bereikt. Uiteraard mag

Nederland in de vervaardiging en verwerking van kunst-
stoffen niet achterblijven. Deze . overweging leidde, in
1946, tot instelling van een Kunststoffencommissie, welker rapport onlangs is gepubliceerd. De commissie heeft vooral
aandacht besteed aan die (nieuwere) kunststoffen, voor
welke in Nederland een voldoende toepassing te verwach-

ten valt (al wordt in het rapport gezinspeeld op export-• mogelijkheid). Zij heeft de beschikbaarheid van grond-
stoffen (eigen productie en import) geconfronteerd met de
geschatte binnenlandse behoefte, rekening houdend met de productiecapaciteit, die minimaal noodzakelijk is om
een rendabele productie mogelijk te maken. Tevens is
aandacht geschonken aan vraagstukken van research en
samenwerking in de kunststoffenindustrie. Alles bijeen
genomen geeft het rapport de voornaamste richtlijnen
aan voor de industrialisatie op kunststoffengebiëd in
Nederland.

Th. C. Geudeker,
De
wereldpositie van suiker (1).

Voor de wereidsuikerproductie staan vele en uiteen-
lopende cijfers ter beschikking. Vast te stellen is echter,

dat tijdens de campagne 1946/’47 de vooroorlogse pro-
ductie nagenoeg was bereikt; de suikerproductie is de
laatste tijd in het algemeen belangrijk toegenomen. Voor de oorlog bedroeg de suikerbehoefte van Europa
– de andere werelddelen komen in volgende artikelen
aan de orde – 11 t 12 mln ton, waarvan 8 t 9 mln ton
uit eigen productie kon worden gedekt. Dit jaar is Europa
ongeveer tot de vooroorlogse productie teruggekeerd, een
resultaat, dct in hoofdzaak valt toe te schrijven aan de
sterk toegenomen productie in Rusland. Onder de landen,

die hun vooroorlogse productie ongeveer hebben bereikt,
zijn er vele (o.a. Nederland), die ook op import aaIievezen
blijven. Als voorbeeld van de hieraan verbonden moeilijk-
heden kan Engeland worden genoemd: vöôr de oorlog
moest 77 pCt der suikerbehoefte worden geïmpoteerd;
tijdens de oorlog werd de binnenlandse productie met 37 pCt
verhoogd; import blijft echter nodig en deze stuit op de

dollarschaarste.

SOMMAIRE.

Frofesseur J. Goudriaan,
Une expérimentation.

Le Gouvernement néerlandais a récemment introduit

un projet de Loi relatif t l’Organisation Professionnelle.

Ce projet se borne t tracer les principes généraux et sera

complété plus tard t la lumière de l’expérience acquise.

Cependant le ,,Mijnindustrie Raad” qui fonctionne depuis

1945, constitue déjt une expérimentation utile. Celle-ci

peut être csidérée comme étant un signal d’avertisse-

ment. En effet, la production houillère ne donne pas tou-
jours satisfaction.

Dr E. J.
Hamers,
Les ,natières plastiques.

Le rapport de la Commission néerlandaise sur la produc-

tion de matières plastiques, entamée en 1946, vient d’être

publié. La Commission a étudié le développemont de l’in-

dustrie plastique t l’étranger (notamment aux Etats-Unis),
la disponibilité de matières premières pour la production

pastique aux Pays-Bas, la demande t l’intérieur, lepro-

blème de l’organisation et de l’équipement des usines de
production, research, etc. Les Pays-Bas ont tout intérêt
t suivré de près le développement de l’industrie plastique.

Th. C. Geudeker,
La situation internationale du sucre (1).

La production de sucre en Europe a presque atteint fe
niveau d’avant-guerre. Toutefois, ii faut ajouter que c’est principalement grâce t l’augmentation considérable de la
production soviétique que ce résultat a été obtenu. ‘En
moyenne, la production dans les pays bénéficiares du
Plân Marshall progresse d’une façon satisfaisante. Ils
restent néanmoins tributaires de larges importations qu’ils
doivent payer en dollars.

SUMMARIES.

Professor
J. Goudriaan,
The experiment.

The Dutch Government recently introduced a Bill
concernihg the socalled ,,Public Organization of Busi-

ness”. This billcontains only broadprinciples, the purpose
being to complement the organization in the light of future
practical experiences. However, there is already an expe-
•riment: the ,,Mining Industry Council”, st up in 1945. This experiment is a warning signal, because coal pro-
duction is still unsatisfactory.

Dr E. J.
Hamers,
Plastics.

The report of the Dutch Plastics Cimmission,, set up
in 1946, has recently been published. The commission.
studied the development of the plastics industry abroad
(especially in the U.S.A.), tie availability of raw mate-
rials for plastics production in the Netherlands, the home

demand for plastics, the problem of the most economic
size of plastics producing plants, research etc. The Nether-
lands must prevent to fall behind in further deyelopment
of the plastics industry.

Th. C. Geudeker,
The world sugar position (I)

Sugar production in Europe is about to reach prewar
levels. This is, however, mainly a consequence of the
considerable increase of Soviet sugar production. On, an
averâge the Marshall countries are doing rather welL
Nevertheless they cannot do without considerable imports
which have to be paid for in dollars.

584

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli 1948

HET EXPFRIMENT.

In de sbciale economie is maar weinig gelegenheid om

te experimenteren en als het gebeurt zijn de organisators

‘van de proefneming zich zelden of nooit bewust, dat zij

met een experiment bezig zijn. Het gunstige resultaat
van de door hen getroffen maatregelen staat naar hun

mening bij voorbaat vast. De i’etenschappelijke nieuws-

gierigheid daar de afloop, de methodische twijfel aan hun
eigen deducties of speculaties en de onbevangen geestes-

houding om de werkelijkheid volstrekt onbvooroordeeld.

tegemoet te treden, is zelden hun deel. Ware het anders,

dan zouden zij aan het experiment waarschijnlijk nooit

zijn begonnen. Want de economische schade en het maat-

schappelijke leed, dat een niet geslaagde proefneming kost,
zijn meestal zo ontzagweklçend groot, dat zij ieder mens

met een greintje verantwoordelijkheidsgevoel er van

moeten weerhouden experimenten op enigszins grote

schaaPop liet economische leven uit te voeren.

Geleidelijke invoering, stapje voor stapje, onder voort-

durende publieke contrôle van alle resultaten, moet daar-
om de grondslag zijn voor elke vruchtbare en maatschap-

pelijk verantwoorde hervorming inde democratische staat.

Maar de dogmatici laten zich door deze verstandelijke over-

wegingen niet weerhoudèn; zij zullen nooit kunnen inzien,

dat men van elke maatregel liet resultaat eerst met zeker-

heid kent, als de ervaring haar beslissend woord gesproken

heeft; zij bezitten de volstrekte zekerheidreeds bij voorbaat.

In de Memorie van Toelichting op het Wetsontwerp

over de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie klinken beide

stemmen telkens door elkaar als de violen en trompetten
van een uit de maat geraakt orkest of, om een moderner
beeld te gebruiken, als een radio-ontvangst met stoorzender.

De oi’idertekenaars van dit Wetsontwerp zijn klaarblijke-

lijk gelovigen in cle P.B.O. Waartoe anders al deze omlag,

al dit bedrukte papier en 152 wetsartikelen?, Het begin

van de Memorie van Toelichting blaast dan ook een krach-
tige fanfare; de artikelen 131 tot en met 147 van de tekst
geven met hun tromgeroffel: ,,vervalt”, ,,vervalt”, ,,ver-

vallen”, ,,vervalt” de indruk van een omwenteling in de

Nederlandse wetgeving. Maar lees rustig door tot ge de verzoenende vioolstreek hoort van het laatste artikel: al
dit ,,verval” treedt niet in werking voor er nog weer
reeksen nieuwe wetten zijn gemaakt. Gij hebt te doen met

een
raanuvet.
Het begrip is u misschien wat nieuw en niet

direct duidelijk. Denk dan, dat ge de lijst ian de Nacht-wacht voor u hebt; alleen maar de lege lijst. De Nacht-
wacht zelf bestaat niet; die moet nog geschilderd worden.
Maar er komt niet ééii Nachtwacht, maar 10 of 20 meestei’-
wërken van dit formaat. Zij moeten nog geschilderd
worden; wij wèten niet, hoe zij er uit zullen zien wij staan,.

zoals de Memorie van T
oe
li
c
hti
n
g: zo beeldend zegt, ,,in

belangrijke mate(!) voor een terra incognita”. Maar gij
lielt alvast de lijst; gij hebt houvast aan die lijst; dat lege raam kunt gij voelen en tasten en dat zal dienen bij deze
grootse poging tot opbouw’ (,,Aufbau”) van nieuwe doel-
matige maatschappelijke organen.
Ge denkt misschien, even ter zijde, dat dit alles rijkelijk
ingewikkeld wordt..Alleen al 150 artikelenvoor het raam
en dan nog voor elk tafereel een sigen t. En gij herinnert u met weemoed de onvolprezen Veiligheidswet met zijn
30, de Arbeidswet Aalberse met zijn 100 artikelen.
Maar dit waren, zoals wijlen Zaalberg zei, ambtenaars-
wetten naar liet oude model, dor, stakerig en liet inlijsten

in een raamwet niet waard. –

Het is nu ,,de bedoeling
een deel Qan de taak der centrale

OQerheid
geleidelijk in de ongetwijfeld meer .deskundige

handen der. .bedrijfsgenoten te leggen ten einde de doel-
matigheid van liet maatschappelijk-ecônomisch stelsel(!)

te. vérgroten” (blz: 13).

Maar luister ook naar de stoorzender. ,,FIet ligt in de
natuur der dingen, dat groepen van bedrijfsgenoten als
regel de neiging hebben het stelsel van P:B.O. te bezien

– men dient dit nuôhtei’ t’ erkennen – in het licht van

wat zij zien als hun specifiek belang” (blz. 12).

,,In het algemeen (zullen) bij de instellingswetten aan-

vankelijk
betrekkelijk neinig
bevoegdheden worden ver-

leend” (blz. 13).

,,Aan de hand van de in de practijk blijkende be’hoeften

en door wijziging der omstandigheden opkomende mogelijk-

heden, alsmede in het licht der bereikte resultaten, (zal)

door wijziging en aanvulling der instellingswetten aan de

reeds verleende bevoegdheden uitbreiding moeten worden

gegeven” (blz. 13).

Daarom is het gewenst de opsornp’uing der onderwerpen,

voor welke de prdductschappen, hoofdbedrijf- en bedrijf-
schappen verordenende bevoegdheid kunnen krijgen, niet

in de raamwet, maar uitsluitend in de instellingswetten

op te nemen (blz. 13).

En nu weet gij meteen, wat er van uw raam overblijft.

Gij zoudt de rigiditeit overschatten, indien gij meende,

dat het van rubber was gemaakt. FIet is onderhevig aan

de invloed van de kleinkrimpers en de grootgroeiers van
Marten Toonder. Het varieert, van , ,betr ekkelijk weinig”,

zeg bijna nul, tot ,,een deel van de taak der Centrale

Overheid”, dat is bijna alles.
Het is een raam, dat alle leegte van alleen-maar-een-

raam vertoont en dat dadrenboven de enige eigenschap mist,

.die het Nederlandse spraakgebruik onverbrekelijk aan hét

woord raam verbindt, namelijk de vatheid van formaat.

Maar omdat dit Vetsontwerp’ niets regelt en alles moge-
lijk maakt, bestaat er grote kans, dat liet iedereen bevre-

digt. Is dit dan geen ideale oplossing, geschraagd bovendien
door het gezag van ,,$ooraanstaande” vertegenwoordigers
van ondernemers en arbeiders? liet is precies zo’n ideale

regeling voor de ecdnomische en sociale vrede als de over-

eenkomsten van Yalta. en Potsdam voor de wereldvrede.
Het veel gesmade Weense Congres gaf Europa, op een
paar plaatselijke oorlogen na, honderd jaren van voorspoe-
dige, ongestoorde ontwikkeling. Op grond van Yalta en

Potsdam is de voorbereiding.van de, derde wereldoorlog

begonnen.
Zoals de Grondwetsartikelen 152-154 reeds in het ver-

leden hebben gedaan,zulleii in de toekomst de 150 ai’tike-
len van deze lege raamwet in nog veel sterker mate d9-
belangen der georganiseerde groepen in duurzaam conflict

brengen met het algemeen belang.

De Memorie van Toelichting spreekt, zoals boven i’eeds

geciteerd, over de uitbreiding der verordenende bevoegd-
heid ,,in het licht der bereikte resultaten”.
Deze zwakke klanken bewijzen, dat men, ondanks de
dogmatische vooropstelling van de P.B.O. zijn oren toch
niet geheel wil sluiten voor de stem van de ervaring en
van het experiment. Maar liet is onbegrijpelijk, dat de
Memorie van Toelichting het doet voorkomen, alsof met de

P.B.O een ,,vrijwel geheel nieuw en onbekend terrein”
wordt betreden. Is men, sprekend over de ,,terra incogni-

ta”, niet het slachtoffer geworden van het doorzichtige
incognito, waarmee men deze zaak aandient?
Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie kan immers, krach-
tens haar natuur, nooit iets anders zijn dan een vorm van

corporatiee’e organisatie.
Het is een organisatie, krachtens
definitie en krachtens de duidelijke redactie van artikel

152 van de Grondwet, gebaseerd op de
corpora,
op vereni-

gingen van personen uit eenzelfde beroep of eenzelfde tak van bedrijf. ‘Wie publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie wil
en terugschrikt voor de veel duidelijker term corporatieve
organisatie, weet zelf niet wat hij wil of hij maakt zich aan
opzettelijke misleiding schuldig. Daarom is het toe te
juichen, dat, althans in de katholieke pers, liet woord
corporatief meer en meer als synoniem met de P.B.O. ge-

bruikt wordt
1).
De grotere of kleinere invloed van de

‘)
Zie bijv. De Volkskrant van 15 Juli jI. ,,Maar behoort in de
corporatieve maat5chappij der (nabije?) toekomst ook het econo-
misch rendement van ecn industrie niet mede de zorg te zijn van de
P.B.O. in dat bedrijf”.

28 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

585

Overheid op de corpora doet aan het-beginsel van corpora-
tieve orgaflisatie niet de geringste afbreuk. De economi-
sche geschiedenis laat ons vormen zien, waarbij de corpora

de Overheid en andere, waarbij de Overheid de corpora

beheerst en alle overgangsvormen tussen deze beide uitor-

sten. Maar het zijn alle leden van eenzelfde familie, de

eenkomt uit de ander voort en omgekeerd; het is een, strijd,
waarin het politieke aspect nog al eens verandert en,waar-
bij het economische resultaat op opmerkelijke wijze gelijk
blijft. .

lIet is dus precies omgekeerd als de Memorie van Toe

lichting zegt: wij kennen de zogenaamde terra incognita
zeer goed uit een onmetelijke, eetiwcnoticle 6rvaring, af-
komstig van verschillende landen en verschillende tijdperken

van nationale en stedelijke organisatie. De geschiedenis
van de cororatieve of publiekrechtelijke bedrijfsorgani-
satie loopt van het oude Griekenland. en hei Rome uit de
vervaltijcl via de middeleeuwse gilden naar het moderne
fascisme en nationaal-socialisme; zij heeft ook takken in

Indië, China en Japan en misschien zijn de Verenigde
Staten wel het enige land op de aardbol, waar men geen

sporen van haar kan ontdekken; de Verenigde Staten zijn,
naai’ men weet, het land met de hoogste welvaart.

Dr E. Brongersma heeft onbetwistbaar glijk, wanneer
hij in zijn boek over ,;Db opbouw van een corporatieven
staat” met insteniming de uitspraak van Othmar Spann

iteert, dat alle historische maatschappijvormen corpora-tief zijn geweest, behalve de democratische uit de negen-tiende eeuw
2).
Ilij had alleen .als Nederlander laatstge-
nbemde uitzondering kunnen uittrekkeh tot zijn eigen
land edert de opstand tegen Spanje. En indien hij zich,
krachtens de opzet van zijn boek, niet beperkt had tot
zuiver staatsrechtelijke gezichtspunten, had hij, voo het
goed begrip van de lezer de algemene opmerking kunnen

plaatsen, dat al deze corporatieve organisatievormen ge-
kenmerkt worden door een viijwel station naire techniek,
een vrijwel stationnaire grootte van de bevolking met een
vrijwel stationnair laag levenspeil en een-vrijwel station-nair en zeer hoog sterftecijfer.

Een beknopte verineldirig van- deze algemeneervaring,
met publiekrechtelijke bedrijfsörganisatie opgedaan, zou
in de Memorie van Toelichting niet hebben misslaan.
Maar men had desnoods de in ruimte en tijd ver
verwijderde ervaring bui ten’ bespreking kunnen laten,
indien men maar ,in plaats daarvan een nauwkeurige be-
schrijving had gegeven van hetgeen er in Nedrland op
dit ogenblik âan corporatieve organisatie bestaat en van
de resultaten, daarmee verkregen. –

De gehele organisatie van Seyss •lriquart, Fischbök
en Woltersorn is nu, meer dan 3 jaar na de vol-
ledige bevrijding, nog altijd springlevend. Er zijn bepaalde
straten in Den Flaag, waar men om de 10 huizen een naam-
plaat vindt van een bedrijfschap, een hoofd- of ondervak-
groep enz. Behalve’enkele vanzelfsprekende veranderingen
over de samenstelling van het bestuur, werken deze orga-
nen, ingesteld op wens van de vijand, maar gebaseerd op
artikel 152 en 153 van de Nederlandse Grondwet, nog net
zo als tijdens de bezetting. Men moet dit althans als
buitenstaander aannenen. 1-Jet proefschrift van Rupp
3),

het bekende arrest van de 1-loge Raad, waarbij de verplich-
ting tot contributiebetaling aan de ,,schappen” enz. ook na de
bevrijding werd gehandhaafd, en publicaties te hooi’
en te gras van ‘n paar willekeurige besluiten en ,,verorde-
ningen” – ziedaar vrijwbl alles, wat de gemiddelde burger
tot zijn beschikking heeft om zich een oordeel te vormen
over de werking van deze Duits-Nederlandse organisatie.
Een overzichtelijke docûmentatie over alles, wat zich

hier binnenskamers heeft afgespeeld of niet heeft afgespeeld

,

‘) Blz. 186.
‘) De werkzaamheden der organisatiecommissie; commissie
voor de opbouw(!) yan een zelfstandige (!) organisatie ter ontwikke-
ling (!) van liet bedrijfsleven. Samsom 1943. 1Ien beoordele de
titel (en de inhoud) naar het jaar van verschijning.

lijkt een allereerste eis om ,,het licht der resultaten” hel-

der te laten schijnen.
Maar er is één gebied. waarop de resultaten van het experi-
men

t met de corporatieve organisatie ‘ook nu reeds regel-

matig worden gepubliceerd. J–let laatste Kabinet Gerbrandy
heeft in demissionaire toestand, nog juist 1 of 2 dagen 66r
zijn aftreden, hij K.B. van 20 Juni
.
1945,
op grond van arti-

kel 152, 153 en 154 van de Grondwet de Mijhindustrieraacl

(M.I.R.) ingesteld. l)e Groiidwet zegt weliswaar duidelijk,

da

t een dergelijk lichaam alleen bij Wet tot stand kan

kosien, maar met een beroep op het Staatsnoodrecht heeft

men blijkbaar dit belangrijke besluit zonder enig zeggen-
schap van het parlement kunnen doorzetten. En sedertdien
heeft het parlement zich over nadere legalisatie van deze
zaak nog nooit bekommerd
4).

En wat zijn nu de resultaten? Zij blijken uit cle tabel
op hlz. 586.

De productie van cle Nederlandse. mijnen is nog
steeds lager dan

tijdens de Duitse bezetting. Toen jedroeg
zij 12
t
13 millioen ton; thans, bijna vier jaren na de he-
vrijding van hel Zuiden, beloop

t zij nog steeds géen 11 mii-

lioen ton. 1-let springt in het oog, dat Dr Ir Groothoff aaii
de opdracht van de Regering om voor 1948 12 millioen ton
te produceren niet meer kan iwldoen.


De productiviteit vn – de Nederlandse mijnen is-
nog steeds lager dan tijdens cle Duitse bezetting. Toen is
zij nimmer gedaald beneden een jaarg’emiddeldcvan 1.729

kg per ondergrondse dienst; na de bevrijding is dit getal
maar gedurende één maand gehaald, nl. tijdens de zgn.
kolenslag in Februari ’47; het tendeert nu op z’n hoogst
naar een gemiddelde van 1.700. 1-let blijft dus nog aanzien-
lijk beneden het plafond yan 80 pCt van de prestatie van 1938 (80 pCt van 2.369 is rond 1.900). dat door de mijn-
werkers direct na de bevrijding als begrenzing voor hun
arbeidsprestatie werd verlangd.

De kolenbalans van Nedérland vertoont na de oorlog
een tekort van rond 150 millioen gulden per jaar; véér de oorlog een overschot vén 20-25 millioen, berekend op de

tegenwoordige prijzen.
De toeneming van
de-lroductie’van
de Nederlandse
mijnen blijft belangrijk in in steeds stijgende mate ten
achter bij de toeneming van de Nederlandse productie in
het algemeen.
Ovei’ 1945 was er nog een avans, verklaarhaar uit de
8 maanden vroegere bevrijding. Over 1946 is het index-

cijfer van cle steenkoolprocluctie 62, dat van cle algeinene
productie 73; een achterstand van 11 op de 73, dus van
15 pCt. – – – – , –
Over 1947 zijn de indexcijfers respectievelijk 75 en 92;
een achterstand dus van 17 op de 92, dat is 18,5 pCt.
Berekend over de eerste 5 .maanden van 1948 zij ri dé
cijfers respectievelijk 81 en 102; dus een kclitstand van
21 op de 102, of- 20 pCi.

De toeneming van de productiviteit der Nederlandse
mijnen blijft belangrijk en in stijgende, mate ten achterbij de
algemene productiviteitsinde* in de Nederlandse industrie. Over 1946 zijn de indexcijfers 67 en 72; een-achterstand
dus van 5 op de 72, dus van 7 pCt.


Over 19.47 zijn de indexcijîers 69 en ’77; een achterstand
van 8 op de 77, dus van 10,4pCt.
Beide nevenstaande grafieken illusteren nog nader het
divergeren.d -beloop tussen prod uche- en ‘productiviteits-‘
ontwikkeling in dc steenkoolmijnen -en in de Neder-
landse industrie.
Men kan nu met goed wetenschappelijk scepticisme de
– vraag stellen: staat het volkofnen vast, dat het divergerend
beloop uitsluitend of althans in hoofdzaak te wijten is aan
de M.I.R.?
En dan luidt het antwoord:Geen.enkele conclusie uit

‘)
Over dc eigenaardige wijze, waaröp dit laatste kabinet Uer-
brandy gevormd werd, vindt men bijzonderheden in het boek van
Dr T. van den Tempel, Nederlandin Londen,’ hlz. 228 en vig. Men
mag aannemen, dat de parlçmentaire enquête de toedracht nog
verder zal ophelderen.

586

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli 1948

Productie en productiiteit in de Nederlandse steenkool-
mijnen en in de Nederlandse industrie
1).

Steenkool
Indexeifer
Productie Indexcijfer
Produetiviteit

Tijdvak
Pro-Td.per

,
dictie

oiderr.

1:000 t.

in kg.

S

Algem.
SCi

Algern.kool

1938
13.488
2369
100 100
.
100
100
1939
12.861 2373
95

100

1940
12.145
2031
90

86

1941
13.356
1982
99

83′

1942
•12.330
1729
91

73

1943
12.497
1743
93

73

1944
8.313
1610
62

68

Mei’45
326,2
1065
30
45

Juni
372,2
1085
32

46

Juli
400,3
1134
34

.
48
Aug.
404,7
1205
,

38
31
51

Sept.
473.8
1267
42
41
54

Oct.
622,5
1490
56
53
63
Nov.
611,5
1556
55 60
66
68
Dec.
504,8
1512
54
.

56
64

1945 5.097
1216
38
.

31
51

Jan.’46
629,3
1566
54
63
66
Febr.
592,9
1615
55
58
68
67
Mrt.
631,8
1596
54
63 67
April
652,5
1607
58
64
68
Mei
663,5
1591
57
70
67 67
Juni
638,9
1534
59
66 65
Juli
768,7
1568
64
76
66
Aug.
658,2
1517
64
73
64
72
Sept.
750,1
1588
67
80
67
Oct.
808,1
1600
67
91
68
Nov.
801,4
1628
72
91
69
80
Dec.
718,3
1584 .
70
82
67

1946
8.314
1583
62
73

67
(72)

Jan.’47
833,0
1614
72
85

68
Febr.
802,8
1770
75
.

77 75
73
Mrt.
885.2
1642
73
89 69
Apill
817,8
1609
73
89 68
Mei
778,7
1586
72
88
67
76
Juni
829,4
1607
74
90
68
Juli
888,5
1596
74
96 67
AUS’.
801,8
1630
74

82
69
76
Sept.
898,2
1721
77
95
73
Oct.
920,6
1649
76
109
70
Nov.
843,7
1644
78
104
69
84
Dec.
801,6
1604
78
103
68

1947
10.104
1638
75
92
69
(77)

Jan.’48
954,0
1650′
82
102
70
Febr.
869,4
1688
81
98
71
Mrt.
952,7
1688
82
105
71
April
961,3
1704
83
106
72
Mei
8t8,6
1641 78
102
69
Juni
911,9
78

‘) Alle gegevens rijn ontleend aan publicaties van het C.B.S.
De algemene productiviteitsindex wordt dooi’ het C.B.S. echter
alleen per kwartaal gegeven; de tussen haakjes geplaatste getallen
voor 1946 en ’17 aijn daarom berekend als tekenkundiggerniddelde
en dus bij de stijgende lijn der productie aan de lage kant.
Als basis is steeds genomen productie en productiviteit in 1938;
daarmee is voldaan aan een opmerking van Dr Ir Ch. Th. Groothofî
jn zijn artikélin (le ,,E.-S.B.” van 22 October 1947, blz. 837.

inductie staat ooit vlkomen vast, maar het is wel zeker,
dat ,,het licht van deze resultaten” geen enkele.aan-
wijzing geeft, dat de M.I.R. heeft bijgedragen tot verho-

Jndecijfers oan het s’olume de,’ iVederlandse steenkool-
pi’oductie en pan de Nederlandse industrie.
(1938 = 100)

Indecij Iers Qan de productioiteit der iVederlandse steenkool’

mijnen en Pan de Nederlandse industrie.
(1938 = 100)

MMMONNOWWWOMMOM
wmw

ging van de maatschappelijke doelmatigheid van de Neder-

landse steenkoolproductie.

En wanneer men,’ na de cijfers, ook kennis neemt van

hetgeen zich afspeelt in het Limburgse mijnbedrijf, dan

kunnen daaruit wel zeer sterke aanwijzingen worden geput

van de schadelijke invloed, die van het corpQratisme uit-
gaat op productie en productiviteit.

Inzake de
productiiteit
is er de strijd vÔÔr of tegen het
pijleraccoord. De vakverenigingen verzetten zich daar-

tegen. Dat is hun goed recht en volkomen normaal.’ Even
normaal is het om voor deze tegenstand niet uit de weg te )

gaan, nu een zo groot algemeen belang op het spei staat.
Maar het is’niet normaal, dat de Voorzitter van een vak-

vereniging ,,buitenstaanders bezweert” om, zich niet met

een dreigend arbeidsconflict te bemoeien
5)
en het is nog
veel abnormaler,’ dat .men -voor de handarbeiders een
paritaire positie vraagt in de P.B.O., teneinde de invoering
van door hen’ niet gewenste tarieven formeel te kunnen

tegenhouden. Het is -juist de invloed van een goed geïnfor-
meerde publieke opinie, die bij een groot arbeidsconflict

tot dusver steeds de doors.la,g gegeven heeft en dit ook in
de toekomst moet kunnen doen. Anders gaat’het met de

ontwikkeling van de efficiency onherroepelijk mis.
Inzake de uitbreiding der
productie
behoeven wij niet
anders te doen dan uit de dagbladen van
6 Juli
een bericht
te citeren over een vergadering van de M.I.R.
6).
Het luidt
als volgt:

,,De beheerder van de Nederlandse mijnen, Dr Ir Groot-
hoff, heeft onder de aandacht van de regering gebracht,
dat het niet mogelijk is de productie op het voor
1948
be-
raamde peil (12 millioen ton) te brengen zonder over te

gaan tot het aannemen van nieuwe arbeidskrachten.
Deze kunnen alleen uit Italië worden gehaald. De beheer-
der wil evenwel niet tot tewerkstelling van Italianen over-
gaan zonder speciale opdracht van de regering. Deze is
van oordeel dat de werving dezer buitenlandse arbeids-krachten ter hand moet worden genomen.
Verschillende leden (ean de M.I.R.) opperden ernstige

beznaren tegen het verder in dienst nemen pan oreemdelingen.
Het resultaat van de gedachtenviseling was, dat de
Raad besloot de definitieve bepaling van zijn standpunt
uit te stellen tot de volgende, over veertien dagen te hou-
den, vergadering”.
Dit is uitstekend aanschouwelijk onderwijs in corpora-
tisme. Men tracht uitbreiding van ‘de productie tegen te
houden en als dat niet lukt, de uitbreiding zoveel mogelijk
te vertragen. Elke dag uitstel kost naar schatting 1
a
2
ton. 1-let corporatieve orgaan
grist
dit bedrag zonder blikken
of blozen uit ‘s lands deviezenkas en behoeft daarvoor
niemands toestemming. In het
licht van deze resultaten.
Laat de M.I.R., zolang hij nog bestaat
;
niet karig zijn
met publiciteit.

Hilversum.

.

J. GOUDRIAAN.

‘) De’ Volkskrant 15 Juli.
1
N.R,C. 6 Juli.

lO4
S

1
I

,

28 Juli 1948

ECONOMISC-STATISTISCHE BERICHTEN

587

KUNSTSTOFFEN.

Op 12 .Maart 1946 installeerde Z. Exc. Ir H. Vos, des-

tijds Minister van Handel en Nijverheid, een conimissie,

die tot taak had, dé Minister op korte terniijn van advies
te dienen over.de
voor Nederland gewenste verdere in-

dustrialisatie op kunststoffengebied.
Deze Kunststoffencommissie heeft haar werk begin

1947 beëindigd en de resultaten van haar studie neer-

gelegd in een verslag aan de Minister. Dit rapport is onlangs

bij het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf in druk ver-schenen. Dit geeft ons aanleiding hierover enkele regels
te schrijven.

Onder kunststoffen dient men in het algemeen te ver-

staan een groep van hoogmoleculaire, voornamelijk
organische producten, die langs synthetische weg zijn

bereid uit laagmoleculaire stoffen, of wel producten, die
doorchemische bewerking zijn verkregen uit reeds in de
natuur voorkomende hoogmoleculaire verbindingen (als

eiwitten, cellulose, enz.). –

In het algemeen kunnen de kunststoffen worden ver-
deeld in twee klassen:

de thermoplastische kunststoffen; dit zijn kunst-
stoffen, die bij verwarming verweken en bij afkoeling
wederom vast worden, welke manipulatie onbeperkt kan

worden herhaald (bijv. polystyreen, cèllulose-acetaat,

enz.);

thermohardende kunststoffen; dit zijn kunststoffen,
die bij vérhitting (eerst even week kunnen worden en dan

bij verdere verhitting) doorharden tot onsmeitbare stoffen
(bijv. het zgn. bakeliet).

Behoudens enige – waaronder zeer belangrijke – uit-

zonderingen dateert de ontwikkeling der kunststoffen

van omstreeks 1925. 1-Jet is vooral de Duitse chemische
industrie, die hier baanbrekend wérk heeft verricht, en
het zijn vooral de Verenigde Staten van Noord-Amerika,
die in het bijzonder gedurende de afgelopen wereldoorlog
eenenorme productie aan kunststoffen hebben bereikt.
Er zijn enige belangrijke factoren aan te wijzen, die deze
ontwikkeling in de hand gewerkt hebben. –
De belangstelling, die de kunststoffen reeds jaren vèôr
hun industriële bereiding op grote schaal genoten, vond
voornamelijk haar oorzaak in het feit, dat er zeer vele
variaties mogelijk zijn, zowel in uitgangsmaterialen als
in bereidingswijze, waardoor materialen ontstaan van de
meest verschillende eigenschappen, die hen geschikt
ma.ken voor zeer. vele toepassingen, waarvoor normaliter
allerlei andere materialen (metalen, hout, glas, pore1ein,
enz.) werden gebruikt. Feitelijk was men bij die andere

materialen voor vele toepassingen zeer beperkt. Kiest
men bijv. glas uit hoofde van zijn doorziclitigheid, dan
moet men zijn breekbaarheid op cle koop toe nemen.
Daaraan valt praktisch niet veel té veranderen. Bij de
kunststoffen ligt dit enigszins anders. De variatiemogelijk-
heden in uitgangsmateriaal en werkwijze maken het

veelal mogelijk, om met behoud van de bepaalde eigen-
schappen, die als eerste voor de betreffende toepassing
moeten worden gesteld (bijv. de doorzichtigheid), de

andere eigenschappen (bijv: de breukvastheid) in sterke
mate te verbeteren. Een overeenkomstige situatie kan zich
vooedoen t.a.v. andere physische, chemische, mechani-
sche, electrische eigenschappen enz. De kunststoffen
bieden dus tal van belangrijke mogelijkheden, die voor
andere constructiematerialen niet aanwezig– zijn ‘en
daardoor genoten iij reeds lang de ernstige belangstelling
in vele takken d€r verwerkende industrie. 1-loewel diverse
kunststoffen tot op het tijdstip hunner ontdekking on-
gekende. eigenschappen vertonen, waardoor nieuwe en
technische uitermate belangrijke gebieden tci’egankelijk
werden (bijv. radar), mag men in hen toch niet zien een
gebied van onbegrensde mogelijkheden. –

De technische bereiding van vele kunststoffen is lange

tijd tegengehouden geworden door de technische ontoe-
gankelijkheid der daarvoor benodigde laagmoleculaire

stoffen, hetzij doordat de technische bereiding dezer stof-
fen veel te duur werd, hetzij doordat apparatieve moei-

lijkheden de productie in het geheel onmogelijk maakten.

Een belangrijke wending ten goede kwam in dit opzicht na de ontwikkeling der zgn. kraakprocessen in de petro-

leumindustrie (omstreeks 1925), waarbij – de loogmo1e-
culaire aardolie-fracties, door hen bloot te stellen aan

hoge temperaturen en drukken, worden omgezet in laag-
moleculaire koolwaterstoffen. Onder deze laatste bévinden
zich stoffen, die onmiddellijk als bouwstenen voor ver-
vaardiging van kunststoffen kunnen -dienen, dan wel na

betrekkelijk eenvoudige chemische omzettingen tot zulke
bouwstenen kunnen worden gemaakt. Vanaf dat ogenblik
dateert de ontwikkeling dér technische bereiding van vele
nieuwere kunststoffen, die vooral sedert omstreeks 1930

in Duitsland ernstig werd nagestreefd onder druk van het
daar heersende deviezengebrek en de daaruit voortvloeien-

de, drang naar autarkie: Natuurlijk zag ook Amerika het belang van de nieuwe kunststoffen in en tot een enorme

productie is het daar gekomen gedurende de tweede
wereldoorlog; als gevolg van de grote behoefte ën de bij-
zondere eisen, die de oorlogvoering stelde.’ Het was te voorzien, dat de kunststoffen na het einde
van de oorlog hun blijvende plaats in de vredesproductie
zouden innemen. Uit de aard der zaak zou Nederland in
de vervaardiging en verwerking van kunststoffen niet

achter mogen blijven.Te verwachten was, dat het Neder-
landse initiatief zich zowel op het ene als op het andere

zou gaan werpen, voorzover de situatie dit in Nederland
inderdaad zou veroorloven. In de hantering van het Be-
drijfsvergunningenbesluit, in de behandeling der investe-ringsproblemeii en in velerlei ander opzicht had de Oyèr-

heid echter een taak, om de belangen in deze te coördine-
ren en colliderende factoren te elimineren. Teneinde
hierin nu – ten aanzien van de kunststoffenindustrie –
een juist beleid te kunnen voeren, wenste de Minister van

Handel en Nijverheid de deskundige voorlichting van de

door hem ingestelde Kunststoffencornmissie.
Tengevolge van het verbroken contact tussen Amerika
en ons land gedurende de bezettingsjaren ontbrak hier
elk inzicht in de aard en de omvang der kunststoffen-

productie in de Verenigde Staten. Het was daarom een
verstandige daad der Overheid, dat zij nog vÔôr dat de
Kunststoffencommissie was ingesteld een delegatie naar
Amerika zond, teneinde zich ter plaatse op de hoogte te
stellen van de stand van zaken. Na een verblijf van ca
drie maanden keerde deze delegatie terug en bracht haar
rapport uit aan de Kunststoffencommissie, welk rapport als bijlage in het verslag: der Kunststoffencommissie is opgenomen. Bij haar studI4 heeft de Kunststoffencom-
missie van de in dat rapport verwerkte gegevens een be-
langrijk gebruik gemaakt.

Na deze inleiding zullen wij thans aan de hand van het verslag der Kunststoffenommissie de resultaten van haar studie -aan een korte beschouwing onderyerpen, waarbij
wij minder de chemische, doch. meei de economische
elementen zullen aanroeren. – –

1-let verslag onderscheidt de bereiding en verwerking
van kunststoffen in het algemeen in vijf stadia: le. de chemische bereiding der oergrondstoffen; hier-
mede zijn bedoeld de laagmoleculaire stoffen, die het ut-
gangspunt vormen voorde synthese (voorbeelden: phenol,
acetyleen, aethyleen), welke gewonnen worden uit de
steenkool of uit de aardolie, dan wel uit plantaardige of
dierlijke stoffen (voorbeelden: cellulose uit hout; caseïne
uit ondefmelk); .
• 2e. de chemische bereiding der eigenlijke grondstoffen,
waarbij:

a. de zojiiist bedoelde oergrondstoffen door eenvou-dige chemische reacties worden omgezet tot de böuw-

588

ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

28 Juli 1948

S

stenen (de zgn. monomeren), die op hun beurt weer door

polymerisatie of condensatie worden omgezet tot hoog

nioleculaire kunststoffen;
b. in çlc natuur reeds voorkomende hoogmoleculaire

stoffen (hijv. pellulos.e) door chemische hewerkingen in

hoogmoleculaire derivaten worden omgezet. (hijv. cellulose-

ace’taat);.

3e. de samenstelling van geschikte mengseis, we]ke

uitgangspunt vormen voor de vorrngevende industrie.

De kunststoffenmassa wordt hierbij veelal gemengd met

andere stoffen .( vulmaterialen, weekmakers, kleurstoffen)

en in poeder-, korrel-, plaatvorm enz. gebracht;

4e. de .vormgevende bewerking; waarbij uit de onder

3 genoemde mengsels door persen, gieten, kalanderen, enz.

voorWerpen, profielen, foliën e.d. worden gemaakt;

5e. het monteren, waarbij de onder 4 genoemde artikelen,

voorzover zij niet reeds een geree.d eïndproduct vormen

(kammed, bekers, cc].) doch bestemd zijn als onderdeel voor andere apparaten, met andere materialen of onder-

delen tot eindproducten worden samengesteld.
• In cle Verenigde Staten valt, nu een merkwaardige gang

van zaken te constateren in. de verhouding
dci
onderne-

mingen, die zich met deze verschillende stadia bezighouden.

VÔdr 1930 Was het beeld ongeveer aldus: de oergrondstof-

fen (stadium 1) werden door de chemische grootindustrie
geleverd aan de op het kunststoffengehed gespecialiseerde

ondernemingèn, die daaruit de eigenlijke grondstoffen

en rnengsels (stadia 2 en
3)
en veelal zelfs gevormde

producten (stadium 4) vervaardigdn. Spoedig nam het

aantal ondernemingen, dat zich uitsluitend ‘met de vorm-geving bemoeide,, toe (een typisch voorbeeld vorrhen de

kunstharsperserijen). Daarnaas t specialiseerd en zich vele
ondërnemingen uitsluitend op het maken van de eigen-

lijke grondstoffen en de. mengsels (voorbeeld: fabrikanten

van kunstharspoeders). FIier vond dus een spreiding tussen
de groepen 2—’3 enerzijds: en :4 anderzijds plaats. Het

omgekeerde. deed zich evenwel voor omstreeks 1938 bij

de groep .1 enerzijds en de groepen 2-3 anderzijds. In dat jaar begon de chemische grootindustrie, die tot dat ogen-
blik nog slechts weinig belangstelling voor de plastics-

industrie had getoond en uitsluitend de benodigde oer-
grondstoffen produceerde en leverde, ,zicb hiervoor te
interesseren. liet werd haar duidelijk, welk een plaats de

kunststoffei’i in de toekomst zouden gdan innemen. Zij
besteedde grote sommen aan researchwerkzaamheden voor
de syn’theseen productie van allerlei geschikte.monomeren.
De specifieke producenten der groepen 2-3 voelden zich

hoe langer ‘hoe meer bedreigd door hun afhankelijkhaid’
van de chemische groolindustrie in de levering der oer-
grondstoffen. Aan de andère’ kant w’as het, maken der
grondstoffen en mengsols der stadia. 2-3 een typisch

chemische taak, die de chemische grootindustrie zeer wel
lag. liet resultaat was dan ook in enigé belangrijke gevallen

een fusie tussen de chemische grootindustrie en specifieke
kunststoffenfabr’ikanten, d.w.z. een verticale concentratie. –
In Duitsland heeft zich in zekere zin den analoge ont.
wikkeling vo]trokken en juist opidat deze ontwikkeling
heeft pikats gevonden in die landen (Ver. Staten en,Düits-

land), waarin de kunststoffenindustrie een enorme vlucht –
heeft genoffie’n, vallen hieruit lering en consequenties te
trekkeh voor andere landen, die zich op de bereiding en

verwerking van kunststoffen willen toeleggen.

De l(unststoffenconimissie heeft haar aandacht vooral
besteed aan die (nieuwere) kunststoffen, voor welke in
Nederland ,een voldoende toepassing te vérwachten valt
(al heeft zij hier en daar voorzichtig gespeculeerd op enige
exportmogelijkheid). In het algemeen heeft zij de Neder-

landse behoefte getaxeerd op
1
/
28
deel van het verbruik

in de Verenigde Staten (aan zielenaantal bezit Nederland

ongeveer
1/4
van de Verenigde Staten, terwijl de Corn-
missië me’eiadé, dat bij het verschil in omstandigheden tussen

de verenigde Stâten en ons. land het verbruik per hoofd’

voor ons land op de helft geschat kan worden). Voorts

ging zij na, in welke mate de oergrondstoffen voor de ver-

vaardiging van bepaalde kunststoffen in Nederland
aanwezig zijn of uit een ruime vrije markt kunnen worden
geïmporteerd. Verdei bestudeerde zij de grootte 4ian een

minimum-unit (d.w.z. de noodzakelijke minimum-capaci-

teit van een intallatie, teneinde een rendabele productie

mogelijk te maken) en zij vergeleek dit getal met de voor

Nederland geschatte behoefte. Aan de hand van deze en

bijkomende overwegingen kwam de Commissie dan. tQt
de conclusie, dat de productie in Nederland van eed .diet

name genoemde kunststof al dan niet aanbeveling vei-
diende. Het zou te ver voeren, om de overwegingen der’

Commissie t.a.v. elke der behandelde kunststoffen hier
weer te geven; daarvoor moeten wij verwijzen naar het

verslag zelf. MTij moeten volstaan met enige algemene

‘punten. Wij laten daartoe volgen een opgave van enige

voorname oergrondstoffen:

S.

Groep

.
Oergrondstof
o.a. produceerbaar door

phenolkunststoffen
Ç phenol
c.okes- en gasindustrie
formaline
stikstofindustrie

ureum- en
(
ureum
stikstofindustrie
melamine- melamine
carbidindustrie
kuntstoffen
formaline
stikstofindustrie

Çcokesindustrie polyvinyl-


(
aethyleen
petroleuminlustrie
chloride
chloor
zoutelectrolysebedrijven

of
Ç acetyleen
carbidindustrie zoutzuur
zoutelectolysebedrijven
,
cokesindustnie

polystyreen
(
aethyleen petroleurnindustrie

benzol
cokes-

en

gasindustrie

spec. kwal.
inport

cellulose-acetaat
ceilulose

)
azijnzuur-
carbidindustrie
1 anhydride

acryaten
(
aceton
petroleumindustrie blauwzuur
cyanidenindustrie

caseïne

.
ondermelk zuivelindustrie

Wat de huidige situatie in Nederland betreft, merkt de
Kunststoffencommissie het navolgende op: –

le. met uitzondering vnn de celljlosedei’ivaten ligt dé
producti van de voornaamste oergrondstoffen wel binnen
het bereik van enige belangrijke in Nederland bestaande
industrieën, al worden zij nu nog niet alle of althans nog niet
alle in voldoende thate geproduceerd;
2e. aan eigenlijke grondstoffen en mengsels vindt reeds
een belangrijke productie van de meest gebruikelijke
thermohardende kunststdf, het phedol-formaldehyde-
kunstharsperspoeder (bakeliet) plaats. ‘Na enige gepro-
jecteerde uitbreidingen kan aan de Nederlandse behoefte
worden voldaan.

-Een fabriek voor de zeer belangrijke kunststof polyvinyh
chloride is in aanbouw en zal binnen afzienbare tijd met

de productie beginnen.
Kunsthoorn, waarvoor de lebcaseïne uit de ondermelk
de voornaamste grondstof vormt, wordt in Nederland

sedert vele jaren in ruime mate vervaardigd. Evenzo is in Nederland een. behoorlijke . lakharsen in-
dustrie gevestigd;
3e. voor-de vormgevende bewerking heeft zich in de

foop
der jaren in ons land een groep van behoorlijk vak-
kundige ondernemingen (voornamelijk kunstharsperse-
rijen) ontwikkeld. .
Sedert ce bevrijding heeft zich ook voor de verwerking
van thermoplastische stoffn (bijv. polystyreen, cellulose-
acetat) door middel van liet spuitgietprocédé een voor-
lopig voldoende capaciteit in Nederland gevestigd,’ terwijl ook dé verwerking volgens het extrusiebeginselen volgens

/

28 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

589

het kalandersysteem plaatsvindt en nog uitgebreid wordt;
4e. het monteren van. de kunststofartikelen (voorzover

nodig) geschiedt in de vormgevende bedrijven zeIf of in de
apparatenfabrieken.
In verband met de in Nederland heersende situatie
behandelt het verslag voor een aantal grondstoffen en
kunststoffen de vraag, of het aanbeveling verdient, de

productIe of verwerking daarvan in Nederland op te zetten

of uit te breiden. Een algemeen oordeel, hetwelk zou
kunneR geldenover de gehele lijn, kon daarbij niet gegeven

worden. liet, ligt buiten het bestek van dit artikel, om ten

aanzien van de afzQnderlijke stoffen de mening der Kunst-
stoffencommissie weer te geven, zodat wij voor bijzonderhe-
den wederom naar het verslag zelf moeten verwijzen.

Aan het slot van haar verslag knoopt de Kunststoffen-

commisie nog enige, beschouwingen vast over research
en samenwerking in de kunststoffenindustrie. Zij toont

zich daarbij een voorstandster van het oprichten van een

centraal kunststoffeninstituut, gelijk dit sedert geruime
tijd is verwezenlijkt in het Kunststoffeninstituut TNO
te Delft, hetwelk vooral op het gebied van de verwerking

en van de toepassing van kunststoffen de nodige voor-

lichting aan de industrie zal moeten geven.
Wat cle samenwerking in de Nederlandse kunststoffen-
industrie betreft, spreekt de Commissie als haar oordeel
uit, dat een behoorlijke samenwerking cle positie der

Nederlandse kunststoffenindustrie zeer zou- kunnen ver-
stevigen, vooral ook internationaal. Omtrent de vorm, de
graad en de intensiteit dier samenwerking liepen de.menin-
gen echter zeer uiteen en tot een vast omlijnd schema kon de Coïnmissie niet komen. Dit is begrijpelijk. 1-let punt is

moeilijk eii voor een ernstige behandeling daarvan was in
de Commissie, gelijk zij zelf erkende, het commerciële

element niet voldoende vertegenwoordigd.

liet zal, duidelijk zijn, dat wij in bovenstaande ‘korte
schets slechts in zeer grove trekken eên overzicht hebben
kunnen geven over het ruim 80 bladzijden grote verslag

der Kunststoffencommissie, in welk verslag over ver-
schillende onder’erpen gedetailleerde prae-adviezen zijn
opgenomen. Het rapport pretendeert niet volledig te zijn
en mag niet beschouwd worden als een soort handboek

over kunststoffen. 1-let wil slechts de voornaamste richt-
lijnen aangeven voor de industrialisatie op kunststoffen-
gebied in ons land. Wanneer men bedenkt, dat de Kunst-
stoffencommissie haar studie verrichtte in een tijd, waarin
nog slechts spaarzaam de Amerikaanse literatuur over

kunststoffen binnenkwam en ode Commissie slechts on-
voldoende cijfermateriaal ter beschikking stond, dan strekt
het tot voldoening, te constateren dat thans, 2 jaar later,
nu wij in ruimere mate hebben kunnen kennis nemen van
vele gedetailleerde gegevens over de kunststoffenindustrie
in cle Verenigde Staten, Engeland, enz. ên dus eigenlijk
een meer gefundeerd oordeel mogelijk zou zijn, praktisch
geen wijziging behoeft te worden aangebracht in de con-
clusies, waartoe de Kunststoffencommissie blijkens haar verslag is gekomen.

‘p-Grav6hage.

Mr E. J. FIAMERS,

DE WERELDPOSITIE VAN SUIKER (1),

liet is geruime tijd geleden, dat in ‘dit tijdschrift
1)
de
wereldpositiô van suiker in ogenschouw werd genomen.

lIet verlangen der redactie, deze positie in verband met
de situatie van het huidige ogenblik aan een nieuwe be-schouwing te onderwerpen, is dan ook begrijpelijk. Ge-
tracht wordt in het hiervolgende aan die wens te voldoen.
liet aangehaalde overzicht in de jaargang 1946 besloot
met een citaat uit een verklaring, destijds afgelegd door
de Engelse Minister’voor de Levensmiddelenvoorziening,
Strachey, ,,that sugar is no longer a head-ache”. Achteraf
bleek ook hier te vroeg te zijn gejuicht. Dezelfde bewinds-

‘)
Zie E.-S.]3.”. van 18 December 1948, h)z. 852.

man zag zich genoopt een jaar later het suikerrantsoen

voor de Engelse bevolking van 10 op 8 ounces per week
terug te brengen (283 gr. tot 227 gr.).
VÔôr de oorlog moest in
Engeland 77
pCt der normale
suikerbehoefte, .â 2,2 millioen ton, door invoer worden

bevredigd. Het is gedurende de oorlogsjaren gelukt de

binnenlandse suikerproductie met 37 pCt op’ te voeren.

De Britse beetwortelsuikercultuuris van nog betrekkelijk

jonge datum. De eerste suikerfabriek in Groot-Brittannië
werd in 1912 te Cantley,
(Norfolk) door Nederlanders op-

gericht. Eerst na de eerste wereldoorlog, toen Engeland

aan den lijve ervaren had wat het gemis van een eigen
suikerindustrie in oorlogstijd betekent, verrezen in snel
tempo verscheidene suikerfabrieken (in totaal 18), die,

mede als gevolg van de krachtige invloed, die de Engelse
Regering op de jonge industrie uitoefent, onderling nauw
verenigd zijn in de ,,British Sugar Corporation”. Van dit
machtige lichaam was tot voor enkele maanden een Neder:

lander de voornaamste technische leider.

Het voor suiker in Engeland sterk protectionistische
systeem verschaft de dominions een aanzienlijke voor-

sprong. Ondanks deze en andere aanmoedigingen neemt de

aanvoer vanuit de Dominions echter niet toe, doch is zelfs
achteruitgaande. Australië, dat o.a. met groot ‘gebrek
aan werkkrachten sukkelt en thans tot overmaat van
ramp tot de 40-urige werkweek is overgegaan, levert aan

het Moederland minder dan voorheen. Ook Zuid-Afrika kan veel minder exporteren dan normaal, nu daar de in-
dustriële nijverheid sterk toeneemt, hetgeen steeds ge-
paard, gaat met een verhoogde suikerconsumptie bij de
bevolking. Zuid-Afrika (Natal) leverde in 1947 dan ook
geen suiker aan het Britse koninkrijk. Dit importeerde uit
de overige koloniale gebieden en dominion’s in 1947
381.000 ton suiker. Voorts uit vreemde landen 1.495.000 ton,
waarvan 1.134.000 ton uit Cuba. De totale Britse suiker-
import 6edroeg in 1947 1.876.000 ton. De binnenlandse
consumptie is thans 1.352.000 ton suiker. Engeland expor-
teert jaarlijks een paar honderdduizend ton geraffineerde

suikr. De raffinaderij is er sterk beschermd en daarom.
lucratief. De grootste raffinaderij, Tate en Lyle, te Londen,
keerde in 1947 13 pCt dividend uit.
Engeland moet dus voor een belangrijk deel in zijn
suikerbehoefte voorzien door aankoop in vreemde landen
en deze is als regel slecht mogelijk tegen betaling in dol-
lars, die ook in het Verenigd Koninkrijk in afnemende mate
ter beschilcking staan.
Hiermede is meteen de vinger gelegd op de wond, die

in vele landen thans schrijnende is.
Ondanks de toenemende wereldproductie van suiker is
men niet in staat de behoefte door aankoop te dekken, om-dat de ruilmiddelen in onvoldoende mate aanwezig zijn.
Ten aanzien van de
cvereldproductie
zelf staan vele, doch
uiteenlopende cijfers ter.beschikk.ing. De F.A.O. (Food and
Agricultural Organization) becijferde de totale wereld-
suikerproductie vÔÔr de oorlog (riet- en bietsuiker tezamen)
op 31.334 millioen metrieke tons. 1-let Departement van
Landbouw der Verenigde Staten neemt aan, dat de ge
middlde productie 1935—’39 34.710 millioen short tons
heeft bedragen en die in 1947 (voorlopige cijfers) .34.1,47
millioen short tons. 1-let Engelse tijdschrift ,,The Econo-
mist” stelt het gemiddelde voor 1934—’38 op 24.384 millioen ton en dat voor 1947 op 25.600 millioen ton
(aflevering Juni 1948, blz. 1026).
,
De Duitse statisticus Licht neemt als vere1dsuikerpro-
ductie voor 1938—’39 28,6 millioen metrieke tons ruw-
waarde aan; hij taxeert de productie van 1947/’48 op 27,5
millioen metrieke tons. De bekende Engelse suikerfirma
Willett & Gray berekende de véôroorlogse productie op
28.647 millioen long tons, terwijl het onlangs verschenen
statistisch zakboekje
2)
van de Internationale Suikerraad

2)
Uitgave van de International Sugar Council, 11 Water)oÔ
Place, Londen S.W.I, alwaar excmIarcn tegen overmaking van.
5 sh. te verkrijgen zijn. .

Mkl

590

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli 1948

als wereldtotaal voor het jaar 1938/’39 een bedrag van

27.186 millioen metrieke tons suiker, ruwwaarde, aangeeft.

De Londense firma Czarnikow, Ltd. schatte de wereld-
suikerproductie voor 1937/’38 op 29.081 millioen bruto ton
en die voor 1947/’48 op 27.477 mln ton.

Kennelijk zijn de Amerikaanse cijfers, hoewel in short-

tons, uitgedrukt, te hoog. Dit vormt een reden ôm bij onze
beschouwing gebruik -te maken van de cijfers van Willett

& Gray. Daaruit blijkt, dat de. totale wereidsuikerproductie
na 1938/’39 het volgende verloop heeft gehad:

Wereldproductie van sut/cer.

In duizenden long tons.
1938139

.1939/4
0

1940141

1941/42

1942143
28.647

.

30.924

30.038

28.411

.26.666

1943144

1944145

1945146

1946147

1947148 27.001

22.407

.22.432

28.498

29.743

De cijfers voor 1947/’48 zijn schattingen. Laat men

deze buiten beschouwing, dan blijkt, dat door de voor-

laatste campagne de v65roorlogse productie nagenoeg

was bereikt. De recente statistiek van de Internationale
Suikerraad in het genoemde iakboekj is hiermede
niet in overeenstemming. Deze faxeert de produc-

tie over 1946/’47 op 24.605 millioen tons, tegen 19.934
millioen tons in 1945/’46 en ‘27.186 millioen tons in
1938/’39.

Inmiddels staat wel vast, dat de suikerproductie de

laatste tijd belangrijk is toegenomen, hoewel niet overal.
De verschillende productiegebieden geven dan ook onder-

linggrote veranderingen te zien,’waartoe de suikerpositie

in de vijf wéreiddelen . achtereenvolgens in beknopte be-
schouwing wordt genomen.

Europa

De suikerbehoefte van Europa .bdroeg vlak voor de
oorlog 11 l& 12 millioen ton, waarvan 8-9 millioen ton
kon worden gedekt uit eigen productie.

Deze bedroêg in de achterliggende jaren:

Suikerprductie in Europa.

In duizenden long tons.
1938139 1939140 1940141 1941142 1942143
Spanje rietsuiker

15

. 13

9

7

10
Europa bietsuiker

8.585

9.931

9.035

7.739

7.375

Totaal süiker

8.00

9.944

9.044

7.746

7.385

1943144 1944145 1945146 1946147 1947148
Spanje rietsuiker

10

9

12

10

10
Europa bietsuiker

7.103

4.578

4.826

7.611

8.096

Totaal suiker

7.113

4587

4.838

7.621

8.106

Uit dit overzicht blijkt, dat Europa dit jaar ongeveer
tot de vioroorlogse productie is teruggekeerd. Dit resultaat
valt hoofdzakelijk toe te schrijven aan de sterk toege-nomen productié in Rusland. Verder zijn in productie
slechts toegenomen: Engeland met 125.000 ton vergeleken
met v6r de oorlog, Turkije met 50.000 ton en Zwitsër-
land met 10.000 ton suiker.

De vÔdr-oorlogse suikerproductie zal weldra ‘bereikt
worden (of reeds zijn) in: België, Nederland, Zweden’, De-
nemarken, Finland, lérland, Spanje en Yoegoslavië.
Minder
dan voor de oorlog produceren:

Duitsland

………
1.200.000
ton minder
Frankrijk

……….

300.000
Tsjechoslowakije

.
275.000
Oostenrijk

…….
120.000
Italië…………
100.000
Roemenië
70.000
Polen

…………..
50.000
Hongarije
50.000
Boelgarije
10.000

Totaal

…………
2.175.000
ton minder
dan v4)4)r de oorlog

Onder de landen, die ongeveer hun oude productie
bereikt hebben, zijn er verscheidene (w.o. Nederland),

die niet autark zijn op suikergebied- en dus nog moeten importeren. Het wordt dan begrijpelijk, dat alleen reeds

de 16 Marshall-landen een totale suikerimport hebben
aangevraagd van:

I

1947/48

…………
2.345
1948/49
1949/50 ::::::::::::

in duizenden tonnen
1950/51

…………
3.540

De Europese landen, die volledig van suikerimport af-
hankelijk zijn, daar zij niet over een eigen suikercultuur
beschikken, zijrf: Albanië (behoefte 3.000 ton), Estland
(15.000 ton), Griekenland (60.000 ton), Luxemburg.

(7.500 ton), Noorwegen (80.000 ton) en Portugal (80.000
ton).

Griekenland tracht thans de sinds lang verdwenen suiker-

cultuur te herstellen, met als einddoel 70 k 90.000 ton suiker
op
eigen bodem te kunnen voortbrengen. Gezien de toe-stand in dit gistende land (120.000 boerderijen zijn’in de

oorlog verwoest, waardoor ten plattelande een nijpend

gebrek aan w6onruimte is ontstaan, terwijl groot tekort
heerst aan werkkrachterj – die voor een belangrijk deel

bij het bendewezen zijn betrokken of tot de bestrijding

daarvan zijn opgeroepen – en aan materiaal, waardoor

alle vernieuwing wordt belemmerd) zullen jaren nodig
zijn om het herstelprogramma in vervulling te doen gaan.

Griekenland behoort tot die landen, die vÔÔr de oorlog

een grote hoeveelheid Java-suiker plachten te betrekken.

Ten aanzien van elk land vallen beschouwingen te

leveren. Wij kunnen ons in dit overzicht slechts tot de
hoofdpunten bepalen. –

De productie
inRusland
is moeilijk taxeerbaar ên wordt
door statistici uiteenlopend ‘gewaardeerd. Het Russische

persbureau Tass deelde mede, dat de laatste oogst 21 maal zoveel suiker heeft opgeleverd als vöÔr de oorlog, toen de

productie If millioen ton bedroeg. Dit zou dus neerkomen

op een productie van 3,75 millioen ton. De’taxatie der
bekende suikerstatistjci variëren tussen 2 en 31 millioen
ton. 1

Jet Amerikaanse Ministerie van Landbouw neemt

aan, dat de productie van alle Sovjetrepublieken tezamen aan beetwortelsuiker in 1947 niet meer dan 2,05 millioen

short ton zal hebben bedragen, tegen 1,5 millioen ton in
1930/31 en 2,8 milliôen ton als jaargemiddelde in 1935/39.
Dat Rusland zijn suikerproductie echter krachtig op-
voert, valt uit allerlei berichten op te maken. ‘Weliswaar
is de industrie in de Oekraïne, die v66r de oorlog voor
in de behoefte voorzag, deerlijk uit de strijd gekomen,
doch men streeft energieW naar herstel. Ook in andere

delen van het uitgestrekte Russische rijk is de suiker-
industrie met kracht tei hand genomen, ni. in Armenië en
het Zuidelijk Aziatisch gebied (Kazagstan, Kirgizia, enz.).
0j 10 Maart jl. berichtte Tas, dat de beetworteluitzaai
19 pCt meer bedroeg dan – het vorig jaar, toen het areaal
1,85 millioen ha had bedragen. Men zou aldus dit jaar
komen op 2,2 millioen ha. Een suikeropbrengst van ca 2
millioen ton, waarvan de Amerikaanse statistiek uitgaat,
zou wijzen op een uitzonderlijk lage opbrengst van 1 ton
suiker per ha, een rendement, dat overeenkomt met dat
van achterlijke Balkanlanden.

Opmerkelijk is, dat Rusland zich niet tevreden stelt
met de in elk geval sterk toegenomen productié, doch
bovendien het vorig jaar uit Polen ruim 74.000 ton en uit

Tsjechoslowakije 33.000 ton suiker betrok. Hieruit valt
af te leiden, dat ôf de Russische berichten omtrent de sterke
toeneming der productie overdreven zijn, dan wel dat zij een andere bestemming heeft dan de directe consumptie.
Slechts minimale hoeveelheden Russische suiker komen

op buitenlandse markten als Singapore. Het vorig jaar
heeft Rusland zijn lidmaatschap der Suikerconventie van
Londen – 1937 opgezegd.

Duitsland
was vdôr de oorlog de grootste beetwortel-
suikerproducent ter wereld.
1/3
der Europese beetsuiker-

/

II
28 Juli 1948

ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

591

productie kwam hier tot stand. De bordjes zijn echter

geheel verhangen. De bëlangrijkste suikergebieden Silezië
en Oost-Pruisen zijn in andere handen overgegaan. Tien-

duizenden grondbezitters hebben echter naar West-Duits-
land de wijk genomen, waar zij trachten nieuwe terreinen

in cultuur te brengen. Het onder dak brengen van deze

millioenen vluchtelingen levert grote moeilijkheden op,

hetgeen de arbeidsproductiviteit ongunstig beïnvloedt

(het bietenrendement per ha bedroeg in Duitsland voor

de oorlog 34,5 ton, thans 19,8). Ook worstelt men met een

groot tekort aan meststoffen.
Het bietenareaal in de drie Westelijke zônes bedraagt
thans 146.000 ha, tegen 117.000 ha in 1937/38 in die ge-

bieden; het beetwortelareaal voor gehe1 Duitsland be-

draagt thans 350.000 ha, tegen 1.925.000 ha vôÔr de oorlog.

Licht schat de suikerproductie van de laatste oogst voor
geheel Duitsland op 800.000 ton, waarvan 375.000 ton
wordt verkregen in de Russische zône, 325.000 in de Britse,

80.000 in de Amerikaanse en 20.000 in de Franse zône.

Czarnikow verwacht voor 1948/49 een suikeropbrengst
voor geheel Duitsland van 1,8 millioen ton, welke taxatie

blijk geeft van zeer optimistische verwachtingen. Men
concentreert zijn belangstelling juist op de teelt van aard-

appelen, die door premiën wordt aangemoedigd.

Frankrijk neemt thans, naar het beetwortelareaal, de
derde plaats in Europa-in met 230.000 ha in 1947 en min-
stens 250.000 ha voor het lopende jaar.
Indien het mogelijk blijkt het landbouwreorganisatie-

plan-Monnet uit te voeren, zou het bietenareaal weldra
met meer dan het dubbele worden uitgebr’eid. De, bietenopbrengst was laatstelijk 6 millioen ton en de
opbrengst aan suiker 700.000 ton plus 1,6 millioen hl
alco
t
oL

te Franse suikerindustrie moet ook voorzien in de be-
hoefte van Algiers, Tunis en Frans-Marokko.
De rantsoenering kan met moeite vorden gehandhaafd.

Het rantsoen werd dan ook in April jl. van 750 gram tot
500 gram per hoofd per maand verlaagd. Vôôr de oorlog
werd de suikerbehoefte in Frankrijk â 1 millioen ton voor
85 pCt uit import.gedekt; 15 pCt kwam uit de Franse
koloniën. De oorlogstoestand heeft op dè gehele binnen-
landse cultuur een hoogst ongunstige invloed uitgeoefend.
Men beproeft thans door het toekennen volgns een de- –
gressieve schaal van zeer hoge suikerpremies (1-t kg suiker
per ton geleverde beetworteln voor de eerste 100 ton
bieten) de suikercultuur nieuw leven in te blazen. Boven-
dien zal de teler 4 kg suiker ontvangen per ha, met beet-wortelen bezaaid. In deze premies zullen echter de vaste
arbeiders moeten delen tot een maximum van 12 kg per
man.

• FIgrootg’rond
,
ezit had in
Polen
vôôr de oorlog de
leiding der suikerbietencultuur. Sindsdien -heef t ‘een in-
grijpende landsverdeling plaats gehad, die’de stand der
grootgrondbezitters heeft doen verdwijnen
3).
Dat dit de
suikeropbrepgst ten goede is gekomen, kan echter moei-
lijk worden beweerd. De bietenopbrengst bedraagt in
Polen 14 ton per hâ. Langzamerhand treedt echter verbe-
tering in. liet beetwortelareaal bedroeg het vorig jaar in

Polen 210.000 ha, zijnde ca 40.000 meer dan in 1946. De
suikeropbrengst ad 486.000 ton heeft de verwachtingen met ongeveer 10 pCt overtroffen. De binnenlandse con–sumptie bedraagt thans 12 pCt meer dan védr de oorlog
en wel 14f kg per hoofd per jaar, in totaal 350.000 ton.
Voor het lopende jaar wordt op een suikeropbrengst -van
600.000 ton gehoopt (Czarnikow verwacht zelfs 800.000
ton), waardoor een belangrijke export mogelijk wordt.
Het vorig jaar- exporteerde Polen ca 125.000 ton, voorna-

melijk naar de Sovjet-Unie, Noorwegen en de Balkan

Staten.

De Poolse boeren ontvingen voor de geleverde bieten
over de laatste campagne 552,10 Zloty per 100 kg (=

36,43 per 1.000 kg). –

– In
Tsjechoslowakije
zijn de suikercultuur en -industrie

van zeer grote betekenis. Men ontmoet er ca 120 suiker-

fabrieken, waarvan die .irt Moravië sterk van het oorlogs-
geweJd hebben te lijden gehad.

De suikeropbrengst bewoog zich normaal tussen de

600.000 en 800.000 ton ‘s jaars, waarvan 30 â 45 pCt placht
te worden geëxporteerd. – Als gevolg van de weersgesteldheid van het vorige jaar

leverde de oogst 1947/48 slechts 370.000 ton suiker op, on-

voldoende om in de binnenlandse behoefte van 400 â
450.000 ton te, voorzien Daai export onmisbaar is, werd

het rantsoen van 1.500 gram per persoon per maan’d tot
1.200 gram verlaagd.

In 1946/47 exporteerde Tsjechoslowakije 198.000 ton
suiker, waarvan

60.000 ton naar Zwitserland,

33.000 ton naar de Sovjet-Unie,
27.000 ton naar Oostenrijk,
16000 ton naar Noorwegen en
11.000 ton naai’ hongarije. Het suikerareaal wordt yoor 1948 begroot op 186.000
ha voor de drie landen (Bohemen88.000 ha, Moravië
58.000 ha en Slo’alcije 40.000 ha), zijnde 10 pCt meer dan
het vorig jaar werd beteeld. Men hoopt, dat de campagne 1948/49 tot een export van 180.000 â 200.000 ton suiker
in staat stelt.

Al spoedig na de bevrijding en dus vôôr de invoèring van
het huidige bewind was door Tsjechoslowakije reeds tot
nationalisatie van de suikerindustrie overgegaan, die nu

op sterk coöperatieve leest is geschoeid.

De suikersituatie van
Engeland
is reeds bij de aanvang
dezer beschouwing besproken. Ter •aanvulling van het
reeds medegedeelde moge nog worden opgemerkt, da-t vol-
gens Verklaring van de Minister van Voedselvoorziening
alleen de steun op in het binnenland verbruikte suiker
(domestic sugar) 1.9 d. per 1h. bedraagt: hetgeen deschatkist
in de 12 maanden, op 31Maart jl. verlopen, op £ 29.800.000
kwam te. staan. Teneinde deze hoge uitgave te doen ver-
dwijnen, zou de kostprijs van het tegenwoordige ranisoen
ad 8 ounces met 0,95 d. verhoogd moeten worden.
liet suikerverbruik in
Ierland,
hetwelk ongeveer 110.000
ton ‘s jaars bedraagt, kan voor
2/3
uit eigen productie
worden gedekt. –
– In Ierland ontmoet men een ovcreenkonstige toéstand
als in ons land. De suikerpiijs is er nl. lagei dan de ‘vereld-
prijs en bedraagt voor de consument 4 d. per lb., hetgeen neerkomt op 39 cent per kg. Dit wordt mogelijk gemaakt
door. de belangrijke subsidie uit •de staatskas van meer
dan £ 1 millioen ‘s jaars en en sterk verhoogde lc-‘erings-
prijs voor de, industrie, die bijna het dubbele, nI. 7 d.
per lb. moet betalen. hieruit vloeit weer een hoge prijs
voor jams, suikerwerken, eni., voort. Déze situatie heeft
het voig jaar medegebracht, dat Nederlandse jam op de
Ierse markt kon verschijnen. Na korte tijd echter werden
de importvergunningen nief langer door de ierse Regering verleend. De suikerdistribu1ieis er onlangs opgeheven.

Hel overzicht van de Europese suikerpositie ial in
een volgend artikel worden afgesloten; daarbij zal o.a.
in ruime mate aandacht worden geschonken aan de
situatie in Nederland en België
4)
.

‘s-Gravenhage.

Th. C. GEUDEKER.

‘) Deze communistische maatregel was door de Geallieerden in

) In volgende beschouwingen wordt een beeld gegeven vande
f945 reeds overeengekomen. Zij wordt

w

dan ook allengs in West-

suikerpositie in Amerika, Azië, Afrika en Australië, aarna liet
Duitsland doorgevoerd, doch het woninggebrek doet het tempo

overzicht van de wereldsuikerpositie in een afsluitend overzicht
der uitvoermgsniaatregelen vertragen..

.

zal worden samengevat.

592

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.

28 Juli 1948

BOEKBESPREKING.

Weerspiegelde Cedaehten,
Opstellen, aangeboden aan Prof.

Dr. N. J. Polak hij zijn vijfentwintigjarig ambtsjubi-

leum als hoogleraar aan de Nederlandsche Economi-
sche Iloogeschool 1922-17 Januari 1947. De Erven
F. Bohn NV., Haarlem 1948, 232 hlz.

,,Dezèr Dagen was het vijfentwintig jaar geleden” –

aldus heette het in ,,E.-S.B.” van 22 Januari 1947 – ,,dat

Dr. N. J. Polak het hoogleraarsambt in cle bedrfshu.ishoud-

kunde te tRotterdam aanvaardde. Dat dit niet identiek is met

een vijf entwintigjarige concentratie op de bedrijfshu.ishoud-

kunde puur, de lezers van dit blad, waarvan hij mede-oprichter

was; weten het”.
De met een betreurenswaardige vertraging

eerst in het tweede kwartaal van dit jaar in de handel

verschenen bundel opstellen vaj ,,oud-collega’s en oud-leerlingen”, welke de jubilaris bij de herdenking op. 17

Januari 1947 van diens ambtsaanvaarding werd aange-

boden, bevestigt nogmaals de zojuist geciteerde bewering.
i)e niet minder dan 36 daarin opgenomen artikelen im-

mers. – waaraan door het organiserende comité onder

voorzitterschap van wijlen Dr. I-Iuysmans de eis was ge-

steld, dat daarin één der aan
Z.H.Gel.
ontleende gedachten-

gangen aan de eigen ervaring van de schrijver zou worden

getoetst – hestrijken vele terreinen. Njettemin is de voor

dit geschrift gekoien titel op haar plaats, niet alleen omdat

de behandelingswijze – men zou kunnen zeggen: het ge-

bezigde instrument – in de meerderheid der gevallen,

zij het uiteraard hier meer daar minder, aan het gestelde

vereiste voldoet, doch evenzeer omdat dit instrunent
werd aangewend op werkstukken, waarvoor ook de ,,mees-
ter” vaak een onmiskenbare voorliefde toonde. Naast een

drietal zuivere gedenkschriften (van -wijlen Huysmans,

Homvink en Brands) bevat de bundel in hoofdzaak be-

schouwingen op het terrein van bedrijfshuishoudkunde,
accountancy, economische politiek, theoretische konomie,

geld-, crediet- en bankwezen, belastingpolitiek en beurs-

w’ezen. Alle disciplinen waaraan ook de vaardige pen van

Polak zelve zowel in dit weekblad als elders in de loop

der jaren vele waardevolle beschouwingen wijdde. Een
aparte grop tenslotte vodt ge.vormd door enige artikelen

van meer journalistieke aard. Vooropstellende de onmoge-
lijkheid hij een dermate uitgebreid materiaal binnen het
kader van een tijdschriftartikel gedetailleerd te treden in
alle afzonderlijke artikelen, zij het de recensent vergund
de zojuist gemakte indeling bij deze bespreking aan te

houden.

De Jubilaris.

De met een foto van de hoogleraar verluchte bundel

wordt geopend met een weergave der van een grote waar-

dei-ing voor het lévenswerk van Polak getuigende rede,
waarmede de te vroeg ontslapen oud-leerling Dr. G. W. Al.
Iluysmans 17 Januari 1947 als ,,de meest geëxponeerde”

zijne!- epigonen de leermeester huldigde. W. Houwink
maakt in een artikel Prof. Dr;N. J. Polak en de Studenten”
o.a. gewag van diens geheel eigen stijl van examineren,
welke zeker ,’elen nog fris in het geheugen zal liggen. Bij-

zonder boeiend is J. Brands’ ,,Amsterdamsche school der
bedrij fseconomie contra Rotterdamsche school?”. Dit op-

stel van een auteur, die naast Polak zèlf langzamerhand
tot een vertrouwde figuur aan de Rotterdamse 1-logeschool


is geworden, wekt associaties kan Merijntje Gijzen, wiens
oneindigheidsbesef werd gewekt bij de waarneming van
een busje cacao, hetwelk op de wanden een verkleinde
afbeelding van eigen uiterlijk vertoonde. Mag immers in –

zekere. zin het verschijnen van deze buiïdel, waarvan
Brands’ artikel deel uitmaakt, niet reeds als eeii’indicaiie
worden aangemerlt van- de aanwezigheid van een band,

clie -. hoewel niet zonder meer beantwoordend aan de door
deze schrijver onmisken baai- gelukkig geformuleerde
criteria voor een school” – getuigt van een verering

van de leermeester niet alleen, doch van een sonds treffende –

uniformiteit in de vijze van benadering der problemen

tevens? In een mi. behalve in de eerste twee alinea’s

/ helder betoog analyseert schr. allereeist het begrij ,,school”
om vervolgens aan te tonen, dat van een Amsterdamse

chool der bedrijfseconomie zeer zeker gesproken mag

wérden. De door schr. en passant geuite ,,verwondoring”

over
0
va Amsterdamse zijde Rotterdam in de schoenen

geschoven scheiding tussen hedrijfs- ên staathuishoudkunde

(waarin Dr. Thierry hem in een ander artikel bijvalt) zal

zeker veler reactie dekken. Recensent denkt in dit ver-

band, om een simpel feit te noemen, terug aan de onmoge-

lijkheid in eigen studiejaren exainen af te leggen in de

bedrijfsleer alvorens van voldoende bekwaamheid -in de
theoretische economie te hebben blijk gegeven. Met alle

begrip voor de bezwaren verbonden aan een andei-e be-

handelingswijze moet men het betreuren, dat Brands in

zijn beschouwing – welke tot de belangwekkendste an
de bundel mag worden gerekend en mcde daarom een

uitvoeriger commentaar rechtvaardigt – zich onthoudt
van een zelfs summiere confrontatie der ,,stelsels”, ondei-

scheidenlijk van Limperg en Polak. Gaarne wenst men

zich dezelfde probleemstelling door èven deskundige hand
uitgewerkt in de ruimte niet van een essay doch van een
proefschiift. Of daarbij zelfs het door deze auteur hij

uitsluiting gebezigde karakterologische criterium wel tot

een identieke cbnclusie zou leiden, staat mi. nog aller-

minst vast. – –

Bed,-ijfshuishoudkunde.

Prof. Dr. J. F. ton Doesschato schrijft over herwaar-
dei-ing van actia, Dr. 0. tenliave onder de aardig gevonden
titel ,,Au bonheur des dames” over omzetstatistieken in de
detailhandel, Khouw Bian Tie over markten in het han-

delsverkeer in Indonesië,
01)
een wijze, welke een frappante

illustratie geeft van Polaks school”. Dr. J. A. Koert

wijdt een zeer lezenswaarde, actuele en welgefundeerde
beschouwing aan het onderw’erp ,,De normale bedrijfs-

bezetting in verband met de Richtlijnen voor de Prijs-
vaststelling No. 1″. Intèressant is zeer zeker ook de pro-

bleemstelling in het artikel Nederland den distributie-
centrum?” van de hand van Mr. Di. F. J. Krop. De opzet
maakt evenwel een min of meer onevenwichtige indruk,
doordat de theoretische fundering wel wat lang uitviel en
bovendien fiog in’ bedenkelijke mate wordt gevormd door
geïnsereerde beschouwingen Van dei-den. Voorts springt
in het oog, dat schr. meermalen verwijst naai- ,,v.
cl.
Kooy,

proefschrift” zonder de titel van deze verdienstelijke dis-
sertatie te noemen. Dr. F. L. van Muiswinkel stelt in een
welgefundeei-d betoog in liet licht, dat het onverstandig
‘are hij de wederopbouw van Arnhc’m een nieuw markt-

terrein te projecteren in het bijzonder met
1
het oog op het
blijvend ondei-brengen var de groentenmarkt in zijn oude
vorm. Zonder aan de originaliteit van de auteur ook slechts
in het minst afbreuk te doen mag op de beschouwing van
A. J. WI Renaud over ,,Vervangingswaarde en afschrijving
op machines” de ku’alificatie ,,Weerspiegelde gedachten”,
vel hij uitstek van toepassing worden genoemd.
De oud-Rottei-dammer waant zich hier op de candidaats-
colleges van Polak, zij ‘het ook, dat ‘de onderscheidene
v
casus-posities een prijzenswaardige eigen ondst vormen.
Belangrijk is met name de enpassant gemaakte opmei-king

over concurrentieverhoudingen inerband met gedwongen
dumping op de binnenlandse markt. Dr. 11. Thierry ver- –
i-ijkte de literatuur .mt ech streng wetenschappelijke
analyse der opbrengst- en kostenw’etten. Het trekt de aan-
dacht, dat in dit lioofdzakelij k polemische aitikel geen nadere

toelichting wordt gegeven op de in de aanvang vrijwel
terloops geponeerde stelling, dat hier rner een bedrijfs-
dan wel een algemeen-economisch onderwérp aan de orde

is. In diens knappe betoog keert
rflueirlr
zioh terloops
tevens tegen de,naar het voorshands wil voorkomen, ook
eerder reeds terecht aangevochten stelling van Prof. ten
Doesschate dat de winst als identiteitsprincipe in -de

28 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

593

bdrijfseconomie zou hebben afgedaan. Dr. Th. L. M.
Thurlings wijdt ‘enige beschouwingen aan verscheidene
aspecten van kerkelijke leningen, bezien vanuit het beleg-

gersstandpunt. Men vraagt zich af, of niet in zoverre

van een discongruentie in dit opstel mag, worden ge-

sproken, dat de als inleiding te ‘beschouwen passages te

lang zijn uitgevallen in verhouding tot het werkelijke

comnentaar. Overigens noemt schr. het door hem aan,-

gesneden vraagstuk terecht actueel in verband met de
financieringsproblemen, waarvooi’ ook de kerkelijke ‘over-

heden zich onder de huidige omstandigheden geplaatst
zien. Dr. E. J. Tohi knoopt aan een in Kopenhagen tot stand
gebrachte ordening van de.melkdisti’ibutie enige beschou-,
wingen vast over het vraagstuk der sanering van de

kleinhandelsgeleding in, het algemeen. Dr. A. J. Verhage
geeft met zijn opstel over de na-oorlogse organisatie van
de handel in luxe tuinbouwproducten er het zoveelste be-

wijs in deze bundel van, dat men, ook in wetenschappelijk

opzicht, retourneâ son premier amour. Bijzonder boeiend zijn schr.’s beschouwingen met betrekking tot de ‘oi’gani-
satie van tdo export en cle commerciële pi’opaganda. J.E.
Vleeschliouwer sluit de reeks, vhn meer specifiek bedrijfs-

huishoudkundige beschouwingen met een opstel over de
positie van de wilde vaart.

A ccounlancy.

Prof. Dr. 0. Bakker, ,,lDe Algemene Rekenkamer, een
moderne opvatting van de uitvoei’ing van haar taak”,
stelt in hoofdzaak het verschil in het licht tussen recht-

matigheids- en doelmatigheidscon trôle. Zelfbeperki ng
t.a.v. eerstgenoemde is geboden. De taakopvatting be-
weegt zich steeds meer in de richting der efficiency

contrôle, een ontwikkeling, welke parallel loopt met die
van het beroep van de accountant, die steeds meer mede
tot economisch adviseur w’erd. Di’, Belle in zijn volgend
artikel w’ekt de indruk in die richting verder te willen
gaan, getuige zijn uitspraak, dat nog te weinig accountants
bij de Algemene Rekenkamer zijn tewerk gesteld. T-her-
bedoelde opmerking vormt een onderdeel van een opstel
,Accountin t-Bedrijfseconoom”, waarin schr. zich tot taak
stelt de houdbaarheid onder dc sedert 1931 aanmerkelijk

veranderde omstandigheden na te gaan van de hij zijn
promotie geponeerde stelling Dc accouiitant is qualitate
qua expert op administratief gebiècl: zo hij zich buiten dat gebieclbeweegt, doet hij zulks niet in zijn kwaliteit
van’ accountant”. Als basis voor dit betoog geeft schr. in
enige forse lijnen een niettemin duidelijk beeld vafi de
belangrijkste factoren, welke leidcln tot cle vestiging van
het beroep van public accountant in de voi’m waarin wij
dit thans kennen, om vervolgens enige ontwikkelingsten-
denties in het accountantsberoep gedurende de laatste
decennia aan te geven. Drs. M. F J. Cool, die als secretaris
van het comité van voorbereiding in de huldiging van Prof.

Polak een belani’ijk aandeel had, schrijft over de public
accountant en overheidsingrijpen; Mi’. B. Moret over de
objectiviteit van de accountant. liet springt in het oog,
dat de contrôleleer in deze bijdragenreeks wel hijzondei’
sterk vertegenwoordigd is, w’elk feit aan het artikel van
Dr. J. G. Stridiron, ,,Enige Opmerkingdh over de Interne
Statistiek van Ondernemingen”, een bijzonder relief geeft.
Zijn bijdrage werd ondanks de betrachtè beknoptheid
een lezenswaard overzicht van functie en middelen der
interne statistiek. Schr., zelf met de practijk der door
hem aangesneden problemen ten volle bekend, .besluit
met enige raadgevingen, van welke met name de opmer-
king, dat de bedrijfsstatisticus niet voor vakgenoot en
leermeester, doch voor bedrijfsleiders analyseert, aller-
minst een overbodigheid vormt.

Gaf de juhilaiis meermalen blijk ook van Veen levendige
belangstelling voor vraagstukken op het terrein der
economische poliliëlc,
ook in deze bundel ontbreken geen
opstellen te,clezei’ zake. Dr. EE. J. Frietema geeft andermaal

blijk van een vaardige pen mt een helder overzicht over

,,De Nederlandse Landbo9w in de Banding”. Prof. l)r. J.

Anton de Haas’ ,,Recent Trends in American Foreign
Trade Policy” doet de lezer zich realiseren hoe snel de

verhoudingen zicli tegenwoordig wel ontwikkelen: zeer vele

zijner opmerkingen zijn tengevolge van het E.R.P. in-

midd’els reeds tot geschiedenis geworden. B. Pruyt, ,,Een

Prijspolitieke Boemerang”, zal alleen reeds de instemming

van menige lezer verwerven doorzijn uitspraak,

dat het

het prijsniveau ten goede zou komen wanneer de prijs-

vorming schoonheidsfouten wilde accepteren ten l)ate van

de pi’ijscontrôle.
Prof. Dr. M. H. Cobbenhagen vindt in een knap betoog

over de positie der economie (,,Tussen natuur- en geestes-

wetenschappen”) gelegenheid gewag te’ maken van het

voorname aandeel, hetwelk Polak had in de opbouw van

het Nederlandse Economische hoger Onderwijs. Prof.
H. W. Lambers wekt bewondering door een in voortreffe-

lijke stijl geschreven beschouwing over ,,Economische

grondbegrippen én schone letteren”. Op dit essay mag

zeker van toepassing worden geacht het citaat, vaai’mede
het besluit: ,,Reading maketh a full man”. Dr. A.iIouvink,

,,Nieuwe middelen van de geldpolitiek”, schrijft hoe het
fundamentele middel der discontopolitïek aan betekenis
heeft verloren. T-herstel van het evenwicht in de betalings-

balans – voorheen via het internationale leenkapitaal –
aangemoedigd door rentewinst, komt practisch niet meer
voor. Wijziging van de valutapariteit, mogelijk geworden

sedei’t het verlaten van de gouden standaard, kan in dit
hiaat voorzien. Directe invloed ‘op het prijsniveau, aldus
Di’. ilouwink (en velen zullefi dit willen onderschrijven)
heeft de rente in het algemeen feitelijk nimmer gehad,
aangezien zij daarvoor een te gering deel van de kosten
vormt.
rrocl)
blijkt Dr. 1-Touwink tenslotte in de disconto-
politiek ook voor de toekomst een belangrijk wapen te
zien om het binnenlands ,prijspeil te hanteren, waarmede
hij, naar het wil voorkomen, zich weer schaart in het
kamp van hen, van wie hij zich aanvankelijk distancieerde.

Prof. Mr. J. G’. Koopmans ,,Rentevoet, Monetair evenwicht
en Deblokkering” gaat na, in hoeverre de middelen, welke
de rentevoet om1ag brengen, in het kader der ,,cheap
inoney policy” op zichzelf een verstorende invloed kunnen
hebben. Met name zal een dergelijke werking zich voor-
doen, indien de g’eldcreatie niet gecompenseerd wordt door
een gelijktijdige hoarding van gelijke grootte. T-let momie-
taii’ evenwicht is dan yerstoord; geldcreatie en deblokke-
ring kunnen te dien aanzien
01)
één lijn gesteld worden.
In het bijzonder zal gelet moeten worden
01)
de factor
besteding van desinvesteringsgelcleri, welke thans
01)
de
voorgr6nd treedt. Consumptie en investering zijnte dien
-aanzien gelijkwaardig uit het oogpunt van monetair even-
wicht, doch ook herinvestering van in de oorlog vrijge-
komen afschrij vi ngsgelden verstoort het evenw’icht tussen
geld- en goederenstroom. Prof. Mr. Dr. G. M. Vei’rijn Stuart,
,,Enkele Opmerkingen over de Omvang ‘van het Bank-
crediet in Nederland”, wijst erop, hoe op de banken in
de naaste toekomst een belangrijke taak rust, nu de he-
sparingeri te enen male ontoereikend zijn om in de behoefte
van het bedrijfsleven te voorzien. Schr. stelt enige pro-
blemen in het ‘licht, welke daarbij zullen rijzen, meer in
het bijzonder aandacht wijdend aan de verhouding’tussen
– eigen’ middelen der banken tegenover credieten aan effec-
tendebiteuren en bedrijfsleven. –

Belasiingpo1itiek.

– Dr. A. M. Lucas stelt, naai’ het wil voorkomen, het be-zigen van het belastingstelsel voor sociaal-politieke dbel-
stellingen te zeer als een moderniteit voor. De beschouwing
van D. C. Renooy over de wijziging van de fiscale positie
der naamloze vennootschappen sedert 1940 vormt eei’der
een stuk hedendaagse geschiedenis dan een weldooi-dachte
analyse. – Belangwekkend is het opgenomen staatje, weer-
gevende ‘de verdeling der passiva van 20 industriële onder-

594

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli 1948.

nemingen, welke om fiscale redenen tôt herkapitalisatie
overgingen. Prof. Dr. B. Scheidstok verrijkte onmisken-

baar de theorie met een held’er betoog over het onder-
w’rp ,,Herhaalde heffing en heffing met toerekening als

algemeen

vraagstuk”. Moge schr.’s verlangen naar een

rijp proefschrift ter uitwerking zijner analyse spoedig in
vervulling gaan.

Het Beurswezen
– de jubilaris uit eigen loopbaan even-

zeer bekend – is in de bundel vertegenwoordigd door een

artikel van E. F. Philipp over de toekomst van de Am-

sterdamse Effectenbeurs.

Tot slot artikelen van J. A.
N.
v. d. Brandhof over ,,De

steunverlening aan stilgelegde bedrijven”, A. Kraal over

,,Wachtgeldregelingen tijdens de oorlogsjaren”, W. Rey-

seger over ,,De taak en organisatia van de Raad voor het

Rechtsherstel” en J. Willems over ,,Organisatie en Tech-
niek der Research”.

Het geheel werd tot een boekwerk, dat getuigt van de

vooraanstaande plaats van de jubilaris in de kringen der

economische wetenschap hier te lande en dat om de inhoud

van verscheidene der erin gebundelde opstellen een waar-
devolle aanwinst voor de literatuur vormt.

‘s-Gravenhage.

. C.A. A. VAN LUTTERVELT.

(uiting van een zeker snobisme) wordt nu, aldus het bld,

weinig meer gevraagd als gevolg van het feit, dat.de
thans. bewoonde huizen en kamers kleiner zijn dan vroeger. Om

dezelfde reden is het aanbod hiervan toegenomen, omdat
grote familieportretten, afkomstig uit huizen, die te groot

zijn om als woonruimte te.kunnen worden aangewend,

moesten worden Oerkocht.

Merkwaardig is de invloed die de voorstelling van een

doek op de prijs heeft. Vier familieportretten van Rey-

noids, die ongeveer van gelijke kunstwaarde waren,

brachten na de oorlog de volgende prijzen op:
dochter
……..
£ 780.-
1

moeder

……..
£ 90.-
schoonzoun
….
£ 155.-

oude vader
……
£ 75.-

V66r de oorlog zou, zo zegt ,,The Financial Times”, de

dochter zeker voor minder, de oude vader zonder twijfel
voor meer zijn verkocht.

De buitenlandse handel in schilderijen is in betekenis

afgenomen. De Anierikanen vertonen op het ogenblik de

neiging, liever stukkeii van minder goede kwaliteit te kopen

in plaats van de zeer hooggeprijsde eerste klas werken,
behalve waar liet de Impressionnisten betreft invoer van

doeken in Engeland is slechts mogelijk op basis van weder-

kerigheid, zodat vraag en aanbod hoofdzakelijk tot het

binnenland beperkt blijven.

AANTEKENING.

DE LONDENSE MARKT VOOR SCRTLDERIJEN

Véôr de tweede wereldodrlog was Londen een belang-rijke markt voor schilderijen en kunstvoorwerpen. Thans

zijn de onigezette hoeveelheden sterk gedaald; de prijzen

daarentegen zijn nog nooit zo hoog geweest. Gemiddeld

liggen, aldus ,,The Financial Times” van 15 Juli ji., de
prijzen van schilderijen van erkende meesters 100 pCt

boven de vooroorlogse. 66r de oorlog kon een goed olie-
verfschilderij worden gekocht voor £ 800; nu bedraagt de

prijs ongeveer £ .000. Het spreekt vanzelf, dat dit een
uitermate ruwe schatting is, want de markt wordt voor

een groot deel beheerst door smaak en mode. Toch treedt
dd laatste tijd een meer objectief element naar voren.
Als gevolg van de vrees voor inflatie trachten thans velen
in het bezit te komen van goede

doeken niet omdat deze door hen als kunstwerk worden gewaardeerd, dus omdat
de schilderijen een hoge subjectieve gebruikswaarde heb-
ben, maar omdat deze een goede belegging vormen. Het is begrijpelijk, dat hierdoor de •Oraag naar schilde-

rijen is toegenomen; anderzijds is het aanbod gedaald
doordat zij, die in het bezit zijn van doeken, minder snel
geneigd zijn, deze te ver
,
kopen. Een andere reden, waardoor
het aanbod in Londen gering is, ligt in liet feit, dat slechts
weinig moderne Engelse schilders ls goed worden erkend,

terwijl dë inport van schilderijen wegens deviezenschaarste
zeer moeilijk is. 1-lieruit moet dan ook worden verklaard,
dat zulke hoge prijzen als £ 500 tot £ 700 voor werken
van sommige Engelse modernen worden betaald.
In ‘t algemeen zijn de prijzen van goedkopere stikken
sterker gestegen dan die der duurdere. Schilderijen bbven
de £ 10.000 zijn naar verhouding weinig in prijs veranderd.
Een Rembrandt, die vôér de oorlog £ 40.000 zou opbrengen,
zou thans nïisschien voor £ 50.000 h £ 60.000 worden’ ver-
kocht. Dit geldt echter niet voor de Franse Impression-
nisten, wiër stukken de laatste jaren zeer gewild zijn en
eerst sinds een tiental jaren in de prijsklasse van £ 40.000

zijn gekomen, mede als gevolg van de grote vraag naar
deze doeken van Amerikaanse zijde.
Een grote rol bij de prijsvorming wordt, zoals reeds
opgemerkt, gespeeld door mode en smaak. Bloemstukken
bijv., evenals werken van 18e eeuwse Venetiaanse meesters,
zijn sterk in prijs gestegen. Ook de afmetingen van een
doek spelen een rol. 1-let grote familieportret, dat vooral

in de tw’intigdr jaren- bij de Amerikanen zeer gewild was

INTERNATIONALE NOTITIES.

IIAUSSE IN DE AMERIKAANSE J)OUWMJVERREID.

De bouwnijverheid in de Verénigde Staten toont record-
cijfers. Gedurende de eerste 5 maanden van 1948 bedroeg
de waarde Oan begoonen nieuwe bouwwerken $ 6,1 mid,

d.i. 35 pCt meer dan in de overeenkomstige periode van

1947; voor de woningbouw bedraagt de stijging zelfs 62 pCt.
Het aantal begonnen woningen bedroeg in dezelfde periode
356.000 stuks, U. 28 pCt meer dan het vorige jaar; ver-

wacht wordt dat dit jaar het record van 1925 (937.000

stuks) zal worden overtroffen. In Mei jl. waren 2.064.000
personen in het bouwbedrijf werkzaam, d.i. 200.000 meer

dan in Mei 1947. De prijzen van bouwmaterialen vertonen

een voortdurende stijging; de groothandelsprijsindex lag
medio Juni ji. 12 pCt hoger dan een jaar geleden. De lonen vertonen dezelfde beweging.
Het Juli-bulletin van ,,The National City Bank of New
York” wijst erop, dat deze ontwikkeling, wat de woning-
bouw betreft, het gevolg is van een omvangrijke expansie
der hypothecaire credietverlening, die een enorme potentiële
vraag in een effectieve heeft omgezet. In 1946 en 1947 nam
de totale hypothecaire credietverlening op woningen voor
1-4 geiinnen toe met ca $ 10 mid of 50 pCt. Genoemde
publicatie aarzelt niet, deze ontwikkeling een ,,textbook example of inflation” te noemen, waarvoor de Fe.derale
Regering, die de credietverlening door het scheppen van
gunstige voorwaarden heeft aangemoedigd, in belangrijke
mate verantwoordelijk is. Verdere- expansie kan slechts
leiden tot een achterblijven van het aanbod van arbeids-
kraoht en materiaal bij de vraag, met als resultaat verdere
stijging der bouwkosten. Reeds kan, wat de arbeidskrach-
ten betreft, een zekere ,,over-employment” worden gecon-
stateerd, die de arbeidsproductiviteit nadelig beïnvloedt

(gebruik van minder geschoolde krachten, storingen in d
materiaalaanvoer). Deze situatie is niet van gevaar ont-
bloot. ,,The building boom is a major factor in the gereral

infiation”. ‘

EEN VIJFJARENPLAN IN JAPAN.

In Japan werd in Mei jI. een ontwerp-vijfjarenplan ge-
publiceerd, opgesteld door het ,,Economic Rehabilitation
Planning Committee” van de Japanse Regering en ten
doel hebbend het economisch leven in 1952 op ongeveer
het peil van 1930-1934 te brengen. Het ontwerp schat
de Japanse bevolking in 1952 op 82,9 mln zielen. In dat
jaar zal iedere Japanner per dag gemiddeld 2.111 calorieën

28 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

595

aan voedsel, en per jaar rond 7 ib aan textiel nodig hebben.

Om daarin te kunnen voorzien, zal het reële nationale

inkomen tot 121 pCt van het gemiddelde van 1930-1984

moeten stijgen. Een sterke toeneming der industriële

exporten is nodig om voldoende voedselimport mogelijk

te maken. Voor dit doel zal bijv. de steenkoolproductie in

1952 141 pCt van die in 1930-1934 moeten bedragen.

Verwacht wordt dat de export grotendeels zal bestaan uit.

textielgoederen, machinerieën, chemische producten en
aardewerk.

,,The Times” van 24 dezer tekent hierbij aan, dat het
welslagen van dit plan van twee voorwaarden aîhangt
1. het beschikbaar komen van voldoende buitenlands
kapitaal, 2. het economisch herstel in die Aziatische landen,

die het natuurlijke Japanse afzetgebied vormen.

De behoefte aan buitenlands kapitaal ter verwerkelijking
van het plan wordt geschat op $ 1.630 mln, welke, naar de
Japanners hopen,door de Amerikaanse Regering beschik-
baar zullen worde’b gesteld. Inmiddels is er reeds door ‘de
auteurs van het plan op gewezen, dat zonder bestrijding
van de thans heersende inflatie door de Japanse autoritei-

ten zelf de te verkrijgen, dollars slechts zullen worden
verspild.

De overtuiging, dat economisch herstel in de Japanse
afzetgebieden onmisbaar is, sluit, aldus Jh6 Times”, aan
hij de behoefte aan een ,,Marshall-plan”.voor Azië, welke
reeds geruime tijd in China en de Philippijnen wordt ge-
voeld.

DE AROEN’l’IJNSE STAATSEEOEOTING VOOR 1949.

– Begin ‘Juli jI. heeft de Argentijnse Regering de begroting
voor 1949 ingediend. Op de
gewone
dienst zijn inkomsten en
uitgaven met elkaar in evenwicht; zij belopen elk 3,86 mld
pesos. Voor de
buitengewone
dienst ligt het begrote bedrag ad 710 mln pesos lager dan in vorige jaren het geval was.
Interessant is, dat de’ Regering voor deze vermindering
als motivering geeft, dat de Staat in 1949 voor de financie-.
ring van het vijfjarenplan wellicht een beroep zal moeten
doen op de kapitaalmarkt, welke derhalve voorshands
niet mag worden overbelast. Dé ,,Neue Zürcher Zeitung” van 15 dezer tekent hierbij aan, dat tot nu toe niet anders bekend was dan dat het vijfjarenplan uit de inkomsten uit
de door de Staat gemonopoliseerde graanhandel kon
worden gefinancierd; men schijnt van officiële zijde dus rekening te houden met een geleidelijk teruglopen dezer
inkomsten.

Naast de gewone en de buitengewone dienst is afzon-
derlijk opgenomen de huishouding der zgn. ,,autonome
bedrijven”. Hiertoe behoren de staatspoorwegen (w.o.
thans ook de van Engeland overgenomen spoorwegen), de
staatsolie-industrje, de staatshandelsvloot e.d. Het budget
van.deze autonome organen beloopt in totaal 4
1
03 mld
pesos. In totaal omvat de begroting dus 3,86 +
0,71
+
4,03 =’ 8,6 rnld pesos.
‘De militaire uitgaven verschijnen op de gewone dienst
voor een bedrag van 1,02 mld pesos (26,4 pCt). Op de bui
tengewone dienst is 3,55 mld pesos (50 pCt) voor militaire
doeleinden bestemd (310 mld pesos voor militaire bouw-
en aanlegwerken, 45 mld pesos voor militaire pensioenen). Onder de inkomsten op de gewone dienst zijn de rechten
op in- en uitvoer opgenomen voor 600 mln pesos (15,5 pCt),
de inkomstenbelasting voor 912 mln pesos (23,6 pCt). De
Regering behoudt ht recht om over het Fonds Deviezen-
vinstente beschikken, voor staatsuitgaven van algemene
aard, tot een bedrag van 620 mln pesos.

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BOEKEN.

De bedi’ijfsergelijking in de Landbouw door Dr A: Vonde-
ling. H. Veenman &’Zonen, Wageningen 1948, 180 blz.,
ing. f 5.90, geb. f 7.40.

Het beolkingsvraagstuk
door Prof. Dr II. W. Mêthorst,
Prof. Dr M. J. Sirks. Van eigen erf
no.
3. Een serie
monografieën ter verdieping van de kennis van
eigen land en volk. Scheltema & Ilolkema’s Boek-

handel en Uitgevers Mij N.V., Amsterdam 1948,

230 blz., geb. f 5.75.
Teoretiese Grondslae c’an die Geidwese
door Prof. Dr 1h W. J.

Wijnholds, J. L. van Schaik, Bpk., Pretoria 1948,
218 blz., geb.

Budgetering en standaardkosten
dooi’ C. Scholma. De
moderne Onderneming; Bedrijfseconomische vak-

studies. Serie-uitgaaf o.l.v. Di’s M. J. .v. d. Ploeg.
N. Samsom N.V., Alphen a. d. Rijn 1948, ‘178 blz.,
f 8.75 geb., voor intekenaren op de gehele serie f 7.75. Warenkennis en technologié
door Dr J. F. van Oss. Deel 1,

• 5e druk. Elsevier Publishing Company, Amsterdam
1948, 736 blz., geb. f 24.—.

Korte Geschiedenis der Heineken’s Bierbroüwerij Maat-
schappij N.V. 1873-1948.
R’dam 1948, 429 blz.,
geb.

Spaarbank t’oor de stad Amsterdam, 1848-1948.
A’dam
1948, 129 blz., + 20 bijlagen, geb.
…..-
The Econoniics of PVelfare
door A. C. Pigou, MA.,
Macmillan & Co. Ltd., London 1946, 4e druk, 887
blz.

fl110 CIIURES.

Psychologische achtergronden.
Geschriften van het mster-
dams Psychotechnisch laboratorium. No. 1 en 2
introductieriummer. Prijs per jaargafig van 6 nummers
f475. J. B. Wolters’ Uitgevei’smij N.V., Groningen
1948, 36 blz.
Dortmunder Schriften zur Sozialforschung,
herausgegehen
von der Sozialforschungsstelle an der- Universitiit
Münster zu Dormund, 1947.
Heft 1.
Lohn und Lebenshaltungskosten, Dr Marga Rohlfing, 55 blz.
Heft II.
Sozialaufbau und regionale Wii’tschafts-
planung, Prof. Dr Karl Schiller, 17 blz.
Heft III.
Marktspaltung und Kernplânung in der
Vôlkswirtschaft, Dr Wilhelm Kromphardt, 18 blz.
Heft IV.
Erniihrung – Gesundheit – Leistung, Ober-
medizinalrat Dr Olivier, Prof. Dr med. Otto Graf,
43 blz. –
Heft VI.
,Wirtschaftliche Vernunft und wirtschaf t-liche •Weisheit, Prof. Bernhard Pfister, 21 blz.

GELD- EN’ KAPITAALMARKT:

In de moeilijke positie, waarin de geldmarkt nu al enige

weken verkeert, kwam ook in de afgelopen week geen

verandering. Callgeld bleef onveranderd sterk gezocht op
IJ pCt, terwijl Augustuspapier tegen 1
5
/
8
pCt, September-
en Octoberpromessen tegen 1/
16
pCt en de langere termij-
nen tegen 11 pCt aangeboden waren. In, het kortlopende
papier vonden op beperkte schaal vel enige omzetten plaats,
doch voor de langere termijnen bestond weinig belangstel-
ling, aangezien de eventuele kopers niet bereid wai’en om
tegen
4
pCt af te nemen en de verkopers niet boven dit
disconto wilden afgeven teneinde hun verliezen niet te
groot te doen zijn. Hoe groot de spanningen op de geld-
markt zijn, moge voorts nog hieruit blijken, dat pet 19
Juli 1948 de beleningen bij De Nedei’landsche Bank met

f 19 ‘millioen waren toegenomen t.o.v. de voorgaande w’eek.
De aandelenkoersen gaven in de afgelopen week vrijwel
geen veranderingen te zien. De koersen bleven zich met
kleine afwijkingen in beide richtingen op het peil bewegen,
waarop zij sedert begin Juni oneveer zijn. De omzetten
bewegen zich op een geleidelijk lager wordend niveau, ter-
wijl ook de verkoop van Amerikaanse aandelen van vrijwel
geen betekenis meei’ is geworden. Enerzijds wijst dit erop, dat degenen, die vrijwillig weiisten te verkopen, dit ook nu

r

596

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli .1948

reeds hebben gedaan. Anderzijds is het niet onmogelijk, dat de krachtige koersstijging in New York in de laatste

weken verkopers heeft doen aarzelen in de verwachting,

dat de koersen nog wel verder zouden stijgên. Nu inmid-
dels aan deze stijging een einde is gekomen, is het niet

onmogelijk, dat de verkopen weer iets7 zullen toenemen.
Ookde obligatiemarkt bleef nagenoeg onveranderd. De
1
ct investeringscertificaten, waarin nog steeds veel aan-

bod verwerkt moet worden, noteerden aan het einde der

week 98 pCt, de 3-34 pCt 1947, die wegens haar lang,e looptijd nog altijd weinig in trek is, noteerde 98
1
/16
pCt.

16 Juli

23 Juli

1948

– 1948

A.K.0.

…….
…………….169f

170f
v. Berkel’s Patent
…………..
122

121
Lever. Bros Unilever C. v. A. …. 299f

2994
Philips G. h.
Y.
A
……………
2584

2564
Koninklijke Petroleum
……….
342f

339
3
,
1I.A.L.

…………….. . ……..

196

197″
N.S.0 .

………………………

185

L

183
H.V.A. …………………….

2234 GB

2254
Deli Mij. C. v A. …… ……..

156f

1544 GB
Amsterdam Rubber
…………
1644

STATISTIEKEN,

DE NEDERLANDSOJIE BANI.
(Voornaamste posten in duizenden guldens),

,0
0
4)
0


°
,r0
0

ee

.,.,”
zom
0

0
ce.0
Ei
moo

30 Dec. ’46
700.876 4.434.786
100.816
‘ 103
153.109
14 Juni ’48
482.446 338.062
145.814
1
146.374
21

’48
482.260
321.995
.164.189
10
145.075
28

’48
482.131
318.167
149.260
10
150.156
S

Juli ’48
482.162
315,820 145.392
10
151.270
12

’48
482.195 310.970
139.836
10
151.757
19

,,

’48
482.238
315.846
145.637
10
173.221
26

’48
482.614
322.384 135.778
13.500
.167.667

ce
Cd
00


.0

Saldi In rekening-courant

,,

,,
ce

CI)


‘0

0

0
0

*

0 0
:

30 Dec. 146
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706 590.158
14 Juni ’48
2.924.460
769.017 77.377
25.654
514.171
21

,,

’48
2.909.438
761.640
97.996
29.003
506.454
28

,,

’48
.2.960.501
741.422
c

56.898
23.610
506.384
5

Juli ’48
2.991.443
719.554
44.719
22.297
505.168
12

,,

’48
2.961.945 819.628
27.871
22.006 463.538
19

’48
2.958.800 794.689
39.506
21.842
513.100
26

’48
2.995.904
765.290
30.441
20.627
319884

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).

‘0

0
ce
E”
0

ce


bb
+
cei1
0
o
1-

+

25 Dec. ’46
0,2 1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
7

Juli ’48
0,2
1.299,2
1.300
1.261,4
38,8
14

Juli

’48
0,2 1.299,2
1.00
1.271,9

t
28,3
21

Juli

’48
0,2
1.299,3
1.300
1.276,5

1

23,8

Othersecurities
Deposits

c
d

H

rb
0
1
CI

.14
P
.
Ei
ce

25 Dec. ’46
1,3

.
311,8
13,6
15
1
8
346,5
10,3
278,9
7

Juli

’48
.

0,7
347,7
22,0
20,2 411,2
9,6
309,3
14

Juli ’48
0,8
364,1
10,2
21,1
406,3
14,1
303,3
21

Juli ’48
.0,8
368,9
15,6
22,1
410,9
14,7 307,0

DE NEDEItLANDSCHE BANK.

Verkorte balans op 26 Juli 1948
Activa.

ÇHoofdbank

1

13.500.000,-.
1)

c

neven

Bijbank

1

iscon 0

Agentsch.,,

10.000,-
1
13.510.000,-‘)
Wissels, schatkistpapïer en sehuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, Ie lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
j’
art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsbiad No.
F204)

…………………………..

door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeën-
komst van 26 Februari

1947

…………

..
t800.000.000,-
Beleningen:

Hooîdbank

t

153.386.943,65 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re-

Bijbank

3.907.274,60
kening-courant
o1) onderpand)

Agentsch.

10.372.936,44
167.667.154,69
Op

effecten,

enz.

……….

..167.001.166,77 ‘) Op goederen en celen

575.987,92
167.667.154,60
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
vet

1937)

………………………….

Tloekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,,,1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt

en

gouden
muntmateriaal

…….f

481.702.591,66
Zilveren munt, enz …….

..

503.249,80

11
482.205.841,46
Papier op het buitenland

..

t

322.384.300;-
Tegoed hij correspondenten In
het

buitenland

……….

..130.145.793,25
Buitenlandse betaal-
middelen …………….

..

5.632.592,92
/,58.1 62.686,17
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
105.833.875,71
Gebouwen en

inventaris

………………


2.500.000,-
Diverse

rekeningen

………… . ………

..
225.466.340,67

4.755.345.898,70

Passiva.
Kapitaal

……………………………t
20.000.000,-
Reservefonds

……………………….

..
12.759.703,05
Bijzondere

reserves

……………………

..
54.447.566,03
Pensioenfonds

……………………….,,
19.915.358,69
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

…..
118.491.460,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

..,,
2.995.904.505,-
Bankassignaties in

omloop ………………

..
326.582,37
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

f

765.289.643,12
Geblokkeerde saldo’s van
banken

……………,,

30.44 1.489,23
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

……………

..20.628.963,15
Vrije saldo’s

……….

..519.884.226,97
1.336.242.322,47
Diverse

rekeningen

…………………..

..
197.258.341,09

4.755.345.898,70

‘) Waarvan

schatkistpapier rechtstreeks

door

de Bank in disconto genomen

……….t

‘) Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)

. ,,
36.894.550,-
circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……

..
146.872.589,-

ZWEEDSE EIJKSBÂNK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen)

Metaal
Staatsfondsen
0

Data

,
0
,!,
0 41
‘0

143•

(5
oeO
21.
oce
F
.0
o’0

31 Dec.

1946
839
532
1.544
504 284
96

182
30

Juni. 1948
188
119
3.065
300
111

182
7

Juli

1948
186
118
2.990
300
91

182
15

Juli

1948
483
116
2.910j
228
165

182′

Deposito’s

Direct opvraagbaar
,
Dta
ce

ce
_

=
0
ce

ce
co
,14
0
‘0
cd

0

0.

31 Dec.

1946
2.877
875
706
1

94
230
.

174
7
30 Juni

1948
2.824
865
732
t

44
125 241
6
7

Juli

1948
2.707
1

878
1

658.
1

137
128
236
6
15Juli

1948
2.6331
977
[

880
22
133
247

.
6

•,


j.

1-

:.’-,.,

4’•”

28 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

NATIONALE BANK VAN BELGIË’
.

1

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

(Voornaamste posten in millioenen fraïics).

t

‘0
Data

.
•,n;

,.,
Co

26 Dec.

1946
32.226
5.648 4.953
214

698
49.158
17

Juni

1948
27.237
11.942
8.682
643

332
51 .031 24

,,

1948
27.240 12.099
8.489
598

335
51.041
1

Juli

1948
27.805
41.668
8.781
908

316
52.606
8

1948
27.820
11.483
9.641
783

292
52.581
,,
15

,,

1948
27.870 11.689 9.384
621

288
52.626
22

,,

1948
27.922
11.628 9.370
516

279
52.029


Rekening-
courant saldi

Data
..
.n’-

1
0

Ca

26 Dec.

1946
637
159.377 72.165
.1
4482
614
17 Juni

1948
637
167.494
78.301
4


6.889
482
24

,,

1948
637
167.313 78.365
4
6.755
482
1

Juli

1948
637
170.323 80.200
2
7.298
482
8

,,

.

1948
636
170.775 80.863
6
7.045
481
15

1948
630
170.373
80.768
3.
7.005
481
,,
22

,,

1948
636
170.158
80.708
3
6.902
48 1

‘) Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 milhioen frcs.
‘) Deze post omvat:oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In millioenen francs),

cs
cd
Data
00

01

9

°
,40

3′

Dec

1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7 1.113,7
30 Juni

1948
5.659,4
117,3
248,2
47,5
4:221,0
1.245,8
7

Juli

1948
5.056,4
129,7 238,0 47,5
4.154,5
1.420,9
15

Juli

1948
5.650,6
122,5 232,9
50,5
4.101,3
1.465,7.

DE KOLENIPOSITJÉ
VAN NEDERLAND
1)

(in 1.000 kg)

1’Iaand


Productie Limburgse.
mijnen

Verzonden

b

voor

innenlandse
behoefte

Invoer

Totaal- 1946
8.31 3.827
6.387.903
2.666.502
Totaal 1947
10.104.345
7.778.585
3.577.564
Gem.

1946
692.819
532.325


222.209 Gem.

1947
842.029 048.215
298.130
Jan.

1948
954.020 694.217 208.550
Febr.

1948
869.419 646.250
244.269
Maart

1948
952.701
,
702.449 407.238
April

1948
961.340
713.602
241.049
Mei

1948
838.031
612.203 200.099
Juni

1948
911.803
1
)
668:063
1
)
289.998
1
)

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C. B. S.”.


‘) Voorlopige gegevens.

DE KOLENPOSITIE
VAN
BELGIË
1).

(in duizenden tonnen)

Maand
Productie
Afzet
Voorraad aan
het, einde van
de maand

Totaal

1938.
. . –
29.575 28.029
.2.222′)’
Totaal

1946.
. . –
22.779
22.767
311 ‘)
Totaal

1947
24.390 24.253
448
2
)
Gen”.

1938
•2.465 2.336
Gem,

1946
1.898
1.897
Gein.

1947
2.033
2.021
Januari

1968
2.244

2.231
400..
Februari 1048
1.738
1
)
1.753
457
,
Maart

1968
2.209 2.250


500

‘)
Bron: ,,Statislischllulleti,i” van het Nationaal Instituut voor
cle Statistiek.

S

‘1 Ullinio December.
‘) G’ecorrigeerde gegevens

.

597

Vorderiiigen
15

Juli

1948
7 ‘Juli 1948

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De Nederl. Bank N.V.
t

823.090.551,70
f

814.390.910,50
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij dc Bank voor Neder-
landische

Gemeenten

181.709,43
462.777,10
Kasvordleringen

wegens

ere-
clietversl.re.kking

aan

liet
buitenland

…………..

Daggeldlening

tegen

onder-


p
and

…………………..
Saldo der postrekeningen van

…….

686.448.547,01
Voorschotten op tilt. Juni, rcsp.
Rijkseomptabelen

…….750.001.244,51

Mei ’48 a. dl. gemeenten we-
gens aan haar uit te keren
belastingen

…………..
…46.055.549,94
,,

51.868.162,48
Vorderingen in rekening-cou-
rant

op

Nederlands-Indië
,, 1035.324.209,13 ,, 1037.882.232,26
Suriname

……. . ……..
31.350.721,57
,,

31.367.706,97
Curaçao

.
……………..
– –
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
‘15.924.836,34
,,

11.892.050,91
1-let staatsbedrijf der P.,

T.

….
…….

sioenfonds

…………
……

enT
.

………… .

…..

Andere staatsbedrijven en in-
…….

stelhngen

…………..


234.571892,46
,,

234.511.929,62

Verplichtingen

Voorschot,

door

De Nederl

Bank N.V. verstrekt


Voorschot,

door De Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening-courant verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandache Gemeenten



Schatkistbiljetten in omloop
f 1500.733.100,-
,f 1500.733.100,-
Schatkistpromessen

hij

De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge

overeenkomst
van 26 Februari 1947 ….
1800.000.000,-
,, 1800.000.000,-
Schatkistpromessen In omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)

/6.186,1 in/in wo. garantie
Bretton ‘Woods /804 mill
,, 5382.100.000,- ,, 5436.100.000,-
Daggeldleningen

……….
145.599.910,-
,,

146.020.568,-
Schuld op uIt. Juni, resp. Mei
Muntbiljetten in omloop …….

’48 aan de gemeenten wegens

…..

aan haar uit te keren be-
lastingen

……………

Schuld in rek.-courant aan:
Nederlands-Indië

……..



Suriname

…………..


«Curaçao

…………….
…1.985.823,16
,,

1.985.823,16
Het Algemeen l3urgerlijk Pen-
sioenfonds

……………


Het staatsbedrijf der

P., T.

……..
…….

801.155.647,15
,,’

831.430.481,-
Andere staatsbedrijven

……..



en

T.

…… …………….

Schuld aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

…………..
…2649.536.007,25
2678.830.676,25
INLEGGINGEN EN TERUG BETALING EN OP PkRTIGTJLIERE
SPAAIIBOEKJES BIJ DE ALGEMEENE SPAAR- EN
LIJFItENTEKAS IN BELGIË
‘).
(in duizenden francs)

Tijdvak
“‘
eggingen
Terug-
betalin-
gen
Saldo

Tegoed der
inleggers aan
het einde
van het tijdvak’)

1938
3.331.391 3.496.925

165.534
12.670.559
1946
5.213.361
3.828.538 1.384.823
19.823.453
1947′)
7.470.934′)
4.955.595
2.51 5.339
23.794.827
Jul!
018.533 489.590
128.943 22.195.681
4
)
Augustus
561.438
391.62.1
169.817
22.365.498
September’)
580.403 365.898
214.505
22.580.003
October
647.343
389.953
257.390
22.837.393
November
556,266 341.954
214.312
23.051.705
December
658.173
548.051
110.122
23.161.827
1948
Januari
850.930
380.897 470.033 24.264.860
Februari
767.879
402.563
365.316
24.630.176
Maart
970.413 524.375
366.038 24.976.214
April
1
825.433
506.474′
318.959

25.295.173
Mei


521.292
460.330
60.962 25.356.135

‘) Bron: ,,Studiën van de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas”.
‘)
Op het einde van het jaar inclusief gekapitaliseerde interest
van het dienstjaar,.


‘) Van September 1947 af voorlopige cijfers.
‘) Van Januari 1947 af inclusief Inkoop van obhigatiën van de –
Muntsaneringslening ad frs 823.035.000.
Exclusief inkoop van obligatiën van de Muntsaneringslenlng.

t,

598

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli
1948

STAAT Ja.

OVERZICHT VAN DE OPBRENGST DER IUJKSMIDDELEN
1).

BookiugstiJdvnk 1047/
1
48.
Directe Belastingen.

x 11.000

1 Jan.
– –
Totaal
1947
.
1

Jan.
Benaming der middelen

.
I’
t’t•
Raming
1947
Dec.
Mei
1947
.

1948

Voor liet

Rijk:
4.620
75.027
93.885 111.707 126.113 121.405
532.757 570.000
..
1.412
2.701
3.774
6.294
7.754
22.226 91.500
Inkomstenbelasting

…………………..

Winstbelasting

……………………..
5.037

5

119

17

14

73
4.809

Vermogensbelasting

…………………..291

128.168

306

430
-5.661

661

456
120.654 140.000
Vennootschapsbelasting

……………….
Vermogensbelasting voor lichamen
11.035

14

10

101

19

148
10.743 16.000
149.151
76.114 96.027
109.702
131.713
128.482
691.189
817.500

Voor het Gemeentefonds:

Totalen

…………………..

26.135
422
244
1.332

6

28
28.099
23.000
Grondbelasting

…………………….
6.635
1.300
.
1.104 1.648 5.069 3.780
19.536
21.000
Personele

belasting

…………………..
Ondernemingsbelasting
8.596
8.942
10.354 9.498 13.270
9.770
60.430
40.000
Totalen

…………………..41.366

1

10.684

1

11.702

1

12.478

1

18.333

13.522

1

108.065

84.000
1)
Deze statistiek sluit aan bij die, opgenomen in ,,E.-S.B.” van 16 Juni 1948, blz. 478.

STAA’Î’ 1h.

BoeklngstiJdvak
1948/
1
49.
Directe Belastingen.

)<

t’ 1.000

Totaal

)
.
1Jan.

Benaming der middelen
J
9
a
Febr. Raming
8.
tI.
1948
Mei
1948

Voor het Rijk:
Inkomstenbelasting

…………………

4
5
2
2
13
680.000
1
– –
1

2
50.000

740,.
159 201
375 133
1.608

Vermogensbelasting

………………………
Winstbelasting

…………………………
28.881

1
19.151
23.769 26.649
7.351
105.801 110.000
Vennootschapsbelasting

……………….
Vermogensbe.lasting voor lichamen
373
527
1.069
422
273
2.664

Totalen

……………………
29.995

19.841
25.044 27.449 7.759
110.088 840.000


Voor het Gemeentefonds………….
Grondbelasting

…………………….

191
376
1.195 5.270
7.032
26.000

Personele

belasting

… ………
…………..
– –
. –
– –
23.000
Ondernemingsbelasting

. . .
6-
13
47
13
987
124
1.184
48.000
Totalen

…………………….13

238

.

389

2.182

5.394

1

8.216

97.000

STAAT U.

Kalenderjaar 1948.
Overige middelen.

X 11.000

Totaal
1

.Tan.

m

1
1
ng

ee
Jan.
Febr.
Mrt April
Mei
1948
Raming
enam

er

i

-.
1948 1948

.
1948
1948
1948

..
t/m uIt.
1948
0
Mei 1948

52.174 50.465 21.164
61.914 38.203
223.920 360.000
‘5.295
5.524
3.783
1.859
2.595
19.056
20.000
483
464
107 568
635
2.257
2.200
22.921
19.145
8.072
24.601
15.739
90.478
170.000
Voorheffing op in het buitenland geaccumu-

41
213

17
217

5 t
367
iRemorie
12

335

t
348
memorie
– – –


memorle


Rechten

op

de

invoer

…………….
15.393
13.520
18.484 20.211
19.250 86.858
183.000

Vereveningsheffing

…………………….

317
536
645
731
496
2.725 5.000
12
18
10

5
13
58
500

Loonbelasting

………………………..

Herkapitalisatiebelasting

…………………

1.178 2.053
823
103
167
4.324
7.000

Dividendhelasting

…………………….
Commissarissenhelasting

………………..

5.954 6.046 6.580
6.788 6.615
31.983
51.800

leerde inkomsten

……………………

548 1.034
1.163 1.510
1.988 6.243 27.000

Superdividendbelasting

…………………..

Bijzondere wijnhelasting

………………….
Accijns

op

zout

………………………

6.297
5.603 5.306
6.683
7.080′
30.969
56.000
Accijns

op

tabak.

………………….
13.139
14.514
15.712 16.944 12.038
72.347
150.000

Statistiekrecht

………………………….

202
46
392
155
5
800
1.200

Accijns

op

gedistilleerd

………………….
Accijns

op

bier

………………………..

Belasting op gouden en zilveren werken
.

.
81
81
88
99
84
426
.

900

Aëcijns

op

suiker

……………………..

74.988 67.347 43.429
79.587
59.449
324.800 535.000

Accijns

op

wijn

…………………….

1.567

..

1.937
2.441
1.785 1.439 9.169
45.000
Omzetbelasting

…. … ………………
Rechten

van

zegel *)

…………….
2.728
1.892 10.382
2.086 3.685 20.773
22.000
Rechten

van

registratie

…………….
4.527
6.115 6.259
5.092
4.957
26.950 68.000
Rechten van successie,

cnz …………..
Motorrijtuigenbelasting
2.235
2.122
2.925
6.362
3.905 17.549
23.000
Totalen

…………………….210.010

198.675

148.083

237.293

178.339

972.400

1.697.600

*) Hieronder begrepen zegelrecht nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten.
.

744

507

448

530

292

2.521

STAAT III.

Kalenderjaar
1948.
Buitengewone middelen.

x f1.000

Totaal
1

Jan.
enaming der middelen Jan.
1948
Febr.
1948
Mrt
1948
April
1948 Mei

1948
1948
t/m uIt.
Raming
1948
Mei
1948

15.504
38.698
71.342
134.602
212.616
472.762
2.000.000
2.076
.8.192
21.450
49.669
117.364
198.751
1.000.000
Betaald

ols

volgt:

Vermogensaanwasbelastin
g

……………
Vermogensheffing ineens

……………..

6.500
27.000
42.300
74.600
123.200
273.600

6.000
13.700
36.200
42.400
99.100
197.400

uit

zekerbeidstellingen

……………….
uit geblokkeerd

tegoed

……………….
500
2.900 6.500
23.900
45.900
79.700

d.

m,

v.

staatsobligatles……………….
met

vrij

geld

………………………
4.580 3.290

7.792
43.371
61.780
120.813

S

r

28
Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

599

STAAT IV.


opleggen van voorlopige en definitieve aanslagen door dc belasting-
Kalenderjaar
1948.
dienst

(debiteurenadrninistratie).
Zokorlkeidstellingen.

.
x f 1 millioen

Het.belastingLijdvak 1947/”i8 loopt bijv. voor de inkomstenbe-
.
lasting van t

Januari 1947 t/in 31

December 1948. Normaliter
.
worden gedurende de eerste I2maanden hiervan voorlopige aanslagen
Ea-
G)


.,

A:
over 1947 geboekt, gedurende de laatste 12 maanden derinitieve aanslagen over 1947 (vandaar de vergelijking van buy. 1947/’48
_
a
met raming 1947 en bijv. 1048/’49 met raming 1948):
Voor

andere

belastingen

loopt

het

boekingstijdvak

19471’48

cb.

cb

Z

EQ
van 1 Januari 1947
tlm
30 Juni 1948.

S

T/it’i

ïö
Dec.

1.176

15
II.

Overige middelen.

111.

Buitengewone middelen:

1945

.
De staten vermelden het werkelijk in elke maand ontvangen »e- Jan. t/m


drag (kasadministratie). Bij de Buitengewone middelen komen ook
Dec. 1946

953

1.553

729

112
‘2.282

127
andere wijzen van voldoening voor (zie staat III).
Jan. t/m
Bij omzetbelasting, loonbelasting en vereveningsheffing vindt de
Dec.

1947

316

.
1.869

525

403 2.394

530
afdracht per kwartaal plaats (dus buy, in Januari 1948 van de be-
lastina over de omzet resp. uitbetaalde lonen van het 4e kwartaal
Jan.

1948

18

1.887

501

54
2.396

584
van l’947).

Febr.1948

13

1.900

48,2

99
‘2.382

683
Mrt

19
1
8

12

1.912

458

100
2.370

783 1V.

Zekorheidstellingen.
April 4948

10

1.922

441

130

2.363

913

‘2.354


Dit zijn bedragen, clie, vrijwillig of verplicht, door belaslingplich-
Mei

1948

8

1.930

424

164
1.077
tigen hij de ontvangers der belastingen zijn gedeponeerd. Zij dienden
als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen in bestaande

TOELICHTING BIJ H]ITVERZICFIT VAN DE OPBRENGST
lelastingen,

verinogensaanwasbelasting en

vermogensheffing (zie
ook staat III).
De staten vermelden zowel de opgelegde zekerheidstellingen als
DER RIJKSMIDDJILEN.

.
de.betalingen daarop (dus zowel debiteuren- als kasadministratie)

I.

Directe

belastingen.



en voorts nog de afschrijvingen, die op dezekerheidstellingen wegens
de opgelegde aanslagen plaatsvonden. Het opleggen yan verplichte Deze staten vermelden de vorderingen, welke
ontstaan door het

zekerheidstellingen is op 31 December 1947 betindigd.

‘VERREER EN VERVOER IN NEDERLAND.

Omschrijving
1

Eenheid
Maandgem.IMaandgem.
Jan.
Febr.
1

Maart

April
1938
1947
1948
1948
1948
1948

Indexcijter
vervoer
wilde bInnenvaart
100
129
/
119
111
154
139
1.000 t
917
1.180
1.091
1.015
1.411
1.275
.

,,
260
334
256 259
335
295
miii. t/km
127
.

164
143 146
203
184.

.

100
105
’91

78
103
116
1.000 t.
600
.
629 546
467* 618 695*
Idem,

prestatie

……………………….
mil!.t/km
45
43
37
34* 44*
53*

Indexei,jfor Internat.. binnenvaart (laadverrn.)
..’
100
35
31
42
51
50

Aantal
6.1.46
1.860
1.515
2.070
2.693
2.946
1.000

.
3.572
912
740
1.120
,

1.399
1.451
2.092
398 437
744
928 847
waarvan onder: Nederlandse vlag
,,


1.566
321
.367
627
797
713

Vervoer wilde binnenvaart

………………..

11

Belgische

vlag

…………..
,,
126
73 61
96
106
118

waarvan brandstoffen’

……………………
Wilde

binnenvaart,

prestatie

……………….

Aantal
6.082
1.923
1.605
2.108
2.864
2.967

IndexctJfor eigen vervoer to water ……………

1.000 t
3:494
957
814
1.139
1.434
1.446
Lading

…………………………….
,,
2.252
421
337

389
672
646
waarvan onder: Nederlandse vlag
,,
1.559
310
281 321 544
500

Binnengekomen

schepen

……………………..


229
.

80 36
32
77 95
Aantal
2.144
1.141
978
1.199
1.513 1.395
-Laadvermogen …………………………
1.000 t
1.427 798 816
922
1.085
1.030

Eigen

vervoer te

water

.’ ………………….

1.051 386
424
577
688
626
waarvan onder: Nederlandse vlag
,,
199
.

122
135
218..
223
210

Laadvermogen …………………………….

Belgische

vlag

…………..
,,
544 196
227
253
354
289

Vert1kken

schepen

………………………..

Belgische

vlag

……………….

Indexei,jfer
zeevaart (Inhoud)

….

100
42

48 44
56
56

Lading

……………………………………..

Laadvermogen…………………………….

Binnengekomen zeeschepen ……. . ……….

….

.Aatal
1.758
753
753 799
997
1.067

Schejen

in

doorvaart

……………………..

Bruto Inhoud
1.000 R.T.

4.416 1.852
2.030
1.953 2.513 2.405

….

,,
3.834
1.702
1.791
1.670
2.164 2.085
.
………………………….
….

,,
t

907
1.112 1.062
1.198
1.250
Vertrokken

zeeschepen ………………….

….

Aantal
1.738
737
812
803
974
1.102

Lading

……………………………………….

1.000 R.T.
4.418
1.854
2.174

1.918
2.430 2.510

Idem, alleen geladen schepen

………………

Idem, alleen geladen schepen

………….

,,
3.216
1.150
1.532
1.397 1.672
1.689

waarvan in lijnvaart

……………………..
….

,,
.

911
1.210 1.000
1.154
1.198

Bvuto

inhoud

………………………..

Goederenvervoer ter Zee:
.
waarvan

in

lijnvaart

………………………

1.000 t
1.018
984
920
848
871
1.160
Gelost

hij

invoer

………………….
doorvoer
1.738
191
224
269
383

290
Geicden ‘)

bij

uitvoer

………………
..
.484
149
116
183 177
206 ,,

doorvoer

…………………

1.421
149
249 266
376
499

Indexcljfer goederenvervoer Ned. Spoorwegen
..
100
III

124
109
128*
129
Goedcrenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
.
.

.
1.000

t


1.207
1.335

,
1.495
1.310 1.550* 1.559*
,,
412
253
264 238
302* 341*
1 millioen
242
513
478
451
523
495*
Tonkilometers Ned. Spoorwegen


,
170 194


‘214
193
226

1

millioen
21,2
47,0
47,9
43,6
45,0
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers
.

.
,,
5,7
14,9
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
. .

.

.
4,4 9,8

.
•100
137
141 156 154

waarvan grensoverschrijdend

……………….
Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen

………..

Slachtoffers verkeersongevallen:
Indexel,Jter
verkeer
01)
(le rijkswegen………….

Aantal
65
75 79

59
71
59

Tramwegen, vervoerd6 reizigers ……………..

Ernstig gewond

………….. . ………
368 580
,

558
412
530
497

918 550
492
.

380 560
586

Overleden

…………………………..

Indexcljfers:

.
.
.

..
Licht

gewond

…………………………

Overleden
100
115
122
91
109
91
Ernstig

gewond

……………………..
100
158
152
112
144
135
Licht

gewond

……………….. ……….
.
00

.1
80

54
41
61
64

)

Bunkermateriaal cd.

niet inbegrepen.

Voorlopig cijfer.

Koninklijke Nederlandsche
Boekdrukkerij

H. A. M. Roelants

– –

Schiedaxii

/

11600

• EC0N0MISCÎ-i-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Juli 1948

GQJi) IN- EN UITVOER DER
VERENIGDE
STATEN
‘).
(in 1.000 dollars
van circa
$_35 oer ounce fijn).

Importen

uit:
Exporten

(

)
naar:


Nederland
België
Engeland
Frankrijk
Zweden
Zwis

land


Canada
Mexico
Totaal

Overig
Latijns
Amerika

1939 ………….
341.618
165.122
1.826.403
3.798

28.715
86.987
612.949
33.610
57.020 3.574.151 63.260
977
638.083 241.778
161.489
90.320
2.622.330
29.880
128.259
4.744.472
1941
1
3.779
1
1.747
899
412.056
16.791
61.862
982.378
1942 1.955

5
208.917
40.016
39.581′)
315.678
1943
‘•
88
66.920

3.287
24.306
1
)

68.9’38
1940

…………..

1944
-695.483
46.210 .

109.695

58.292′)
-845.392
1945
160
.
53.148
15.094

41743
3
)

106.250

6
458
– 14
344.130
3.591

403
3
)
31 1./94
1947
3

488.433
162.941
27.990
1
445.353

7.110
10.684
1.866.348

1946

……………

Jan
9.970 182.808
31
458
201
2.418
234.078
1948

………….

Febr
31.301
104.264
.
289
211.
1.102 159.388
Mrt
61.931
20.274
– 19.660
271
2.673
99.943
April
2
)
6.132
20.023
167.906

10.693
242
4.872
234.156

‘)
Ontleend aan hei ,,Fedcral Reserve Bullefin” van ;runi 1948.
2)
Voorlopige gegevens,
3)
Gecorrigeerde gegevens.’

GOUDPRODUC’IIE

(in 1.000 dollars van circa 8
35
perowice fijn).

I

1

Jaar

Zuid-

Veren.
1

Austra- Totaal ge-
Canada

lië’)

rappor-
Afrika

Staten’)

teerd

1939

448.753

196.391

178.303

57.509′)
1.031.214′)
1940

.

491.628

210.109

185.890

57.540′) 1:106.447
5
)
1941

.

504.268

209.175

187.081

52.384
1
) 1.110.379
6
)
1942

.
494.439

130.963

169.446

40.383′)982.130′)
1943

468.153

48.808

127.796

26.295′)

773.817′)
1944

429.787

35.778

102.302

22-.990
5
)

701.259′)
1045

427.862

‘32.511

94:385

23.002
1
)

682.888′)
1946

417.647

51.182

99.039
5
)

28.857′)

696,602′)
1947

392.004

81.219

107.432

.32.808′)

710.880′)
19′
1
8 Jak.

34.775

6.214

9.568′)
.
2.625′)
Febr.’

32.459

5.489

9.177

Mrt

34.384

6.372,

1)
Ontleend aan: ,,Federal Reserve Bulletin” van Juni 1948.
‘)
Exclusief Sovjet Rusland.

.
3)
Inclusief Philippijnen. Jaarcijfers zijn sehatl;ingen vkn de
U.S. Mint”, maandcijfers worden gerapporteerd door hel ,,Ameri-
can Bureau of 31etal Statistics”.
‘)
Gerapporteerd door ,,Commonwealth Bureau of Census and
Statistics”;
van 1946 af onderhevig aan eventuele revisie.
‘)
Gecorçigeerde gegevens.

INLEG GINGEN EN TERUGBETALINOEN BIJ DE SPAARBANICEN
IN
NEDERLAND
‘).
(in milhioenen guldens).

Iiileggingen
Terugbetalingen
Maand
R.P.S.
I
Part.
_–
‘T(otaal
R.P.S.
I

Part.
________-
Totaal
Saldo
Aug.
1939
22,7 24,3

47,0
‘29,7 229

52,6

5,6
Dec. 1946
18,2
17,9
36,1
25,2
18,9
44,1

8,0
Gem. 1946
20,5
24,6
45,1
45,4
31,4
76,8

31,7
Gem. 1947 21,2
25,6
46,8
26,4
23,8 50,2

3,4
Jan

1948
25,2
34,1
59,3-
25,6
27,8
53,4
+

5,9
Febr. 1948
22,9
32,3
55,2
24,8
.26,2
51,0
+

4,2
Mrt

1948
21,2
26,1
47,3 31,5
29,9
/ 61,4
-14,1
April 1948
17.3 23,0
40,3
33,5 30,5
64,0

23,7
Mei

1948
19,1
29,0′)

48,1
32,1
35,2′)
67,3

19,2

1)
Bron: ,Statistisch Bulletin van het C.B.S.’.
‘) Voorlopige gegevens.

ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE

IN NEDERLAND
‘).

1938
=
100

k-

Algern.

produetie-index
van

do ,ifl(luStrio ……..
56
73
92
102
98
-105
io6
102
Walspröducten

van
ijzer en staal
‘)

. . .
57
73
137
178
196
185
205 224
Cement

………….
85
88
114.
123 124
132
134
.97
33
52
69
91
90 93
8o
74 38
57
‘105
77
81…
115
93
Katoen- en linnen-
21
39 60
70 67
72
71
65

Metselstenen

………

.
54
78
111
130 120
141
156

Deuren

……………..

36 53
63
54
60

weverijen

………..
Schoenen

……….

65 73
124 127
118
‘128
Sigaren

………….
Sigaretten ………….
Boter …………….

27
52

~
60
52
34
28 40
65
I
*
i6
Kaas

……………
.1
52
53
16
17
37
66
136

‘)
Bron: ,,Statistiscb Bulletin van het C.B.S.”;. betelcent: de ge-
gevens ontbreken; gecorrigeerde cijfers zijn cursief gedrukt.
‘)
1940
=
100.

Mr in de Rechten,

inet praktijkervaring, momenteel werkzaam

op het

secretariaat van een bedrijfsorganisatie, wenst van .be-
trekking te veranderen.
Bij
voorkeur een zelfstandige
positie, zo mogelijk op commercieel
.
terrein. Br. te
– richten onder no. ESB 1241 bureau
van
dit b1ad,
post-
bus 4-2, Schiedam.

Centrale Instelling op het gebied van
orga.nisa-

tie- en productiemethoden vraagt voor .haar

Pesearchafdeling een

directeur

bij
voorkeur academisch gevormd. Brieven met

uitvoerige inlichtingen onder no. ESB .1240 bu-

reau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
3

Ecönomisch

Statistische

Berichten

Adres
voor
Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (V.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro
8408
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Sen.inarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoocl,straat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor J,rederland
f
26
per jaar,
voor België/Luxemburg
/
z8
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Ban que de Comrnerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
f26,
overige landen
/28
per jaar. Abonnernen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en stechts worden beëindigd per
ultlmo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in
iTederland
aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam
(41)


ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te rch1en
aan
de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schieda,n (Telefoon
69300,
toestel 6).

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

..

Auteur