Ga direct naar de content

De Miljoenennota 1984: langzaam uit het dal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 28 1983

De Miljoenennota 1984:
langzaam uit het dal
PROF. DR. J. J. VAN DUUN*

De Miljoenennota 1984 wordt gepresenteerd op een tijdstip, waarop de wereldeconomie zich
langzaam aan het herstellen is van de langste en meest ernstige recessie van na de Tweede
Wereldoorlog. Dit herstel wordt door de Nederlandse regering aangegrepen om beleidsvoornemens te
presenteren die vooral structurele ombuigingen beogen. De hoop is dat de internationale conjunctuur
voldoende tegenwicht zal bieden aan deze ombuigingen, zodat de Nederlandse economic en van het
conjuncturele herstel kan profiteren en zich in een startpositie kan manoeuvreren om, later in de jaren
tachtig, deel te hebben aan een dan te verwachten, meer duurzame opleving van de wereldeconomie.

De internationale conjunctnur
Sinds de recessie van 1974-1975, die samenviel met de eerste
oliecrisis, heeft de wereldeconomie een eigenaardig verloop gekend
— eigenaardig tenminste, als men het legt naast de patronen die voor
1973 gebruikelijk waren. Vanaf de zomer van 1975 was er een
krachtige opleving van ongeveer een jaar, waarna er in 1977 in feite
al een lichte inzinking begon. Een echte recessie bleef echter uit. In
1978 en 1979 trok de wereldeconomie weer aan, maar eind 1979
was het toch gebeurd met de opgaande fase van deze conjunctuurcyclus. Er volgde een recessie, die ook weer grofweg samenviel met
een nieuwe oliecrisis.
Vanaf 1980 begonnen de conjunctuurbewegingen in Europa en
de Verenigde Staten uiteen te lopen. De VS kenden een recessie van
januari 1980 tot juli 1980, gevolgd door een expansie van precies
een jaar (juli 1980-juli 1981), waarna een nieuwe, veel ernstiger recessie volgde die de neergang van 1974-1975 verre overtrof. Het
dieptepunt van deze recessie werd bereikt in november 1982.
West-Europa miste in feite de mini-opleving van 1980-1981.
Deze is weliswaar zichtbaar in de statistieken, maar net zomin als we
1977 als een recessiejaarzien, zien we in Europa 1980-1981 als een
jaar van conjuncturele opleving. De periode 1980-1982 is gewoon
een lange recessie geworden en met name voor West-Europa een
waarin de macro-economische variabelen een ongunstiger aanzien
kregen dan ooit in de naoorlogse jaren het geval was geweest.
Nu is er echter, eindelijk, sprake van een conjunctureel herstel.
Niet misschien, zoals sommige economen overvoorzichtig stellen —
neen, het herstel is er. Weliswaar zouden Europese data nog aanleiding tot voorzichtigheid kunnen geven, — zeker de Nederlandse
kunnen dat — maar als we over de OECD-landen spreken is er sprake van een aantrekkende produktie. Tabel 1 geeft de laatst beschikbare data voor een aantal landen en economische blokken.
In deze label valt een aantal ontwikkelingen op. In de eerste plaats
wordt duidelijk dat het conjuncturele herstel het verst en het krachtigst is in de Verenigde Staten. Tot op heden is de industriele produktie daar, na het dieptepunt van november 1982, met 11,6% gestegen. Dit stijgingstempo is tot op dit moment gelijk aan dat van
eerdere naoorlogse recessies. Daarmee is de eerste angst, als zou er
in 1983 sprake zijn van een zwakker dan normaal herstel, voorlopig
de kop ingedrukt. De opleving van!983 ligt op schema, ook wat betreft andere conjunctuurindicatoren. Er wordt wel een afzwakking
van de groei van de industriele produktie verwacht, maar ook dat is
in lijn met eerdere ervaringen.
In de tweede plaats valt op dat het aantrekken van de Japanse
conjunctuur veel minder uitbundig is dan dat van de Amerikaanse.

1

Er is hier in zoverre sprake van een vertekening, dat de Japanse industriele produktie tussen 1975 en nu veel meer is toegenomen dan
elders in het OECD-gebied. Dit neemt echter niet weg dat Japan
niet als een drager van de huidige herstelfase kan worden gezien.
In de derde plaats kan worden opgemerkt dat de signalen van een
Duits herstel nu toch wel duidelijker gaan worden. Ook voor WestDuitsland gold dat binnenlandse en buitenlandse waarnemers zich
aanvankelijk nogal bezorgd toonden over de kansen op herstel. De
laatst beschikbare cijfers wijzen echter in de goede richting. Ze worden bovendien versterkt door de nieuwste ramingen over het verloop van het Duitse bruto nationaal produkt. Zowel in het eerste als
in het tweede kwartaal van 1983 is er sprake geweest van een stijging. Na dalingen van het nationaal inkomen in 1981 en 1982 wordt
voor dit jaar een toename verwacht die zou kunnen liggen tussen
‘/2 en 1%.
Ten slotte lijkt het alsof er in Nederland van enig aantrekken van
de industriele produktie sprake is, maar overtuigend is het beeld
niet. Daarbij speelt nog dat de CBS-ramingen van de produktie altijd met veel vertraging beschikbaar komen en nog tot maanden na
de eerste publikatie worden herzien. Het laatst beschikbare cijfer,
dat voor juni, is dus bepaald niet hard te noemen. Desondanks lijkt
het onwaarschijnlijk dat de definitieve cijfers wel een overtuigend
produktieherstel voor het eerste halfjaar van 1983 te zien zullen
geven.
Tabel 1. Het verloop van de industriele produktie, augustus 1982augustus 1983 a)
Verenigde
Staten

September 1982 . . . . .
oktober 1982. . . . . . .
november 1982 . . . . .
december 1982 . . . . .
januari 1983 . . . . . . .

Japan

101,5
100,3
99,7
100,0
101,5

101,6
98,8
101,1
100,1
100,6

101
100
100
99
101

103,2

104

WestNederland
Duitsland

99
100
99
102
103

EG

OECD

100,6
100,1
100,5

101,9
100,5
99,9
99,5
101,0

99,4
101,0

103,5

juli 1983. . . . . . . . . .

107,9
110,2

a) Het gemiddelde produktieniveau van het laatste kwartaal van 1982 is gelijkgesteld aan 100. De
indices zijn gecorrigeerd voor seizoenbewegingen.
Bronnen: OECD; rationale statistieken.

* De auteur is hoogleraar algemene economic aan de Interfaculteit Bedrijfskunde van de Technische Hogeschool Delft.

884

L

label 2. Indicatoren voor de Nederlandse conjunctuur, augustus 1982-augustus 1983 a)
Beurs

Failissementen

Invoer

Industriele

Consumptie

Uitvoer

Werkloosheid

produktie

Openslaande
aanvragen

aagustus 1982 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

85

93

90

98

102

97

94

116

december 1982. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
januari 1983. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

101

108
98

107
96

102

103

103

100
103

104
100

102
105

96
100

93

100

101

117

a) Toelichting: Het gemiddelde van de waarnemingen voor oktober, november en december 1982 is op 100 gesteld. Op alle reeksen is een seizoencorrectie toegepast.
Omschrijveingen:
beurs = ANP-CBS-beursindex, algemeen;
faillissementen = uitgesproken failissementen;
invoer “« invoer van grond- en hulpstoffen (hoeveelheidsindex);
industriele produktie = hoeveelheidsindex produktie nijverheid;
Consumptie •” particuliere consumptie, totaal, hoeveelheid;

uitvoer = uitvoer, totaal (in gld.);
werkloosheid = geregistreerde werkloosheid, oude definitie;
openstaande aanvragen ҉ۢ openstaande aanvragen bij gewestelijke arbeidsbureaus.
Bron: oorspronkelijke reeksen van het CBS.

De rationale conjunctuur

Laten we in wat meer detail naar de Nederlandse conjuncluurindicatoren kijken. In label 2 zijn waarnemingen vanaf augustus 1982
bijeengebracht voor een aantal variabelen. De beursindex, het aantal faillissementen en de invoer van grond- en hulpstoffen mogen
daarbij als ,,leading indicators” worden gezien, de particuliere consumptie, de invoer, het aantal werklozen en openstaande aanvragen

als ,,coincident indicators”.
Als een samenvattend oordeel over de cijfers van label 2 moet
worden gegeven, dan is dal dal er nog weinig richling voor de Nederlandse economie uil af le leiden vail. Het is bekend dal de Amslerdamse beurs sinds auguslus 1982 volop aan de Internationale

hausse heeft meegedaan. Zo zelfs, dat aileen de beurs van
Stockholm over hel jaar auguslus 1982 – auguslus 1983 een hoger
slijgingspercenlage liel noteren. De beursindex wordl wel als verklarende variabele in invesleringsvergelijkingen opgenomen, als
proxy van hel ,,vertrouwen” van invesleerders in de loekomsl. Voor

Nederland zou dat moeten belekenen dal er nu in ieder geval van
een toenemend vertrouwen sprake is, iels wal Irouwens ook niel
weerlegd wordl door recenle uilspraken van werkgeversverbonden

noch door de raming die hel Cenlraal Planbureau in de Macro Economische Verkenning 1984 (MEV) heeft gepubliceerd: daar is alIhans sprake van een slijging van hel investeringsvolume, na dalingen in de drie voorafgaande jaren. Men moet, terugkerend naar de
ANP-CBS-beursindex, evenwel bedenken dat deze mede zo kon
stijgen omdal de vertrekposilie wel erg laag was.
De reeks van uilgesproken faillissementen waarop, evenals op de
overige reeksen, een seizoencorrectie is toegepasl, laat nog weinig
richting zien. In de eerste helft van 1983 lag het aantal failiissemen-

ber beeld zien. Het zou kunnen zijn dal hel aanlal openslaande aan-

vragen nu zijn absolute dieptepunl heeft bereikt; de werkloosheid
zal echter nog verder slijgen. De voor de Verenigde Slaten geconslaleerde, vrij forse daling van hel werkloosheidspercenlage heeft
geen pendanl in de Nederlandse, of algemener de Westeuropese
onlwikkelingen op de arbeidsmarkl.
Een ,,op hel oog” uilgevoerde conjuncluuranalyse, die geen rekening houdl met onderliggende positieve of negalieve irends, laal
voor Nederland geen voor de hand liggende aanwijzing van een conjunclureel omslagpunl loe. Dal punt zou in november 1982 kunnen
liggen, maar zelfs als dal zo is, dan is hel herslel sinds november in ieder geval zwak geweest. We moeten naar andere aanwijzingen kijken om daar een zeker vertrouwen in het verdere verloop van de Nederlandse conjuncluur aan le ontlenen.
Zo’n aanwijzing zou kunnen zijn dat hel herslel bij onze belangrijksle handelspartner, de Bondsrepubliek, wel evidenl aanwezig is.
Hel zou zeer uilzonderlijk zijn als Nederland dil herslel niel zou
volgen. De slijging van onze uitvoer, zoals die uil label 2 naar voren
koml — hoe weinig eenduidig die ook moge lijken — mag mijns inziens loch wel als een verder signaal van herslel worden gezien. Ondersleuning kan ook komen van andere handelspartners wanneer
wordl gekeken naar de indices van ,,leading indicators” die andere
landen opslellen. Hel Economisch DagWarfberekenl maandelijks
een indexwaarde voor Nederland, die is geconslrueerd uit de indices
van de Verenigde Staten, Wesl-Duilsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Belgie. Hel verkregen gewogen gemiddelde levert
een dieptepunl op voor oktober 1982 en een duidelijke stijging
daarna. Het lijdt al mel al geen Iwijfel dal de wereldeconomie aan de
weg omhoog is begonnen en dal Nederland, via de export, zal meeprofileren van dil herstel.

len beneden dal in hel eersle halfjaar van 1982, maar hel aanlal blijft
zeer hoog, op een niveau dal sinds de Grole Depressie van de jaren
dertig niel meer gehaald is. Van een duidelijke daling is nog geen
sprake, nel zomin als de derde leidende indicalor, de invoer van
grondsloffen en hulpstoffen, een duidelijke slijging vertoont. Hel

cyclische palroon dal zo zonneklaar uit Amerikaanse gegevens naar
voren komt, is in Nederland nog niel le onderkennen.

Het is wel opvallend dal de reeks van de particuliere consumplie
een beeld vertoonl dat parallel loopt met dat van de induslriele produklie. Opvallend in de zin dal de ontwikkeling hier niet slrookl mel

Een vergelijking met 1976

Dat er niettemin her en der aarzelingen worden geuit, is overigens
wel begrijpelijk. Drie jaren achlereen van recessie doen op zich zelf
al de vooruilzichten versomberen. Het is dan goed te bedenken dat
tijdens de presenlalie van de Miljoenennota 1976, loen — naar achleraf zou blijken — hel dieptepunl van de ernslige recessie 19747
1975 nel gepasseerd was, de ramingen voor 1976 een beeld oplever-

de raming van hel Cenlraal Planbureau dal voor 1983 een vierde

den dal pessimislischer was dan de realisalies aangaven (zie label 3).

jaar van consumpliedaling verwachl — en daar Irouwens voor 1984
nog een vijfde jaar aan loevoegt. Tol dusver in dil jaar liggen de
maandcijfers van hel CBS echler iels boven die voor de correspon-

Tabel 3 betrefl weliswaar slechts hel eerste hersteljaar, 1976 (1977

derende maanden van 1982, helgeen zou doen vermoeden dal de
daling van de particuliere consumptie, die medio 1980 inzetle, een
hall is toegeroepen. Erkend moet echler worden, dal de verklarende

variabelen van de particuliere consumplie een verdergaande daling
zouden indiceren.

De beide arbeidsmarklreeksen laten zonder meer een zeer somESB 5-10-1983

werd vervolgens te hoog voorspeld), maar waar hel om gaal is dal
een ernslige recessie aanleiding kan geven tot een onderschatling
van dat eerste hersteljaar. Het ,,big slumps breed big booms” waar

The Economist destijds de opgang mee beargumenteerde, blijkt
niel een voor de hand liggende redeneertranl te zijn. Toch suggereert de conjunctuurtheorie dal in ieder geval de ingeteerde voorra-

den voor een aanvankelijk krachtig, door voorraadinvesteringen geInlroduceerd herslel zorgen.
885

Tabel 3. Ramingen en realisaties in een hersteljaar: 1976
Realisaties
1975
Volume wereldinvoer (herwogen). . . . . . . . . . . . . .
Volume particuliere consumptie. . . . . . . . . . . . . . .
Volume bruto investeringen bedrijven. . . . . . . . . . .
Volume goedereninvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Produktievolume bedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Volume bruto nationaal produkt . . . . . . . . . . . . . .

1976

-2,9
3,4
-7,5

13,2
5,7
-6,2
-4,6
11,4
-4,7
9,6
-1.7
5,6
5,6
– 1,9
224
206

Ramingen voor 1976
MEV 1976

CEP 1976

8
3
-5

6
3
-6,5

7,5
4

3,5
240

7,5
4,5
4,5

220

Wat voor 1976 vooral werd onderschat, was het herstel van de
wereldhandel. Toen dat krachtig Week te zijn, lieten de bestedings-

en produktie-indicatoren hogere stijgingspercentages zien dan
voorspeld was. lets dergelijks is er ook nu weer aan de hand. Het
Planbureauschrijftdanookhide MEV1984(opb\z. 15): ,,Hetherstel van de wereldhandel vindt zijn meer dan duidelijke weerspiegeling in het verloop van de goederenuitvoer, dat gunstig was in de eerste maanden van dit jaar. De raming voor 1983 als geheel komt nu
neer op een volumestijging van 3,5% ten opzichte van 1982, te vergelijken met 0% in het Centraal Econoraisch Plan 1983″. Het Planbureau tekent verder aan dat de Nederlandse uitvoer mede kan profiteren van het herstel omdat in ons exportpakket relatief veel intermediaire produkten (bulkchemie, basismetaal, e.d.) zitten, waarvan
de afzet eerder omslaat dan de rest van de conjunctuur. Het nu ver-

verouderde capaciteit wordt meegeteld moet er nog heel wat onderbezetting ongedaan worden gemaakt alvorens aan uitbreidingen
kan worden gedacht. Een tweede belemmering is de slechte vermogenspositie van ondernemingen. Verder is er de hoge reele rente, al
wordt deze variabele misschien wel wat overschat als determinant
van investeringsbeslissingen. Ten slotte zijn er de binnenlandse afzetverwachtingen die weer negatief worden bei’nvloed door het
complement van het lastenverlichtingsbeleid van het kabinet: de
lastenverzwaring voor de burgers.
Zonder meer gerust op een goede afloop van deze conjunctuur-

cyclus kunnen we daarom niet zijn. De factoren die voor Nederland
gelden, gelden namelijk ook voor de ons omringende landen. Alleen die landen die met een wat minder nijpend financieringstekort
te maken hebben zouden een keuze tussen alleen maar kwaden kunnen vermijden. Het zal in dat verband ook interessant zijn om te zien
hoe de situatie in de Verenigde Staten zich zal gaan ontwikkelen.
Ondanks de tekortreducerende working van een conjuncturele opleving hoort men allerwegen stemmen opgaan voor een beperking
van het hoog opgelopen financieringstekort van de Amerikaanse
overheid. Bezuinigingen en/of belastingverhogingen zouden dan
uiterlijk in 1984 geimplementeerd moeten worden. Het jaar 1984 is
echter ook een verkiezingsjaar en het lijkt onwaarschijnlijk dat een
van de beide grote partijen het risico zou willen lopen van een conjuncturele afremming vanwege belastingverhoging. Drastisch
snoeien in de overheidsbestedingen is ook geen voor de hand liggende optie. De blauwtjes die Reagan tot dusver in het congres heeft gelopen betreffen vooral de bestedingenkant van het overheidsbudget.

kregen voordeel zou dan slechts tijdelijk zijn.
Het voorgenomen Nederlandse beleid

De ,,extra” uitvoer werkt wel door in andere indicatoren. Voor
het produktievolume van bedrijven wordt nu een lichte stijging
(+0,5%) verwacht, tegen een lichte daling (-0,5%) die in het CentraalEconomisch Plan 1983\oor dit jaar voorzien werd. De raming

Bij het bepalen van keuzen, wat aan de economie eigen is, ging het
dit jaar voor de opstellers van de Miljoenennota 1984 om afwegin-

van de toename van de investeringen van bedrijven is met een half

gen die al een aantal jaren moeten worden gemaakt:

procent naar boven bijgesteld (van 3 naar 3,5). Het voorspelde gemiddelde werkloosheidsniveau komt nu uit op 800.000. Voor 1984
echter verwacht het CPB een verdere stijging van de werkloosheid
tot een gemiddeld niveau van 900.000.

— in welke mate moet worden omgebogen op de rijksbegroting in
enge zin?
— in welke mate moet worden gekort op de salarissen van ambtenaren en trendvolgers?
— in welke mate moet worden bezuinigd op het stelsel van sociale
zekerheid?
— in welke mate moet de collectieve-lastendruk worden gewijzigd?
— in welke mate kan nog extra worden gestimuleerd?
— in welke mate moet het financieringstekort worden teruggebracht?

Verwachtingen voor 1984

Conjunctureel gezien is de meest interessante vraag niet hoe het
verdere verloop van de economieen der westerse landen in 1983 zal
zijn, maar wat er in 1984 gaat gebeuren. Zoals gezegd wordt een eer-

ste hersteljaar als regel vooral gedragen door een weer aanvullen

Dit jaar was het voor het kabinet van het allerhoogste belang dat,

van geslonken voorraadbestanden. In de Verenigde Staten heeft het
belastingverlagingsbeleid van president Reagan ervoor gezorgd, dat
daar ook de particuliere consumptie sterk is gestegen. De bouwnijverheid daar heeft kunnen profiteren van de gedaalde lange rente,
zij het dat het verbazingwekkend is dat het aantal in aanbouw genomen woningen stevig is blijven doorstijgen, ook toen de rentedaling
stagneerde.
Wat gebeurt er echter in het tweede hersteljaar? De sleutelvariabele is dan het investeringsvolume. Trekken de investeringen in
vaste activa aan — en men moet dan denken aan een stijgingspercentage dat in de dubbele cijfers loopt — dan zou een terugkeer naar
een normaal conjunctuurverloop verwacht kunnen worden. Blijft
een krachtige investeringsimpuls van een a twee jaar echter achterwege, dan moet worden gevreesd dat deze conjunctuurcyclus de
weg opgaat van zijn voorganger 1975-1979: een opleving gevolgd
door een geleidelijke afvlakking, die dan eindigt in een nieuwe re-

ondanks alle tegenvallers, het financieringstekort zou worden teruggebracht. Het kabinet ,,kan het niet maken” om het financieringstekort in 1984 nog verder te laten oplopen. De verwachte daling, hoe gering ook, is daarom toch vrij essentieel voor het kabinets-

cessie.
Vanuit dit perspectief bezien lijkt het verstandig dat het Nederlandse kabinet het accent in zijn beleidsvoornemens heeft willen leggen op een verbetering van de investeringsvoorwaarden. Het is van
het allergrootste belang dat de overheid een beleid voert dat ondernemers vertrouwen geeft. Blijkens hun readies hebben in ieder geval de werkgeversverbonden vertrouwen in het kabinet-Lubbers.
Het gaat er echter om of de leden van deze verbonden het vertrouwen van de leiding ook in investeringsbeslissingen vertalen.
Er zijn evenwel nog heel wat struikelblokken op de weg naar investeringsherstel. Het eerste is de lage bezettingsgraden waarmee
industrieen uit de recessie van 1980-1982 komen. Tenzij te veel
886

beleid. De keuzevrijheid beperkte zich daarmee tot een combinatie
van ombuigingen, lastenverzwaringen en stimuleringsmaatregelen
die de beoogde kleine daling van het financieringstekort teweeg zou
brengen.
Het is aannemelijk dat het kabinet het belastingplan 1984 ter
waarde van f. 3 mrd., dat uit het afwegingsproces is geresulteerd,
zelf niet als een ,,fraai” resultaat ziet. De BTW-tarieven omhoog,
een continuering van de ,,tijdelijke” verhoging van de marginale tarieven van de inkomstenbelasting vanaf de 40%-schijf, de tweeverdienersmaatregelen, het zijn maatregelen die haaks staan op de door
het kabinet onderschreven Contourennota van oud-minister Van
der Stee. Terwijl het kabinet wel de nodige sympathie gevoelt voor
een ,,supply-side”-benadering van de Nederlandse economische
problemen, blijkt de werkelijkheid van het ombuigen te weerbarstig
te zijn om die benadering ten voile in praktijk te brengen. Na tien
jaar van economische stagnatie, na tien jaar waarin de zorgen over
het zwarte circuit steeds groter zijn geworden, komt het kabinet met
maatregelen die de progressiviteit in ons inkomstenbelastingstelsel
alleen maar groter maken.
Het is wel zo dat de voorkeur van het kabinet voor een lastenverlichting voor bedrijven (met o.a. de verlaging van de vennootschapsbelasting van 48 naar 43%) mij een juiste lijkt. Waar een keuze zich tussen die twee opties beperkt, moet inderdaad voorrang
worden gegeven aan een lastenverlichting voor de sector waarop het

kabinet zijn hoop heeft gevestigd. Kostenverlichtingen/-verzwaringen moeten uiteraard in combinatie worden gezien met ombuigingen en eventuele additionele stimuleringen. Toen duidelijk was dat
er grenzen gesteld waren aan de mate waarin ombuigingen nog als
,,maatschappelijk haalbaar” konden worden beschouwd, was het
geen kwestie meer van en-en, maar van of het een of het ander. Het
kabinet heeft in die zin de juiste keuze gemaakt.

structurele werken (plan-Lievense, plan-Waterman). Bij de beoor-

Had het kabinet met een hoger ,,bod” moeten beginnen? Er zijn
economen die menen dat het de voorkeur verdient om ambtenaren
en trendvolgers in een keer met een forse salarisverlaging te confronteren in plaats van de salamitactiek van stukje bij beetje toe te
passen. Ik denk dat die economen zich in him oordeelsvorming enige zelfbeperking moeten opleggen. De acceptatie van ombuigingen,
te beginnen met de 1%-norm van Duisenberg, blijkt in een bepaald
tempo te verlopen. Dat tempo wordt bepaald door de feitelijke economische ontwikkelingen en door de algehele ,,geloofwaardigheid”

deling van stimuleringsplannen moet het structurele nut van deze
plannen wel in het oog worden gehouden.
Stimulering, zoals de FNV bedoelt, mag van dit kabinet niet worden verwacht, noch gezien de betekenis die aan het terugdringen
van het financieringstekort wordt gehecht, noch gezien het soort
georienteerde markteconomie dat dit kabinet zich voorstelt. Het kabinet-Lubbers zal vinden dat het met een financieringstekort van
12%, met een WIR, met fiscale-lastenverlichting voor bedrijven en
met een Maatschappij voor Industriele Projecten (MIP) al voldoende stimulerend optreedt. Deze opmerking is wel verdedigbaar, zij
het met de kanttekening dat de reele dating van de overheidsinvesteringen al gedurende jaren een contractieve invloed op de economic uitoefent.
Al met al meen ik dat over het totale pakket dat het kabinet-Lubbers in de Miljoenennota 1984 heeft gepresenteerd, een positief
oordeel kan worden gegeven. Het is vrij eenvoudig om op onderdelen kritiek uit te oefenen, maar de bestaande situatie laat nu eenmaal
weinig speelruimte toe. Worden een paar parameters onaantastbaar
vastgeprikt, dan volgt daaruit dat op andere punten pijn geleden
moet worden. Dit jaar is de pijn gelegd bij de burgers van nu, wier
welvaartsniveau nu teruggebracht is tot het niveau van het midden
der jaren zeventig, in de hoop dat de burgers van de toekomst met
een wat minder hoge overheidsschuld zullen worden geconfron-

van een kabinetsbeleid. Het blijkt dat nu maatregelen worden geac-

teerd.

De grens van het maatschappelijk haalbare is voor deze Miljoenennota gesteld op f. 11,7 mrd., de som van de maatregelen op het
terrein van de sociale zekerheid, de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector, de volksgezondheid en de rijksbegroting in enge zin.
In de confrontatie met de Tweede Kamer zal nog moeten blijken in
hoeverre dit pakket ook gerealiseerd zal kunnen worden. Het moet
niet uitgesloten worden geacht dat de Kamer nog wijzigingen zal

aanbrengen die het totaalbedrag omlaag zullen halen.

cepteerd die een aantal jaren geleden nog ondenkbaar waren. Het
blijkt ook dat dit kabinet duidelijkheid heeft gebracht, vergeleken
met zijn voorgangers, in de zin dat de keuzen die gemaakt worden
helder traceerbaar zijn. Ook dit vergroot de acceptatie van het gevoerde beleid. Of er nog forser bezuinigd had kunnen worden acht
ik toch twijfelachtig.

Het is, met het oog op de toekomst, wel zaak om de aard van de
ombuigingen nauwlettend te blijven volgen. Het bezuinigen zelf kan
tot structurele verstoringen leiden die vroeg of laat tot nieuwe problemen zullen leiden. Een van die verstoringen is het ,,across-theboard”-karakter van de salarisbezuinigingen. Er is kennelijk nog

Ter vergelijking: enige andere landen

Het moge de Nederlandse regering tot troost zijn dat kabinetten
elders in Europa met dezelfde netelige problemen opgezadeld zijn
als welke wij hier kennen. Het moge haar ook troosten dat in landen
met een hoog financieringstekort en met een grote collectieve sector
nu veelal dezelfde bezuinigingsweg wordt ingeslagen. Zo zijn in de
Deense begroting voor 1984 drastische bezuinigingen op de sociale
voorzieningen aangekondigd. De Deense conservatieve regering

geen mechanisme gevonden om te bezuinigen op een manier die

heeft er niet aan kunnen ontkomen om diverse overheidstarieven te

overeenkomt met relatieve schaarsten. Het ligt voor de hand dat het
steeds moeilijker zal worden om voor topposities in de ambtelijke
wereld de hoogst gekwalificeerde personen te vinden, als de discrepantie met beloningen voor vergelijkbare functies in het bedrijfsleven steeds groter wordt. De kwaliteit van het ambtelijke apparaat zal
dan steeds meer te lijden krijgen en het zal onvermijdelijk worden

verhogen. De socialistische regering van Italie heeft eveneens tot
een reeks omvangrijke bezuinigingen op de sociale uitkeringen en
pensioenen besloten. Ze is van plan een ombuigingspakket ten bedrage van f. 60 mrd. te presenteren. Frankrijk is de weg opgegaan

om later in de jaren tachtig een forse correctie op het gevolgde nivelleringsbeleid toe te passen.
Een ander, welbekend, bezuinigingsprobleem is dat het vooral de
overheidsinvesteringen zijn geweest die verdrongen zijn in de slag
om het krimpende budget. Als in brede kring, van liberalen tot socialisten, de gedachte onderschreven wordt dat de infrastructuurvoorziening tot de traditionele overheidstaken behoort, dan zou het
een bron van ernstige zorg moeten zijn dat juist de uitvoering van die
taak steeds minder goed mogelijk is geworden. Ook hier zal een forse correctie moeten plaatsvinden in de samenstelling van nog uit te
voeren ombuigingspakketten.
Ten slotte, als laatste aspect van het keuzeproces, de mate van stimulering. Het kabinet heeft, via de lastenverlichting voorbedrijven,
de weg van de indirecte stimulering gekozen. Gezien de politieke
kleur van dit kabinet is dat ook de voor de hand liggende keuze. De
intentie is om het programma van f. 6 mrd. dat vorig jaar aan het bedrijfsleven was toegezegd, ook uit te voeren. De FNV heeft in haar

urgentieprogramma de weg van de directe stimulering gekozen,
overigens in combinatie met ombuigingen die het financieringstekort verder doen oplopen. De FNV denkt aan extra woningbouw,
extra geld voor wegenaanleg en -onderhoud en aan een extra directe
investeringsimpuls. Het is duidelijk dat een financieringstekortverhoging taboe is voor Lubbers c.s. Het is ook de vraag wat men zich
precies moet voorstellen bij een directe investeringsimpuls, anders
dan in de vorm van overheidsinvesteringen. In het verleden heeft
het Centraal Planbureau al eens opgemerkt dat het moeilijk was om
de effecten van een directe impuls door te rekenen, omdat niet duidelijk was wat dit nu was. Men moet maar veronderstellen dat deze
impuls, b.v. via de WIR, ook daadwerkelijk geeffectueerd wordt.
Dit probleem keert bij het FNV-alternatief weer terug. Er is landelijk geen lijst bekend van investeringsprojecten die wachten op uitvoering, tenzij weer gedacht wordt aan meer traditionele, infraESB 5-10-1983

van belastingverhogingen, ook al meent president Mitterrand zelf
dat de belastingdruk in zijn land te hoog is. De Nederlandse regering
neemt, zo bezien, geen unieke maatregelen. Ook elders blijkt dat het
stoppen van de groei van de overheidssector een uiterst pijnlijk pro-

Conclusie
Het kabinet-Lubbers heeft met de Miljoenennota 1984 een weg
gekozen waarvan het meent dat deze tot structureel herstel van onze
economie zal leiden. Van een conjuncturele stimulering van de eco-

nomie ziet het in deze fase welbewust af. Wel veronderstelt het dat
de Nederlandse economie zal meeprofiteren van de huidige cycli-

sche opgang van de wereldeconomie. De richting waarin het de door

een kabinet beheersbare variabelen wil sturen wordt niet principieel
aangevochten. Dat wil zeggen, er zijn geen stromingen in Nederland
die een blijvende stijging van het financieringstekort voor ogen hebben, die een handhaving van het huidige stelsel van sociale zekerheid als haalbaar zien, die denken aan een verdergaande verhoging
van de belastingdruk en die een daling van de besteedbare inkomens
op korte termijn als vermijdbaar zien. Er is wel verschil van inzicht
over de precieze ,,mix” van de maatregelen. Het kabinet heeft zelf
een duidelijke keuze gemaakt: het geeft voorrang aan een verlaging

van het financieringstekort en aan lastenverlichting voor bedrijven.
De inzichten die economen hebben over de dynamiek van economische ontwikkeling leiden er niet toe dat zij eenstemmig de keuze
van het kabinet kunnen verwerpen. Anders gezegd: er bestaan onder economen verschillen van inzicht over die dynamiek, waardoor

sommigen zullen menen dat het kabinet op de verkeerde weg is terwijl anderen zullen vinden dat het goede pad is ingeslagen. Ik behoor, met alle kwalificaties die hierover gemaakt zijn, tot de laatste
groep.
J. J. van Duijn
887

Auteur