Ga direct naar de content

De inkomensverdeling in de Sovjetunie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 19 1981

De inkomensverdeling in de Sovjetunie
PROF. DR. M. J. ELLMAN*

In de marxistisch-leninistische leer wordt een beleid van inkomensnivellering onjuist geacht omdat
het de materiele prikkels voor het leveren van goede prestaties wegneemt. In de Sovjetunie bestaan
dan ook aanzienlijke verschillen in inkomens. In dit artikel onderzoekt de auteur op basis van het
gebrekkige cijfermateriaal dat beschikbaar is, de inkomensverdeling in de Sovjetunie. Er zijn
aanmerkelijke verschillen tussen mannen en vrouwen, tussen verschillende regie’s, tussen stad en
platteland en vooral tussen een bevoorrechte elite en de gewone werkende bevolking. Ook tussen
actieven en inactieven bestaat een grote kloof. Niettemin kennen de staatssocialistische landen een
geiijkmatiger inkomensverdeling dan vergelijkbare kapitalistische landen.

De inkomensverdeling en de officiele leer

Volgens het marxisme-leninisme is inkomensverdeling
geen doel van beleid maar een middel dat kan dienen om de
arbeidsproduktiviteit te verhogen en de produktie te doen
toenemen. In de Russische literatuur wordt dit dikwijls
geadstrueerd met een citaat van Lenin: ,,De verdeling is een
methode, een instrument, een middel om de produktie te
verhogen”. Sinds een beroemde redevoering van Stalin in
1931 is nivellering van officiele zijde afgekeurd en wordt in het
officiele beleid sterk de nadruk gelegd op ,,materiele prikkels”
voor goede prestaties en betere kwalificaties. Daarom hecht
men in de Sovjetunie in het algemeen weinig geloof aan
verhalen over het bestaan van systemen van progressieve
inkomstenbelasting in het Westen. Als Sovjet-burgers al van
het bestaan van een dergelijk systeem overtuigd zijn, dan
hebben ze de neiging om te vragen: ,,Maar ondermijnt dit niet
het principe van materiele prikkels?” Stalin was, als we de
Angelsaksische terminologie van vandaag de dag aanhouden
een vroege aanhanger van de ,,supply side economics”. In hun
geloof in de ,,supply side economics” zijn de huidige beleidsmakers van de regering-Reagan en de communisten broederlijk verenigd.
Vanuit de marxistisch-leninistische optiek is het beleid van
nivellering van arbeidsinkomens dat in Nederland gevoerd
wordt sinds het begin van de jaren zeventig, schadelijk en
verkeerd. Het beleid is schadelijk omdat het een ongunstige
invloed heeft op de arbeidsmoraal van de geschoolde werknemers en het leidinggevende personeel in bedrijven. Het is
verkeerd (met uitzondering van de, volgens het marxistischleninistische standpunt verstandige maatregelen om het minimumloon te verhogen en het systeem van sociale verzekeringen te verbeteren) aangezien het de aandacht verplaatst van
de hoofdzaak, het eigendom van de produktiemiddelen, naar
een bijzaak, de verdeling van het inkomen uit arbeid.

Ten eerste zijn er heel belangrijke machtsongelijkheden die
ontstaan door het niet-marktgeorienteerde karakter van de
economic. Het afnemen van de rol van de marktrelaties en het
doen toenemen van de rol van administratieve maatregelen
betekent, voor de maatschappelijke ongelijkheid, dat het
belang van de stratificatie naar macht toeneemt ten opzichte
van de stratificatie naar inkomen en vermogen. Het is
duidelijk dat in de Goelag enorme ongelijkheden bestonden
tussen gevangenen en bewakers, maar dat had weinig te
maken met ongelijkheid van inkomen! Zoals ik al elders heb
opgemerkt: ,,Wat de spreiding van macht betreft lijkt het erop
dat het samengaan (in de staatssocialistische landen) van een
permanente dictatuur met de afwezigheid van onafhankelijke
maatschappelijke organisaties leidt tot veel grotere machtsongelijkheid dan in liberaal-democratische kapitalistische
landen. De ongelijkheid tussen aan de ene kant degenen die in
de Sovjetunie de collectivisatie en de Goelag Archipel, in
China de collectivisatie, de Grote Sprong Voorwaarts en de
Grote Proletarische Culturele Revolutie, en in Cambodja het
zenden van de gehele stadsbevolking naar het platteland
organiseerden, en aan de andere kant degenen wier gehele
bestaan hierdoor werd bei’nvloed, was enorm” 1). In kapitalistische economieen vormt de ongelijkheid in vermogen een
oorzaak van sociale ongelijkheid die niet het gevolg is van
inkomensverschillen en daarom vergelijkbaar is met de
ongelijkheid in macht. Verwaarlozing van de machtsverschillen bij een beoordeling van ongelijkheid in een niet-markteconomie van het Russische type zou even dwaas zijn als het
achterwege laten van verschillen in vermogen bij het bepalen
van de maatschappelijke ongelijkheid in Nederland.
Ten tweede is de bereikbaarheid van belangrijke categorieen consumptiegoederen niet gekoppeld aan de hoogte van
het geldinkomen. Hierbij kunnen twee van dergelijke soorten
consumptiegoederen worden onderscheiden, namelijk goederen die ook in markteconomieen bestaan, en goederen die
alleen in niet-markteconomie6n bestaan. Een voorbeeld van
de eerste soort is huisvesting. Hoewel in Russische steden een

De inkomensverdeling en gelijkheid
In een niet-markteconomie is de verdeling van het geldinkomen een gebrekkige indicator voor de mate van ,,gelijkheid” zoals die in het Westen wordt opgevat. Daarvoor zijn
drie redenen.
812

* Hoogleraar in de economic van de centraal geleide volkshuishou-

dingen aan de Universiteit van Amsterdam
1) M. Ellman, Socialistische planning in theorie en praktijk, Alphen
a/d Rijn, 1980, biz. 335.

markt bestaat voor cooperatieve flats, worden de beste
roningen toegewezen tegen lage huren aan personen die een
hoge functie hebben. Op gelijke wijze leveren speciale winkels
“kwaliteitsprodukten die anders moeilijk of zelfs niet te krijgen
zijn, aan topfunctionarissen. Hierbij wordt rekening gehou-

i’den met de plaats die zij innemen in de bureaucratische
s%i6rarchie. Ook zijn reizen naar kapitalistische landen niet

fzomaar bij reisbureaus te koop: zulke reizen kunnen alleen
fvorden geboekt na de goedkeuring van party- en KGB-organisaties.
Omdat de consumptie van belangnjke categorieen consumptiegoederen in sterkere mate afhangt van de positie in de
bureaucratic dan van het inkomen, leidt een subsidiebeleid
voor basisgoederen en diensten eerder tot een vergroting van

deongelijkheid dan tot een verkleining, d.w.z. het is een beleid
dat de minderbedeelden belast en de begunstigden subsidi-

eert. De Hongaarse socioloog Szelenyi heeft eens in een
klassieke studie over de woonruimteverdeling in Hongarije

opgemerkt 2): ,,Huursubsidies werden op deze manier aanvullingen op het loon die de verschillen tussen de hoge en lage
inkornens deden toenemen… het administratieve systeem
van woonruimtenverdeling bleek niet goed te functioneren, in
die zin dat het heeft geleid tot een resultaat dat afweek van het

gestelde doel”. Vijf jaar na de publikatie van deze studie werd
hetzelfde beweerd in de bekende publikatie van het Sociaal
Cultured Planbureau, Profijt van de overheid. Dit probleem
kan worden bestreden door hetzij meer gebruik te maken van
het profijtbeginsel (hetgeen in Oost-Europa een bestanddeel

is van de zogenoemde economische hervormingen), hetzij
door de werkelijke verdeling van woonruimte en medische
voorzieningen te veranderen overeenkomstig het beginsel van

,,verdeling naar behoefte”.
Het klassieke voorbeeld van een belangrijk consumptiegoed dat alleen in een niet-markteconomie bestaat is de
informatievoorziening. In de Soyjetunie bestaan natuurlijk

geen binnenlandse nieuwsbladen met een uitgebreide buitenlandse verslaggeving zoals NRC-Handelsblad, Le Monde,
Financial Times enz. Tegelijkertijd is het erg moeilijk om er
aan Westerse dagbladen en boeken te komen. Toch zijn er een

aantal mensen wier positie in de bureaucratische hierarchic
het noodzakelijk maakt om te weten wat er in het buitenland
gebeurt (bij voorbeeld redacties, partij-ideologen, ambtena-

ren van het Ministerie van Buitenlandse Handel, onderzoekers van wetenschappelijke instituten, hoge partijfunctiona-

rissen van het Centrale Comite enz.). Voor hen zijn er daarom
speciale TASS-bulletins met nauwkeurige informatie (natuurlijk gerangschikt en verspreid volgens het beginsel ,,behoefte aan informatie”). Bovendien zijn in alle belangrijke
bibliotheken speciale afdelingen met politick gevoelige of

buitenlandse boeken, die alleen toegankelijk zijn voor houders van een speciale vergunning.

Ten derde is het heel goed mogelijk om de gelijkheid in
statistische zin te vergroten door ,,neerwaarts te nivelleren”.

Het is bij voorbeeld in grote lijnen waar (hoewel er belangrijke
uitzonderingen zijn zoals door de eigenaar bewoonde huizen
en spaardeposito’s) dat vermogen gelijk verdeeld is in de

Soyjetunie. Dit betekent echter niet dat iedereen even goed af
is, maar eerder dat iedereen even slecht af is (alle produktie-

middelen zijn eigendom van de staat). Op dezelfde manier is
het heel goed mogelijk dat het regime van Pol Pot in Cambodja
de statistische gelijkheid heeft vergroot. Echter, aangezien het

gemiddeld inkomen daalde, is dit een duidelijk geval van
neerwaarts nivelleren in plaats van opwaarts nivelleren. Het
toenemen van de gelijkheid in de vermogensverdeling door
het particuliere eigendom van vermogen af te schaffen, of het

toenemen van de inkomensgelijkheid door het inkomen van
iedereen tot het bestaansminimum te laten dalen, zijn beide

goed mogelijk, maar toch zijn deze maatregelen niet erg
aantrekkelijk. Het brengt niet de gelijkheid naderbij die
doorgaans in West-Europa wordt nagestreefd, alhoewel zo’n

beleid statistisch gezien ongetwijfeld gelijkheidsbevorderend
kan worden genoemd.
ESB 26-8-1981

Dataproblemen

De gegevens die momenteel beschikbaar zijn over de
inkomensverdeling in de Soyjetunie zijn heel slecht. Het
materiaal bestaat in hoofdzaak uit reconstructies (berekend

door Westerse deskundigen, zoals Wiles en McAuley) van
gecensureerde Sovjet-publikaties die ontleend zijn aan de

Centrale Statistische Administratie (CSA) van de Sovjetunie
3). Deze methode leidt in grote lijnen tot twee soorten fouten.
Ten eerste de fouten die al in de Russische gegevens zitten.
Ten tweede de fouten die ontstaan door het censureren.
De hieronder gebruikte CSA-gegevens zijn gebaseerd op
steekproefonderzoeken van de werkende bevolking voor
1958, 1966 en mogelijk ook voor 1972. De steekproeven

waren niet helemaal representatief (in de onderzoeken van
1958 en 1967 werd de landbouwbevolking buiten beschou-

wing gelaten). Bovendien hanteerde men een beperkt inkomensbegrip: inkomen in natura en de zogenaamde ,,fringe

benefits” vielen er niet onder. De CS A-data voor de stedelijke
bevolking zijn daarom een onnauwkeurige benadering van de
secundaire inkomensverdeling. Wat de collectieve boeren

betreft, beschikt het CSA over gegevens die zijn gebaseerd op
steekproefonderzoeken van gezinsbudgetten. Het is bekend

dat deze gegevens niet representatief zijn. Samenvattend kan
worden geconstateerd dat de data die het CSA ter beschikking
staan, niet erg betrouwbaar zijn. Dit is benadrukt door de

Sovjet-deskundigen, waarvan enkelen hebben waargenomen:
,,De kwaliteit van gegevens over de levensstandaard, die
verzameld, bewerkt en samengevat zijn door statistische
bureau’s, is ver beneden het vereiste peil, hetgeen de bruik-

baarheid van deze gegevens voor economische analyse aanzienlijk vermindert” 4).
Hoe slecht deze gegevens ook zijn, ze zijn altijd nogeenstuk
beter dan de gegevens waarover de in het onderwerp geinteresseerde Westerse onderzoeker voorheen beschikte. De

reden is dat het CSA in haar statistisch jaarboek, noch in haar
maandelijks tijdschrift, noch in andere publikaties bijzonder-

heden publiceert over de inkomensverdeling van de Sovjetunie. In plaats daarvan hebben verscheidene Russische
deskundigen, gebruikmakend van de CSA-gegevens, verschillende afgeleide gegevens gepubliceerd, zoals spreidingsmaat-

staven (b.v. de decielverhouding) en grafieken van de hele
inkomensverdeling zonder de bijbehorende cijfers. Deze
publikaties zijn natuurlijk onderworpen aan censuur die

voorafgaat aan publikatie (zoals dat trouwens geldt voor elke
publikatie in de Sovjetunie). De censor streeft ernaar bepaal-

de statistieken te vernietigen, waarvan openbaarmaking
wordt gezien als nadelig voor de USSR (b.v. de kindersterfte-

cijfers voor de jaren zeventig). De censuur zorgt er ook voor
dat de gepubliceerde statistieken zodanig worden berekend
dat zij de situatie in de USSR rooskleurig weergeven. Dit geldt

bij voorbeeld voor de cijfers voor de kolenproduktie, de
graanproduktie, en de kleinhandelsprijzen, die niet vergelijkbaar zijn met overeenkomstige cijfers in de kapitalistische
landen. Het waakt tevens over het officiele, maar verzonnen,

beeld van bepaalde gebeurtenissen (b.v. het aantal doden bij
het beleg van Leningrad).
Naast de informatie over de inkomensverdeling die is

ontleend aan steekproefonderzoeken van de beroepsbevolking, blijken Sovjet-deskundigen ook te beschikken over niet

gepubliceerde gegevens over de verdeling afgeleid uit de

2) I. Szelenyi, Housing system and social structure, The Sociological

Review Monograph, jg. 17, februari 1972. Dit artikel is herdrukt in:
B. L. Faber(red-), The social structure of Eastern Europe, New York,
1976.
3) P. Wiles, Distribution of income: East and West, Amsterdam, 1974;
A. McAuley, Economic welfare in the Soviet Union, Madison (Wisconsin)/Londen, 1979.

4) Differentsirovannyi batons dochodov ipotreblenija naselenija, Moskou, 1977, biz. 39.

813

balans van geldinkomens en uitgaven van de bevolking 5) De-

balans van geldinkomens en uitgaven van de bevolking is een
belangrijk planninginstrument. Als onderdeel van het sys-

teem van materiaalbalansen wordt het onder andere gebruikt
om te proberen een evenwicht in stand te houden tussen de

waarde van de consumptiegoederen en de koopkracht van de
bevolking. Deze gegevens leveren schattingen op die een
grotere inkomensongelijkheid in de Sovjetunie doen vermoeden dan de schattingen in de gepubliceerde Sovjet-literatuur.
De oorzaken van dit verschil zijn onduidelijk. Een mogelijk-

heid is dat de beschouwde populaties verschillen. Volgens
Osipov bestaan de groepen met het hoogste inkomen uit
partij- en overheidsfunctionarissen, officieren van het leger,
bedrijfsleiders en wetenschappelijke onderzoekers. Het is

mogelijk dat deze groepen zijn weggelaten uit de gegevens
over ,,werknemers” die door McAuley zijn gebruikt. Dit zou
betekenen dat McAuley’s schatting van de inkomensverde-

ling alleen betrekking heeft op de arbeiders, de administratieve medewerkers, en het gewoon industrieel-technisch personeel en niet op de hoogste-inkomenstrekkers. Een andere
mogelijkheid is dat het inkomensbegrip verschilt. Het is

mogelijk dat Osipovs term ,,bruto loonfonds” ook niet-geldelijke inkomsten bevat zoals huisvesting- en onderwijssubsidies, medische voorzieningen en vakantiekosten. Aangezien

deze subsidies waarschijnlijk ongelijker verdeeld zijn dan de
geldinkomens, zouden deze een aanzienlijke invloed op de
totale inkomensverdeling kunnen hebben.
Het is heel gewoon dat statistieken die voor verschillende

doeleinden zijn verzameld, voor een zelfde verschijnsel verschillende cijfers opleveren. In Westerselanden, bij voorbeeld
verschillen de werkloosheidscijfers ontleend aan het socialeverzekeringssysteem doorgaans in belangrijke mate van de
cijfers afkomstig van volkstellingen. De oorzaak hiervan is
dat er in Westerse landen gewoonlijk veel mensen zijn die
graag een baan willen hebben maar niet in aanmerking komen
voor een werkloosheidsuitkering. Wat de situatie in de
Sovjetunie zo ongewoon maakt is niet het bestaan van zulke
verschillen, maar het feit dat alleen de Sovjet-overheid
welgevallige gegevens worden gepubliceerd, en dat omgekeerd de gegevens die (vanuit een egalitaristisch perspectief)

de Sovjetunie in een kwaad daglicht plaatsen, worden achtergehouden.
Het is moeilijk om het oneens te zijn met Korzecs

opvatting 6) dat het onmogelijk is een duidelijk volledig beeld
te krijgen van de inkomensverdeling van de Sovjetunie
vanwege de beperkingen in de gegevens, terwijl het daarentegen wel mogelijk is een aantal nauwkeurige uitspraken te

doen.
Het absolute inkomensniveau

Bij het beoordelen van het absolute inkomensniveau zijn
twee niveaus in het bijzonder van belang, namelijk het

bestaansminimum en de armoedegrens.
Het bestaansminimum. Het bestaansminimum is het inkomensniveau waarbeneden mensen doodgaan van de honger
en de kou en/of door ziekten die het gevolg zijn van slechte
voeding of kou. Het percentage inwoners van een bepaald
land dat beneden het bestaansminimum zit, vormt een
belangrijk karakteristiek van de inkomensverdeling.

Tijdens de periode tot de dood van Stalin bevonden grote
groepen mensen in de Sovjetunie zich verscheidene malen
beneden het niveau van het bestaansminimum, te weten in
1921-1922,1932-1934,1941-1943 en 1946-1947. Hetisaannemelijk dat over de hele periode 1930 tot 1953 mensen in de
Sovjetunie door ondervoeding zijn gestorven. In de jaren
dertig werd de Sovjetunie getroffen door zware epidemieen
die in belangrijke mate het gevolg waren van voedseltekorten.
Deze rampen waren veroorzaakt door de oorlog (in 19411943) de nasleep van de oorlog (in 1921-1922), door droogte
(in 1921-1922, 1932-1934, en 1946-1947), doorde verplichte
814

graanafdrachten aan de staat ondanks de grote behoefte van

de plattelandsbevolking aan graan (in 1932-1934), door het
lage niveau van de landbouwproduktie, de geringe arbeidsproduktiviteit en door het landbouwbeleid.
De bewering van sommige Westerse schrijvers dat het

staatssocialisme superieur is aan het kapitalisme in de
voorziening van de absoluut noodzakelijke levensbehoeften7), moet op zijn minst gewijzigd worden in het licht van het bij
herhaling te kort schieten van de Sovjet-economie in de
Lenin-Stalin periode (en ook in de Chinese economic in de

periode 1960-1962) om de bevolking te voorzien van de
elementairste levensbehoeften ten einde hongersnood te
voorkomen.

In de post-Stalin periode heeft een aanzienlijke groei van de
bruto landbouwproduktie plaatsgevonden. Verder heeft de
Sovjetunie in de jaren zeventig op grote schaal veevoeder
gei’mporteerd. De Sovjetunie wordt daardoor niet meer door

hongersnood bedreigd en de bevolking leeft niet meer net
boven het bestaansminimum. De consumptie van levensmiddelen is over een reeks van jaren aanmerkelijk gestegen en de
samenstelling van het gemiddelde levensmiddelenpakket is
erg verbeterd. Dit vormt een belangrijk succes van de
Soyjet-regering en een aanmerkelijke winst voor de bevolking. Hoewel de tekorten aan levensmiddelen, de rijen voor
de levensmiddelenwinkels en de de facto rantsoenering heden
ten dage nog steeds een gewone zaak zijn in de Sovjetunie (na

de stagnatie van de vleesproduktie in de tweede helft van de jaren zeventig, de slechte oogsten van 1979 en 1980 en de weigering om de staatskleinhandelsprijzen te verhogen tot het niveau waarop vraag en aanbod in evenwicht zijn), bevindt de
hele bevolking zich nu ruim boven het bestaansminimum.

Dit gunstige resultaat is het gevolg van: het succesvolle
landbouwbeleid van Chroestsjov en Brezjnev, waardoor de
bruto agrarische produktie wezenlijk is toegenomen; het
buitenlandse beleid.van de Sovjetunie, dat een wereldoorlog
heeft voorkomen; en de gestegen wereldmarktprijzen van
olie, aardgas en goud, die de Sovjetunie in staat hebben
gesteld de omvangrijke import van veevoeder te financieren.
De armoedegrens. ,,Armoede” is een relatief en cultuurgebonden begrip. Wat in Amsterdam ,,armoede” heet zou in
Calcutta puissante rijkdom kunnen zijn. In de Verenigde
Staten hebben een half miljoen gezinnen die beneden de
,,armoedegrens” zitten, twee of meer auto’s! Niveaus van de
armoedegrens voor de Sovjetunie zijn door Sovjet-deskundigen berekend. Deze berekeningen, samen met de officiele
gegevens over de inkomensverdeling, maken het mogelijk een
uitspraak te doen over welk deel van de bevolking zich in de
verschillende perioden beneden de door Sovjet-deskundigen
voor de omstandigheden in de Sovjetunie gedefinieerde

armoedegrens bevond. Dit is door McAuley gedaan.
Een van zijn bevindingen is dat in 1960, nog maar twee
decennia terug, het gemiddelde inkomen per hoofd in de
Sovjetunie slechts 80% van het armoedeniveau was! Dit
impliceert dat in 1960 de gemiddelde Sovjet-burger in armoede leefde. Sindsdien is de toestand wezenlijk verbeterd. Tegen
1974 was het gemiddelde inkomen gestegen tot ca. 140% van
het armoedeniveau. Wat de agrarische bevolking betreft,
leefde tot 1965 de overgrote meerderheid van de leden van
collectieve boerenhuishoudingen in armoede. Pas tegen het
einde van de jaren zestig bereikte het gemiddelde inkomen
van de leden van collectieve boerenhuishoudingen de armoe-

5) G. V. Osipov (red.), Informatsionnyi bjoelleten, nr. 73, Institut
Konkretnych Sotsialnych Issledovanii AN SSSR, Moskou, 1972 biz.
78. Ik dank M. Korzec voor het feit dat hij mij dit materiaal ter
beschikking heeft gesteld.
6) M. Korzec, De inkomensrevoluties in de Sovjet-Unie en China,
Intermediair, 22december 1978.

7) G. Adler-Karlsson, The political economy of East- West-South
co-operation, Wenen/New York, 1976.

s. In totaal leefde aan het einde van de jaren zestig ca.
i van de bevolking nog in armoede. Tegenwoordig is de
|annoede in de Sovjetunie steeds meer het gevolg van een
unstige afhankelijkheidsverhouding (dat is de verhouding

meer keer het minimumloon (70 roebel per maand). Dit zijn
grote verschillen voor een land dat veel inwoners heeft die
minder dan het minimumloon ontvangen (bij voorbeeld
sommige collectieve boeren en ouden van dagen). De tertiaire

| van het aantal kostwinners en het aantal afhankelijken per

inkomensverdeling versterkt, zoals hierboven uitgelegd, de

| huishouding) en minder van de lage inkomsten per inkomens-

absolule ongelijkheden nog exlra.

\ trekker. Wat de Sovjetunie in hoofdzaak nodig heeft om de

I armoede te bestrijden is, vertaald in Nederlandsetermen, niet
I zozeer een PvdA-programmagericht op het terugbrengen van
\ de primaire inkomensverschillen, maar eerder een CDA-proj gramma gericht op een toename van de kinderbijslag (en ook
s van de oudedagsvoorzieningen), aangevuld met een programr ma gericht op het terugbrengen van de tertiaire inkomensver; schillen.
1 De relatieve inkomens
t,

Internationale vergelijkingen
Voor een Internationale vergelijking zijn de volgende pun-

ten in het bijzonder van belang.
Ten eerste beslaat er wel inkomen uit vermogen in de
Sovjetunie, bij voorbeeld rente op spaarbanksaldi, toegerekende huur van door eigenaars bewoonde huizen, en huur van

woonruimte (bij voorbeeld kamers in vakantieplaatsen in de
zomer). Niettemin is het in de Sovjelunie waarschijnlijk een
veel minder belangrijk aspect van de inkomensverdeling en de

maatschappelijke stratificatie dan in 1 an den als Engeland of
| De ontwikkeling van de ongelijkheid in het primaire inkomen de VS.
Ten tweede wijken de relatieve inkomens van de verschillende beroepsgroepen opvallend af van die in de kapitalisli• De belangrijkste informatie die betrekking heeft op de
sche wereld. Terwijl daar de vrije-beroepsbeoefenaren tradiontwikkeling van de ongelijkheid in het primaire inkomen in
tioneel een hoog inkomen hebben, vormen bij voorbeeld de
f de Sovjetunie wordt weergegeven in label 1.
arisen in de Sovjetunie (de hogere medisch-administratieve
functionarissen uitgezonderd) een traditioneel laagbetaalde
Tabel 1. Ongelijkheid in het primaire inkomen in de Sovjetunie
groep (veel arisen zijn van hel vrouwelijk geslachl hetgeen de
(dedelverhouding) a)
uilbuiling vereenvoudigl). Aan de andere kanl worden sommige handarbeiders zoals mijnwerkers en buschauffeurs goed
belaald. Hun inkomens zijn vaak hoger dan die van de meesle
Arbeiders in de Industrie
Alle werknemers
! Jaar
academici.
4,47
IVOA ……………….
n.b.
Ten derde koml parliculier eigendom van huizen, in de zin
3,60
n.b.
< 1927 ……………….
van eigenaar-bewonerschap, niel in de hoge- maar in de
‘ 1930 ……………….
3,33
n.b.
3,16
n.b.
1934
lage-inkomensgroepen voor. De oorzaak van dit verschijnsel
5,43
7,24
1946 b) …………….
is dat de meerderheid van de huizen die in particulier bezit
4,44
1956 ……………….
3,36
zijn, gevormd wordt door traditioneel gebouwde huizen
3,31
4,21
2,82
4,02
• 1961 ……………….
zonder sanitaire voorzieningen en centrale verwarming. De
2,67
3,69
1964 ……………….
hoge-inkomensgroepen bewonen hoofdzakelijk moderne ap2,78
1966 ……………….
3,26
2,50
2,83
partementen met goede voorzieningen en lage huren, die
2,63
1972 ……………….
3,10
eigendom van de staal zijn.
n.b.
3,35 c)
Ten vierde bestaat er in de Sovjetunie geen herverdelende
inkomstenbelasling. Hel maximale marginale inkomslenbeBron: N. E. Rabkina en N. M. Rimasjevskaja, Raspredelitel’nie otnosjenija i sotsialnoe
laslinglarief in de Sovjetunie bedraagt 13%. Hel groolsle
razvitie, Ekonimika i organizatsijapromysjlennogo proizvodstva, 1978, nr. 5, biz. 20.
a) De decielverhouding is het quotient van het laagste inkomen in de tiende deciel (dat is de
gedeelte van de inkomslen van de Sovjel-overheid wordl
10% inkomenstrekkers met de hoogste inkomens) en het hoogste inkomen in de eerste deciel
verkregen via indirecle belastingen. Deze belaslingen druk(dat is de 10% inkomenstrekkers met de laagste inkomens).
b) McAuley zegt dat met het oog op de onbetrouwbaarbeid van de gegevens de gegeven
ken vooral erg zwaar op de goederen die een omvangrijke post
jnkomensverdeling van dit jaar met achterdocht moet worden beoordeeld (op. cit., biz. 219).
vormen in het huishoudboekje van gezinnen met een laag
Rabkina en Rimasjevskaja wijzen zelf al op het feit dat om twee redenen de gegevens voor
1946 niet helemaal vergelijkbaar zijn met die van de andere jaren. Ten eerste maakte de studie
inkomen (bij voorbeeld wodka).
van 1946 geen onderscheid tussen ,,arbeiders in de Industrie” en ,,alle werknemers” en ,,om
Ten vijfde wordt de relevanlie van inlernalionale vergelijdieredenishetgetal5,43bepaald … opbasisvanindirectegegevens”(op.cit.,blz.21,noot5).
Ten tweede is de populatie niet vergelijkbaar met die van andere jaren.
kingen door de lekortkomingen van de gegevens voor de
c) Een andere bron geeft voor 1976 3,46 in plaats van 3,35. Zie Porrebnosri, dochody.
Sovjetunie ondergraven (zie boven), hoewel dergelijke vergepolrebtenie, Moskou, 1979, biz. 95.
lijkingen vaak gemaakt zijn 8). Toch is hel opvallend dal alle
sludies lalen zien dal de staatssocialistische 1 an den een
gelijkmatiger inkomensverdeling hebben dan de vergelijkbare
Men moet zich realiseren dat de gegevens in label 1 niet
kapitalistische landen.
direct een licht werpen op de welvaartsverdeling tussen
personen. De laatste hangt af van de verdelingvan hettertiair
Ongelijkheid naar geslacht
inkomen over de huishoudingen, gecorrigeerd voor de verschillen in samenstelling van de huishoudingen. De gegevens
In de hele wereld verdienen vrouwelijke werknemers
in label 1 hebben slechts betrekking op een gedeelte van de
minder dan mannelijke. Dit is het geval in de geinduslrialiprimaire inkomensverdeling. Collectieve boeren, mensen
seerde, kapitalistische Westerse landen, in de landen van de
zonder inkomen uit arbeid, overdrachtsbetalingen, en uitkederde wereld, en ook in de industrieel ontwikkelde Oosteuroringen in natura zijn niet meegerekend.
pese staatssocialistische landen. Het geldt ook voor de
Tabel 1 toonl het volgende beeld. De verschillen in het
Sovjetunie. Er zijn geen officiele stalislieken die een globale
stedelijke primaire inkomen zijn sterk toegenomen in de
indruk geven van de relalieve inkomens van mannen en
periode Stalin, zijn sterk afgenomen in de Chroesljov-periode
vrouwen. Waarschijnlijk koml dil door hel pijnlijke beeld dal
en zijn iets toegenomen in de Brezjnev-periode. In Nederlandse terminologie vertaald, is vanaf 1968 in de Sovjetunie een
denivelleringsbeleid gevoerd. Vandaag de dag zijn er volgens
Westeuropese normen forse ongelijkheden in de Sovjetunie.
Bij voorbeeld hogere legerofficieren, hoge partijfunctionarissen, succesvoile schrijvers, leden van de Academic van
8) Bekende werken zijn die van Pryor, Wiles en McAuley. Voor een
Wetenschappen, diplomaten, en bedrijfsleiders van omvangoverzicht zie M. Ellman, Socialistischeplanning in theorie en praktijk
rijke zware industrieen hebben vaak een inkomen van tien of
Alphen a/d Rijn, 1980, biz. 243-247.

ESB 26-8-1981

815

de cijfers zouden opleveren. Wel zijn er tal van steekproefon-

De tabellen 2 en 3 laten zien dat er belangrijke verschillen

derzoeken gedaan, die in de Sovjet-literatuur zijn weergege-

bestaan tussen de gemiddelde inkomens in de verschillende

ven 9). Deze onderzoeken tonen alleen hetzelfde beeld als die
voor West-Europa. Hoewel vrouwen in de Sovjetunie een

republieken. Verschillen in de participatiegraad tussen de
republieken en de hoge produktiviteit van het stukje prive-

grote verscheidenheid aan interessante en bevredigende ba-

grond in de Baltische republieken zijn hiervan de belangrijk-

nen bezetten en hetzelfde loon als mannen krijgen voor
hetzelfde werk, verrichten de meeste vrouwen er toch ongeschoold werk, een slecht betaald beroep of een traditioneel

sle oorzaken. Toch moet worden opgemerkt dat de verschillen naar internationale normen gerekend gering zijn. Verder
moel men uit de gegevens van label 2 en label 3 geen al te

,,vrouwenberoep”. Hun banen zijn vaak eentonig en vermoei-

verreikende conclusies trekken. Men moet bij voorbeeld

end. In de Sovjetunie werken vrouwen in de eerste plaats om
genoeg te verdienen om het gezin te onderhouden, aangezien

uiterst behoedzaam zijn om op basis van de gegevens van
label 3 de conclusie te trekken dat de levensstandaard op hel

dit in het normale geval niet mogelijk is met maar een
inkomen per gezin.

platteland in de RSFSR hoger is dan in Georgie. Dat zou een

ontkenning zijn van de verschillen in weersgesleldheid, van de
verschillen in beschikbaarheid van goederen, en ook van hel

Regionale ongelijkheid
De Sovjetunie is een heel groot land met wezenlijke

regionale verschillen in natuurlijke gesteldheid en niveau van
economische ontwikkeling. Terwijl bij voorbeeld het niveau
van de economische en culturele ontwikkeling in Estland
vergelijkbaar is met dat in Finland, ligt het niveau in
Toerkmenie weer dichter bij dat in Iran of Afghanistan.

Georgie heeft een klimaat dat heel gunstig is voor de

feit dat de huishoudelijke arbeid door vrouwen aanzienlijke
voordelen oplevert voor de andere leden van de huishouding.
Op vergelijkbare manier heefl in de jaren zestig, ondanks de
relatief lage inkomens per hoofd in Centraal-Azie, een belangrijke immigratie van Russen naar Centraal-Azie plaatsgehad.

Het aantrekkelijke klimaat en de beschikbaarheid van meer
en beter fruit en verse groenten zijn de oorzaken van deze

immigralie geweest. Belangrijke aspecten van de levensstandaard komen niel tot uitdrukking in inkomensstatistieken!

landbouw, terwijl een ander groot deel van de Sovjetunie in de

Ongelijkheid tussen stad en platteland

permafrost-zone zit. Een aantal gegevens met betrekking tot
de inkomensverschillen tussen de republieken zijn in label 2
en label 3 weergegeven.

Nog sleeds bestaan er in de Sovjetunie aanzienlijke ongelijkheden in inkomen tussen de steden en het platteland. Een

Tabel 2. Gemiddeld tertiair inkomen per hoofd van werknemershuishoudingen in 1970, inprocenten van het gemiddelde in
de Sovjetunie
Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

116,5

Tabel 4. Gemiddelde tertiair inkomen per hoofd van collectieve
boerenhuishoudingen in procenten van het gemiddelde tertiair
inkomen per hoofd van werknemershuishoudingen.

122,8

Letland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

gegeven dat dit kan toelichten, is in label 4 weergegeven.

Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107,6
RSFSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104,4
USSR ……………………………………. 100,0
Oekraine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
99,5
Moldavie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
96,9
Witrusland ………………………………… 95,2

Armenie …………………………………..
Georgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

90,3
89,0

Kazachstan
Oezbekistan
Toerkmenie
Tadzjikstan

…………………………………
………………………………..
………………………………..
………………………………..

86,6
82,3
80,1
78,8

Kirgizie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Azerbajdzjan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

78,2
72,1

Bron: A. McAuley, Economic welfare in the Soviet Union, Madison (Wis.), 1979, biz. 139.
Strikt genomen is het inkomen in deze label niet precies het tertiaire inkomen aangezien geen
rekening is gehouden met de directe belastingen en de huisvestingssubsidies.

I960

1965

1970

1974

69,6

80,5

83,4

83,2

Bron: A. McAuley, Economic welfare in the Soviet Union, Madison (Wis.), 1979 biz. 29. Het

gebruikte inkomensbegrip — totale inkomen minus directe belastingen — is niet helemaal
hetzelfde als ,,tertiair inkomen” aangezien de toegerekende waarde van de door eigenaars
bewoonde huizen en het verschil tussen de werkelijke en de vrije markt huren niet zijn ver-

werkt.

Tabel 4 laat duidelijk de verbeleringvan de relalievepositie
van de collectieve boeren uitkomen die in de jaren zestig heeft

plaatsgehad. Desondanks had de overgrote meerderheid van
de leden van collectieve boerenhuishoudingen zelfs nog in

1965, een inkomen beneden de armoedegrens. De relatief
ongunstige positie van de collectieve boeren in het begin van
de jaren zestig was veroorzaakt door de erfenis van semi-feo-

Tabel 3. Gemiddeld tertiair inkomen per hoofd van collectieve
boerenhuishoudingen in 1970, in procenten van het gemiddelde

tertiair inkomen per hoofd van leden van collectieve boerenhuishoudingen in de Sovjetunie
Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

215,7

Letland ……………………………………
Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

171,8
158,1

Kazachstan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
RSFSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
USSR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

116,7
115,1
100,0

Witrusland …………………………………

99,6

Georgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oekraine …………………………………..
Toerkmenie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

99,5
97,6
95,0

MoldaviS ………………………………….
Armenie …………………………………..
Oezbekistan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

88,5
80,3
72,8

Kirgizie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Azerbajdzjan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

71,4
61,8

Tadzjikstan ………………………………..

dale produklieverhoudingen die door Stalin waren ingesteld,
en de lage produktivileil in de landbouw.

Een interessant aspect van de wisselwerking tussen de
ongelijkheden tussen de republieken en de ongelijkheden
tussen stad en platteland is het feit dat in de drie Baltische

republieken sinds het midden van de jaren zestig de inkomens
per hoofd van de collectieve boerenhuishoudingen hoger zijn

geweest dan die van de werknemershuishoudingen. Dit wordt
hoofdzakelijk veroorzaakl door de hoge produkliviteit van de

stukjes prive-grond van de Baltische collectieve boeren.

57,7

Bron: A. McAuley, Economic welfare in the Sovjet Union, Madison (Wis.), 1979, biz. 128.
Strikt genomen is het inkomen in deze label niet precies het tertiaire inkomen aangezien de
directe belastingen en de toegerekende huur van de door eigenaars bewoonde huizen zijn
weggelaten.

816

De elite
De door de Sovjetunie gepubliceerde gegevens, die door
Westerse deskundigen als McAuley worden gebruikt, bevat-

9) Zie b.v. A. McAuley, Women’s work and wages in the Soviet Union,
Londen, 1981, hfst. 2.

lien natuurlijk geen informatie over de Sovjet-elite. Het
bestaan, de omvang en de aard van de voorrechten van deze
? groep zijn onderwerpen die in de Sovjetunie erg gevoelig
liggen en dus voorkomt de censuur dat informatie over dit

mer vrij goed vergeleken met die van een werknemer in de

onderwerp naar buiten komt. Toch is er wat informatie over
dit onderwerp beschikbaar, afkomstig van de artikelen en

Verenigde Staten. De Sovjet-werknemer krijgt een gratis
behandeling in een ziekenhuis, en bij terugkeer op het werk is

boeken van Westerse wetenschappers als Matthews en emigranten als Voslensky 10).
Matthews heeft onderzocht of er in de Sovjetunie een elite

een aardig appeltje voor de dorst bijeengespaard, bestaande
uit een bedrag dat als ziekte-uitkering is betaald gedurende de
ziekte. Bovendien is de kans dat een werknemer in de

bestond met een reeel inkomen dat belangrijk boven het

Sovjetunie ,,overtollig” wordt verwaarloosbaar.

gemiddelde lag. Zijn onderzoekingen zijn in tabel 5 samengevat.
Tabel 5. De elite in de Sovjetunie verdeeld naar beroepsgroepen in 1970 a)
Aantal personen
X 1.000

In procenten

60

24
17

Staats-, Komsomol- en vakbondsfunctionarissen

22
30
Totaal

250

12
100

a) Opgenomen zijn personen die 450 roebel per maand of meer verdienen en die toegang
hebben tot belangrijke niet-flnanciele voordelen (het gemiddelde loon in de Sovjetunie
bedroeg in 1970 122 roebel per maand).
b) Leden van academies van wetenschappen; hoofden van instellingen voor voortgezet
wetenschappelijk onderwijs, instituten, facultciten en laboratoria; hoofdartsen; hogere

functionarissen van de rechterlijke macht; schrijvers en hogere verslaggevers, vooraanstaande kunstenaars en kunstofficials.
Bron: Survey, jg. 21, nr. 3, biz. 13.

Tabel 5 laat zien dat een elite van 0,2% van de werkende
bevolking een inkomen geniet dat ver boven het gemiddelde
ligt. De mate waarin de elite in een erfelijke groepering

verandert (of al veranderd is) en of deze groep al dan niet
omschreven moet worden als een ,,klasse” zijn vraagstukken

die in het middelpunt van de huidige polemiek staan. Het
moet worden opgemerkt dat in termen van levensstandaard,
vermogen en onafhankelijkheid van de staat de Sovjet-elite

slechter af is dan de Amerikaanse elite.

Actieven en inactieven
De Sovjetunie kent een uitgebreid systeem van inkomensoverdrachten, oudedagsvoorzieningen en uitkeringen bij
ziekte, zwangerschap, invaliditeit en dergelijke. Bezien vanuit
het Nederlandse gezichtspunt, zijn misschien de voornaamste
kenmerken van het sociale-zekerheidssysteem van de Sovjetunie:
— de afwezigheid van iets als de bijstand (met het doel de
werking van de economische ,,zweep” niet te verzwak-

ken);
— de afwezigheid van werkloosheidsuitkeringen (de staat
zorgt voor werk voor arbeiders, en niet voor geld voor
klaplopers);

— de afwezigheid van een algemeen kinderbijslagsysteem;
— een aanzienlijke groep mensen op pensioengerechtigde

leeftijd zonder pensioen (waarschijnlijk doordat men niet
de staat van dienst heeft die nodig is voor een pensioen);
— het lage niveau van de uitkeringen, pensioenen en uitkeringen aan gezinnen met een inkomen per hoofd dat
beneden de armoedegrens ligt, ten opzichte van het

werk is onverenigbaar met de beginselen van de socialistische

samenleving.”
Toch is de financiele posirie van een zielce Sovjet-werkne-

Gezinsomstandigheden
In de huidige Sovjetunie zijn de gezinsomstandigheden van

heel groot belang bij het bepalen van de verschillen in
inkomens per hoofd. Hoge inkomens per hoofd zijn overwegend te vinden in huishoudingen van alleenstaanden of in
kinderloze huishoudingen; lage inkomens per hoofd zijn te
vinden in huishoudingen met veel afhankelijken (b.v. kinde-

ren en ouden van dagen).
In alle Europese staatssocialistische landen vormen de

primaire inkomensverschillen maar voor een klein deel een
verklaring voor de verschillen in inkomen per hoofd. De

hoofdoorzaak van de verschillen in inkomen per hoofd zijn de
verschillen in de verhouding van het aantal kostwinners en het

aantal afhankelijken per gezinshuishouding. Gezinnen met
een kostwinner die een relatief hoog inkomen verdient, maar
met een ongunstige afhankelijkheidsverhouding, hebben een

laag inkomen per hoofd, en gezinnen zonder hoge inkomens
maar met een gunstige afhankelijkheidsverhouding hebben
een hoog inkomen per hoofd.
Nederlandse egalitaristen denken gewoonlijk dat het ver-

minderen van de verschillen in primair inkomen de beste
methode is om de gelijkheid te bevorderen. In de Sovjetunie
daarentegen zouden de nivellering van het secundaire inko-

men (bij voorbeeld door het introduceren van een algemene
en royale kinderbijslag, het verhogen van de pensioenen en
het invoeren van een progressieve inkomstenbelasting)enook
het nivelleren van het tertiaire inkomen (bij voorbeeld door
het introduceren van het profijtbeginsel in de volkshuisves-

ting en de medische sector) de belangrijkste manieren zijn om
de gelijkheid te bevorderen.

De zwarte markt
In de Sovjetunie bestaat een niet te onderschatten zwarte
markt, die de inkomensverdeling be’invloedt op een manier die
erg moeilijk te achterhalen is in statistieken van de inkomensverdeling. Dit geldt ook voor Nederland. In Nederland komt

het zwarte circuit hoofdzakelijk voort uit onvrede met het
belastingsysteem, in de Sovjetunie uit het onvermogen van de

staatseconomie om in alle goederen en diensten te voorzien
die de bevolking wenst. De zwarte markt in de Sovjetunie leidt

tot een herverdeling van inkomen ten gunste van degenen die
goederen (b.v. van staatsondernemingen gestolen goederen of
in illegale fabrieken geproduceerde goederen) en diensten

(b.v. bouwlieden, ambachtslieden, arisen) ter verkoop aanbieden waar wezenlijke vraag naar is. Het is een van de
factoren, samen met de speciale winkels voor topfunctionarissen en het systeem van verdeling van woonruimte en
medische voorzieningen die de betekenis van de gepubliceerde cijfers van de inkomensverdeling ondermijnen.

verdiende geldinkomen.
In de Sovjetunie is het financieel onaantrekkelijk om
economisch inactief te zijn. Artikel 60 van de grondwet van de
Sovjetunie zegt: ,,Het is de plicht van iedere gezonde burger
van de Sovjetunie, en een zaak van eer, om als arbeider
plichtsgetrouw werkzaam te zijn in een zelfgekozen, maat-

schappelijk nuttig beroep en om strikte arbeidsdiscipline in
acht te nemen. Het niet-doen van maatschappelijk nuttig
ESB 26-8-1981

Conclusies
Volgens de officiele leer van de Sovjetunie is een beleid
10) M. Matthews, Privilege in the Soviet Union, Londen, 1978; M.
Voslensky, La nomenklatura, Parijs, 1980 (vertaling van het Duitse
origineel).

817

gericht op het nivelleren van de inkomens uit arbeid, zoals dat

gegevens maakt de betekenis van de vergelijkingen tussen de

in Nederland is gevoerd in de jaren zeventig, schadelijk en

Sovjetunie en andere landen van de hele personele inkomens-

verkeerd. Stalin was een vroege aanhanger van de ,,supply

verdeling twijfelachtig. Voor wat het waard is: alle studies

side economics”. De huidige beleidsmakers van de regering-

over dit onderwerp in de literatuur presenteren een gelijkma-

Reagan en de communisten zijn broederlijk verenigd in hun
geloof in de ,,supply side economics”.
In de Sovjetunie brengen de verschillen in geldinkomens
maar heel weinig klaarheid omtrent de maatschappelijke
gelijkheid vanwege het belang van machtsongelijkheid en de

tiger inkomensverdeling in staatssocialistishe landen dan in
In de Sovjetunie bestaan aanzienlijke inkomensverschillen
tussen de republieken. Evenals in West-Europa verdienen
vrouwen in de Sovjetunie aanzienlijk minder dan mannen. De

allocatie van consumptiegoederen op basis van bureaucratische positie. Dit is vooral van belang als het gaat om gratis of

inkomens per hoofd van de werknemershuishoudingen waren, en zijn nog steeds (behalve in de Baltische republieken)

vergelijkbare kapitalistische landen.

fors gesubsidieerde goederen zoals huisvesting en medische

hoger dan de inkomens per hoofd van collectieve boerenhuis-

voorzieningen, waarbij niet-marktconforme methoden resultaten opleveren die afwijken van het gestelde doel. Een
intensiever gebruik van het profijtbeginsel zou in deze ge-

houdingen. Nog tot halvenvege de jaren zestig had de
meerderheid van de leden van collectieve boerenhuishoudingen een inkomen dat onder de armoedegrens lag. Het is in de

vallen een grotere gelijkheid opleveren.
Verder zijn de statistische gegevens over de inkomensverde-

Sovjetunie vaak financieel onaantrekkelijk om economisch
inactief te zijn. Het systeem van inkomensoverdrachten in de

ling van de Sovjetunie die op het moment beschikbaar zijn,

Sovjetunie is slecht ontwikkeld vergeleken met bij voorbeeld

erg slecht.
Niettemin kan worden vastgesteld dat sinds de Oktoberrevolutie het inkomensniveau van grote groepen Soyjet-burgers

Nederland.
De Sovjetunie kent een kleine elite van personen met een
inkomen dat ver boven het gemiddelde ligt en die toegang
heeft tot aanzienlijke niet-financiele voordelen (bij voorbeeld
het gebruik van tweede huizen).
De afhankelijkheidsverhouding vormt een belangrijke ver-

diverse keren onder het bestaansminimum is gedaald. De

laatste keer gebeurde dit in 1946-1947. Armoede blijft een
groot probleem voor de Sovjetunie. Het is in toenemende
mate het gevolg van een ongunstige afhankelijkheidsverhou-

klarende factor bij het bepalen van de verschillen in inkomen

ding.

per hoofd in de Sovjetunie. Als het in de Sovjetunie wenselijk

In de tijd gezien zijn de ongelijkheden in het stedelijke

zou worden geacht de ongelijkheid te verminderen, dan

primaire inkomen in de Sovjetunie sterk toegenomen onder
Stalin, gedaald onder Chroestsjov en weer iets toegenomen
onder Brezjnev. Brezjnev heeft een denivelleringsbeleid gevoerd.

zouden de voornaamste methoden daarvoor zijn: het introduceren van een algemeen en genereus kinderbijslagsysteem;
het optrekken van pensioenen waarvan de werkingssfeer
verruimd is; het introduceren van het profijtbeginsel voor

Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de beloningsstruc-

huisvesting en medische voorzieningen. Een alternatief voor

tuur in de Sovjetunie en die in de kapitalistische wereld.
Sommige beroepsgroepen (bij voorbeeld arisen) worden
relatief slecht betaald in de Sovjetunie en sommige groepen

het introduceren van het profijtbeginsel in de huisvesting en
de medische sector, dat dezelfde resultaten zou boeken, is de
werkelijke allocatie van deze goederen en diensten op basis

handarbeiders (bij voorbeeld mijnwerkers) worden in de

van de ,,verdeling naar behoefte”.

Sovjetunie relatief goed betaald. De gebrekkigheid van de

M. J. Ellman

Auteurs