Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht juli 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 18 1990

juli 1990

Conjunctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek

Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen

Met volume van de industriele produktie was in mei, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, 1% kleiner
dan in april. Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest steeg het indexcijfervan de orderpositie in
de Industrie in mei met 1 procentpunt ten opzichte van het aprilcijfer. Het aantal woningen met de
bouwwaarvan in het eerste kwartaal werd begonnen, was 10% hogerdan in hetovereenkomstigetijdvakvan vorig jaar. Het volume van de invoervan goederen was in april 3% groter dan in april 1989, de
uitvoer van goederen nam met 2% toe. De voor prijsveranderingen gecorrigeerde binnenlandse
consumptie door gezinnen was in april 3% groter dan in dezelfde maand van 1989. De groei
deed zich met name voor bij de duurzame consumptiegoederen. De dalende tendens van het indexcijfer van het Consumentenvertrouwen werd door het junicijfer bevestigd. Het volume van de bruto
investeringen in vaste activa was in het eerste kwartaal van dit jaar 9% groter dan in het
overeenkomstige tijdvak van 1989. Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daalde tussen
midden mei en midden juni met 0,1%. Zowel bij de afzet- en verbruiksprijzen van de industrie als bij de
in- en uitvoerprijzen (unit value) worden de laatste maanden steeds grotere dalingen in het prijspeil
ten opzichte van het niveau een jaar eerder geregistreerd. Bind maart was het aantal banen 110 000
groter dan een jaar eerder. Opdattijdstipstonden 134 000 vacatures open, bijna 50% meerdan op 31
maart 1989.
Dit blijkt uit gegevens die medio juli beschikbaar waren. In de Focus wordt ingegaan op ontwikkelingen van de lonen en het overig inkomen.

Produktie
Het volume van de gemiddelde dagproduktie in de industrie
was, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, in mei 1% kleiner

boven het industriele gemiddelde van 5%. De produktiegroei in de papier- en grafische industrie kwam vrijwel overeen met die voor de industrie als geheel. De toename van de

dan in april. Door het beschikbaar komen van nieuwe en ver-

bedrijvigheid in de overige in label 1 onderscheiden

beterde informatie voor de maanden maart en april zijn de
indexcijfers voor die maanden bijgesteld en wel in

bedrijfsklassen bleef achter bij het gemiddelde.
De groei van de produktie in de nijverheid (excl. de bouw-

opwaartse richting.

nijverheid) bedroeg in de eerste vijf maanden van dit jaar

In de eerste vijf maanden van dit jaar was het volume van de

vergeleken met dezelfde periode van vorig jaar 1%. Het ver-

industriele produktie bijna 5% groter dan dat van de overeenkomstige periode in 1989. Deze groei is lets sterker dan
de toename voor het jaar 1989 als geheel, die ten opzichte
van 1988 ruim 4% bedroeg. De elektrotechnische industrie
kende in de eerste vijf maanden van dit jaar de grootste
volumetoename. Ook de groeicijfers van de rubber- en
kunststofverwerkende industrie en van de overige metaalindustrie (uitgezonderd de basismetaalindustrie) lagen

schil in groei tussen de industrie en de nijverheid is toe te

Produktie industrie (volume – seizoengeconrigeerd)

schrijven aan de ontwikkeling in de delfstoffenwinning en
de openbare nutsbedrijven, waar de produktie in de eerste

vijf maanden van 1990 daalde.
Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest steeg het
indexcijfer van de orderpositie in de industrie (1984=100)
van 123 in april naar 124 in mei. Daarmee keerde het indexcijfer van de orderpositie weer terug op het niveau van

Begonnen woningen

Indexcijfers 1965-100

[A)

110-

(A) = voortschrijdend 3-naandsgeniddelde

100-

(B) – laandcijfers

I I
• 60

I

J

A S

I

I

0

I I
’65

N 0

I

I

I

I I
’90

J

F

M

A

M

ESB 25-7-1990

x

J

1990

1973

1975

693

Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/’87 1988
gemidd.

1989

1989
2e kw.

1990
3″ kw.

4e kw.

1e kw.

maart

Trend2′

1990

april

mei

juni

VOLUMEGEGEVENS
Produktie in de nijverheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kledrng- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen
Buitenlandse handel (goederen}
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Totaal, excl. energie

3
3
3
1
-1
2
8
7

3
3

3
1
2
-2
6

0
-11
5
2
2
6
4
4
8
8
4
5
-1
20
7
7

5
7
4
3
2
3
4
8
3
4
5
7

6
-10

8

16
5

3
3
1
5
9
4
11
6

7
9
-9

5
3
5
5
4
9
1
0
6
7
5
-10

4

4

1

4

4
1

2
-2
1

6
6
11
1

5
11

4

7

7

5

5

8

4
-1
6
6

9
-9
8
9

5
2
14
6
5

5
-9
21

2
1

4

3
2

1
1
0
2

Investeringen in vaste active
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
Overheid

4
5
-2

Kwartaalrekeningen
Bruto Binnenlands Produkt
Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen

5

4
-1

2
8

7
4
5

6
8
5
5
0
5

2
-2

3

0

-2

0

4

-8
4

-19
7

-12
4

1+
1
1+
1+
1+
1+
1+
I++

1

2

3

-2

-1
11

0
7

9
17

-2
10

-2

1
I++
I++
1+
—1

9

8

3

7
7
14
15
10

7

3
2
10
_4
2

1+
1+
1+
I++
1+
1+

8

u

0

3
7
9
7

-13
5
2
5
11

0
5

8
4

6
11

6

2
10
10
2
7

4
3
5
4

4

4

3
5
4

3
4
4

2
6
3

10
11
2

4
5
2

6
7
0

4
4
3

3
3
4

2,8
2,6
3,4

3,5
4,2
3,2

4,0
5,1
4,0

3,3

3,6

3,7
3,0

4,0

3,2
3,9
4,9

-1,3
-3,9

4,7
7,3
-2
8
6
6
6
1,1

6,6
9,9

4,1
6,1

4,3

0

-2

-2

-4
-1
-4
-1
1.5
1.2
-0,8
-0,3
-5

1,3
0,8
1
0
2
1
2
0,7
0,8
0,3
1,0
-2

12
8
11
9

7
1

1,5
1,7
1,9
7

1,4
1,7
1,8
14

8
1
5
0
1,2
1,6
1,7
2,0
3

1,7
1,7
2,3
2

Consumentenvertrouwen1 ‘
(in %)
Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen

23
-15

2
-9
2

13
26
-4

12
28
-7

15
28
-3

Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling Orderpositie11
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten1′ (in %)

101
-14
8

85
107
-6
2

86
122
-1
3

86
123
0
2

86
124
0

3
5
1

2

3

2
5
1
1

4

4

3
8

2
12

433

390

1,3
6
9
7
11
3,7
4,4
6,1

4,7

7
7
13
8

9
9
4

2,1
2,1
2,1

14

Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
Totaal, excl. energie

6

9

4
9

S
5
1
6
6

7
4
-2

4
2
7

4
2
8

3

3

8
9

2
20
-15
1
2

1+
I++
1+
1+
1+

Consumptieve bestedingen van gezinnen

Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten

2,8

3

1+
1+
I++
1+

2
7
3

I++
I++
11+

1+
1+
1+

PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruilvoet, unit value {goederen}
Invoerprijzen, unit value
Invoerprijzen, excl. energie, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, excl. energie, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen geprem. en gesub. sector
Dollarkoers, contante notering

0

2,6

-0,9
-2,0
2
-1
-2
1
-1

-1,7
-3,9
2
-3

-2,7

-3,0

-6,7

-7,5

-9

-9

4
-6
-4
-2
-3
2.2
2,5
3,7
1,2
-10

13
24
-7

14
10
-6

11
8
-9

10
5
-7

9
4
5

3

86
124
-2
4

86
123
-3
4

124
-2
3

123
-1
2

124
-3
2

0
4
2
13
376

2
5
1
0
3
2
12
394

2
7
1
1
4
2
13
365

2
2
1
3
3
14
370

4,7
6
12
4
23
5,7
6,6
7,2

5,0
6
13
6
22
6,0
7,1
7,1

5,1
8
14
7
24
7,0
8,2
7,8

6,0
9
14
5
26
7,0
8,5
8,8

1,0

5
-1

1.3

2,2
2,0
3,1
1,4

_3
-1

-3
2,2

2,0
3,1
1,4

2,2

2,2

1
I
1
1+
1+
1+
1+
1
1
11+
II

-15

-15

7
2
-14

OVERIGE INDICATOREN

83

Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Aantal uren uitzendkrachten
Geregistreerde werklozen3′
(x 1 000)
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties

(in %)
(in %}
(in %)

3,5
5
7
8
6
4,7
5,7
7,2

6
13
6
23
5,8
7,0
7,2

6
1

694

I
I++

1+
1+
1

H
11+
11+
I ++

2
354

343

340

6,5
4
14

6,4
-3
15
6
25
7,0
8,2
9,0

6,5

3
27
7,0
8,2
9,1

^ ‘ Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
‘ Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—«: kleiner dan -5%; -H: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en 2%; H+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
31
Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de middelste maand. De gegevens zijn niet voor het seizoen gecorrigeerd.
•= gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.

2

II++
—I

7,0
8,2
9,1

U++
I++
I++
II ++
II ++

7,0
8,0
9,0

II++
II++
II++

maart. Het oordeel van de ondernemers in de Industrie over

Prijzen

hun orderpositie werd daarentegen tussen april en mei minder gunstig. De beoordeling van de orderpositie, die gezien
kan worden alseen indicatie voordetoekomstigeontwikkeling van de industriele produktie, verslechterde met name in

Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daalde tussen
midden mei en midden juni met 0,1%. Evenals in de maanden februari tot en met mei lagen de prijzen in juni 2,2%
hoger dan in de overeenkomstige maand van 1989.

de investeringsgoederenindustrie. Het aantal woningen

De prijzen van de door de Industrie ingekochte goederen

met de bouw waarvan in het eerste kwartaal van 1990
werd begonnen, bedroeg ruim 31 000, dit is 10% meer dan
in het eerste kwartaal van 1989. Na het eerste kwartaal van
1973, toen het aantal begonnen woningen 40 000 bedroeg,
is het aantal in een eerste kwartaal begonnen woningen niet
meer zo hoog geweest.

lagen in mei 8% onder het niveau van een jaar eerder. Het
prijspeil van de industriele afzet daalde over deze periode
met 3%.
De invoerprijzen (unit value) lagen in april 6% lager dan in
april vorig jaar, bij de uitvoerprijzen (unit value) werd een
prijsdaling van 2% geregistreerd. Ten gevolge hiervan verbeterde de ruilvoet in april met 4%. Zowel bij de afzet- en
verbruiksprijzen van de Industrie als bij de in- en uitvoerprij-

Buitenlandse goederenhandel
Het volume van de invoer van goederen was in april van dit

jaar 3% groter dan in april 1989. De eerste viermaanden van
dit jaar groeide de import vergeleken met het overeenkomstige tijdvak van 1989 met 5%. Van de onderscheiden
invoercategorieen nam in april de invoer van investeringsgoederen het sterkst toe (10%). Deze groei is geheel toe te
schrijven aan de zeer sterk toegenomen invoer van personenauto’s. Het volume van de uitvoer van goederen was in
april 2% groter dan in de overeenkomstige maand van het
vorige jaar. Ook dit accres is duidelijk geringer dan de groei
over de eerste vier maanden van dit jaar, die bijna 5%
bedroeg. De onbewerkte agrarische goederen waren in april
de sterkst stijgende uitvoercategorie.

Consumptie
Het volume van de binnenlandse consumptie door gezinnen
was in april 3% groter dan in de overeenkomstige maand
van 1989. Opnieuw groeiden de bestedingen aan duurzame
goederen het sterkst (7%). Deze toename is des te op-

zen worden de laatste maanden steeds grotere dalingen
van het prijspeil ten opzichte van het niveau een jaar eerder
geregistreerd.

Faillissementen
In het eerste halfjaar van 1990 werden ruim 1 800 faillisse-

menten uitgesproken, 6% minder dan in de overeenkomstige periode van vorig jaar. De dalende tendens in het aantal faillissementen die, met uitzondering van 1988, na 1982
zichtbaar was heeft zich hiermee ook in 1990 voortgezet.
Arbeidsmarkt
Het aantal geregistreerde werklozen bedroeg in de periode
april-juni 1990 gemiddeld 340 000. De recente gegevens

brengen geen wijziging in het beeld van een dalende tendens (zie grafiek 4).
Op 31 maart was het aantal banen 110000 (2,2%) groter
dan een jaar eerder. Deze toename ligt in dezelfde orde van
grootte als de toename in de afgelopen jaren. Sterke stijgin-

merkelijker omdat de autoverkopen duidelijk achterbleven

gen van het aantal banen deden zich voor bij het bank- en

bij die in april van het vorig jaar. Zoals gemeld nam de invoer
van personenauto’s in april echter sterk toe.
De dalende tendens die zich vanaf januari aftekende in de
index van het consumentenvertrouwen zette zich in juni
voort.

verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening (30 000
of 5,2%), de handel, horeca en reparatiebedrijven (26 000
of 2,9%), de overige dienstverlening (21 000 of 1,2%) en de
industrie (15 000 of 1,5%) (zie grafiek 3).

Investeringen
Het volume van de bruto investeringen in vaste activa door
bedrijven was in het eerste kwartaal van dit jaar ruim 9%
groter dan in hetzelfde tijdvak van 1989. Het volume van de
overheidsinvesteringen nam in dezelfde periode met 4%
toe. De volume-aanwas van de totale investeringen in vaste
activa kwam daarmee uit op bijna 9%. Deze groei is hoog in
vergelijking met die over het jaar 1989. Bezien naar type

activa deed zich de sterkste volumetoeneming voor bij de
vervoermiddelen (13%) en de machines (12%).
Uit de in dit voorjaar gehouden investeringsenquete blijkt
dat de ondernemers in de Industrie voor 1990 een stijging
verwachten van hun investeringen (14% ten opzichte van
1989). Voor 1991 wordt door hen een daling verwacht
(-10% ten opzichte van 1990). De ondernemers in de aardolie-industrie verwachten voor 1990 ten opzichte van 1989

meer dan een verdubbeling van hun investeringen. De verwachte groeipercentages voor de investeringen in 1990 in
de overige industriele bedrijfsklassen wijken niet veel van
elkaar af en bedragen ongeveer 10%.

De werkgelegenheid bestaat uit bezette banen en vacatures. Eind maart stonden er bij bedrijven en instellingen
(exclusief de overheid, het onderwijs, sociale werkplaatsen,
uitzendbureaus en uitleenbedrijven) 134000 vacatures
open, 43 000 (47%) meer dan een jaar eerder. Bij alle

in deze statistiek onderscheiden bedrijfstakken werd een
toename van het aantal vacatures geregistreerd. De
hoogste aantallen vacatures werden gemeten bij de handel,

horeca en reparatiebedrijven (35 000) en de industrie
(30 000). Deze twee bedrijfstakken kenden ook een relatief

sterke toename van het aantal vacatures, namelijk respectievelijk 14000 (70%) en 10000 (46%). Een andere bedrijfstak waar het aantal vacatures relatief snel toenam was

de bouw (6 000 of 51%). Opmerkelijk is dat het bank- en
verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening, waar de

groei van het aantal banen het hoogst was, de geringste
procentuele groei van het aantal vacatures te zien gaf
(18%).
Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaand

jaar, tenzij anders vermeld.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.

Groei aantal banen per bedrijfstak

Geregistreerde werklozen (driemaandsgemiddelden)

(ultimo cijfers eerste kwartaal t.o.v. vorig jaar x 1 000)

x 1 000

50r
= hondei.horei

banken.verze= keringen.zakelijke dienst.

R] = transport.

overige dienst.

’89

’90

’89

ESB 25-7-1990

’90

’89

’90

’89

’90

J

F

M

A

M

J

J

A

S

O

N

D

695

Tabel 2.

Recente ontwikkelingen in het buitenland

Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzi] anders aangegeven
1983/’87 1988

1989

gemidd.

1990

1989
3e kw.

2 e kw.

4e kw.

Trend2′

1990

1e kw.

april

juni

Produktie nijverheid,
excl. bouwnijv. (volume)
Bondsrepubliek Duitsland

2

4

5

Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic

2
1
3
2

6
5
4
7

4
4
1
4

0
-2
1

Verenigde Staten
Japan

5
4

6
9

3
6

0
3

Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogen) *’
Nederland

3
2
3

4
5
0

4
4
5

-2

1,6
4,3

1,3
1,2

2,8
3,1

1+
1+
I
1+

0

1+
P+
1+

Prijzen gezinsconsumptie
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie

2.9

2,8
3.3
3.4

2,7
3,4
3,4
7,8

2,7
3,4
3,4
8,1

6,5

6,3
5,3

6,5

7,7
6,4

3,1
3,6
3,6
7,6
6,2

4,8
2,3

5,2
2,7

4,7
2,7

4,6
2,6

5,2
3,4

5,1
1,1

5,3

5,2
1.2

5,3
1.3

5,3
2,2

Frankrijk

5,7

2,7

3,5

Verenigd Koninkrijk
Italie

4,6
9,0

4,9
5,1

7,8
6,2

Verenigde Staten
Japan

3,3
1,4

4,1
0,7

Europese Gemeenschap
Nederland

5,7
1,5

3,6
0,7

3.0
3,6
8,2

1,0

3,5
5,3
2,2

2,3
3,2
3,1

2,3

2,3

3,1
3,0

3,0

9,4
6,2

9,7
6,0

9,8

4,7
2,5

4,3
2,7

4,6
2,2

5,4
2,2

5,4
2,2

1+
1+
1+

5,4
2,2

3,0
6,0

Bron voor gegevens buitenland: Eurostat; OESO.
11
Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met nun aandeel in de Nederlandse export in 1987.
2
* Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
— I: kleiner dan -5%; -I: tussen -5% en -2%; I: tussen -2% en 2%; l+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
• = gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.

Focus: Ontwikkeling lonen en overig inkomen
Recent zijn de gegevens van de Nationale rekeningen 1989
beschikbaar gekomen. Naast informatie over de macroeconomische ontwikkelingen bevatten de Nationale rekeningen ook een grote hoeveelheid meer gedetailleerde

gegevens over een langere reeks van jaren. Tot de meer
opvallende ontwikkelingen in de afgelopen twintig jaar
behoort de verandering in de verdeling van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten over de lonen (incl.
sociale lasten) en het bruto overig inkomen. Het bruto

overig inkomen is het deel van de bruto toegevoegde
waarde dat niet wordt uitgekeerd als loon; het bevat de

periode. De totale volumemutatie van het BBP over de

periode 1970-1989 bedroeg zo’n 50%.
In grafiek 6 is het verloop van de verhouding lonen/BBP (de

loonquote) weergegeven zowel voor het totaal als voor de
drie grootste bedrijfsklassen. De ontwikkeling van het aandeel van het bruto overig inkomen is hiervan het spiegelbeeld. Optotaalniveau is in de jaren zeventig een lichtestijging van de loonquote te constateren, die – mede als gevolg

van afnemende werkgelegenheid en loonmatiging – werd
gevolgd door een forse daling in de eerste helft van de jaren

winsten (incl. reserveringen voor directe belastingen) en

tachtig. Van de weergegeven bedrijfstakken is de ontwikkeling bij de Industrie het meest geprononceerd. De loonquote liep hier na 1970 eerst sterk op. In 1981 werd

een gedeelte dat wordt aangewend voor betalingen in de
vorm van rente en dividend. Grafiek 5 geeft een beeld van de

de top bereikt met een loonquote van 78%, 13 procentpunten meer dan in 1970. In de periode 1982-1989 daalde

ontwikkeling vanaf 1970 van het bruto binnenlands produkt

de loonquote in de Industrie zeer scherp: vorig jaar lag het

afschrijvingen, het inkomen van zelfstandigen, ingehouden

(BBP) in lopende prijzen en de verdeling daarvan over

loonaandeel 20 procentpunten onder het niveau van 1981

lonen en overig inkomen. Over de hele periode verviervoudigde het BBP. De grote toenemingen in de jaren zeventig
hangen mede samen met de forse prijsstijgingen in die

en 7 procentpunten onder dat van 1970. Het aandeel van

Bruto binnenlands produkt (factorkosten): waarde en samenstetling
mid gld

Loonquoten

cbaS

500
{

— — — = totaal
Industrie

1 – bruto overig inkomen

23 – lonen

7

696

het bruto overig inkomen in de toegevoegde waarde van de
Industrie kwam daarmee op 42%.

7

cbs6
= hondel
= diensten
(excl. handel.transport)