Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 24 1992

Conjunctuurberlcht
Produktie
De industriële bedrijvigheid was, na
seizoencorrectie, in april 2% groter
dan in maart. In de eerste vier maanden van dit jaar was het produktievolume ruim 1% groter dan in het
overeenkomstige tijdvak van 1991.
Deze toename ligt in dezelfde orde
van grootte als die over 1991 als geheel. Achter dit groei cijfer voor 1991
gaat evenwel een uiteenlopende ontwikkeling in de loop van dat jaar
schuil. In het eerste kwartaal deed
zich nog een groei voor van 3%. In
het tweede en derde kwartaal nam
de groei af, terwijl de bedrijvigheid
in het vierde trimester daalde. De
trendmatige groeivertraging in de
volume-ontwikkeling
van de industriële produktie wordt met de meest
recente cijfers niet voortgezet. De
ontwikkeling van de industriële produktie kan worden geïllustreerd met
de weergave van de procentuele jaarmutatie van het voortschrijdende
twaalfmaandsgemiddelde
. Dit gemid-

van de index waargenomen (ten opzichte van april). In juni werden met
name de twee vragen over de algemeen economische situatie minder
negatief beantwoord. Uit deze twee
vragen resulteert de index van het
economische klimaat. De beantwoording van de twee vragen naar de eigen financiële situatie en de vraag of
de consumenten de tijd gunstig achten om grote aankopen te doen, leverde in juni een duidelijk positiever
saldo op dan in mei. De beantwoording van deze drie vragen wordt samengevat met de index van de koopbereidheid.

Werkloosheid
Het aantal geregistreerde werklozen
bedroeg in de periode maart-mei
1992 gemiddeld 299 duizend, zie figuur 3. Dit is 21 duizend lager dan
in de overeenkomstige
periode van
1991. Het cijfer duidt op een voortgezette daling van het aantal geregistreerde werklozen in een wat lager
tempo dan in 1988-1991. In 1989
was de geregistreerde werkloosheid
gemiddeld 43 duizend lager dan een
jaar eerder. De daling in 1990 lag in
dezelfde orde van grootte. In 1991
was het gemiddelde niveau 27 duizend lager dan in 1990.

Figuur 1. Produktie industrie, volume, procentuele jaarmutatie
schrijdend 12-maandsgemiddelde

van het voort-

8

6

4

2

o
-2

Figuur 2. Consumentenvertrouwen, saldo van positieve en negatieve antwoorden in % van het totaal
40

20

…..
,-

-.-

., ……. …

“””…
. L–

–‘–~’–_.
delde is in figuur 1 steeds geplaatst
aan het einde van het tijdvak. In de
laatste tien jaar hebben zich drie perioden met groeivertragingen voorgedaan. Het volume van de industriële
produktie nam in die periode met
30% toe.

Consumentenvertrouwen
Volgens het Consumenten Conjunctuuronderzoek is het vertrouwen
van de consument in de ontwikkeling van de economie in juni ten opzichte van mei gestegen, zie figuur
2. Op de vijf vragen die aan de index van het consumentenvertrouwen ten grondslag liggen, werden
per saldo 10% meer negatieve dan
positieve antwoorden gegeven. Na
mei 1991 is de beoordeling niet
meer zo gunstig geweest. In mei
1992 overtroffen de negatieve antwoorden de positieve met 14%. Ook
in mei werd reeds een verbetering

11

..

‘.

COIlSUIIlentenvertrouwen

i:oopIlereidheid

” , ,,

“,

ecooomiach ldimaat

….


f ‘” Jllll j, j a
1989

80

n 4 j fm am j j a
1990

8 0

n d j fm am j j a
1991

Figuur 3- Geregistreerde werklozen, driemaandsgemiddelden
375

n 4 j fm am j
1992

8 0

(x duizend)

………..

..,- – ,,,
1990

350

.

1991

.. .. •. ~
….

“”

“.

..

………..

…….

………….

,

300

1992

‘,-

_———-_

.,’

275

m

a

m

a

o

n

d

dernemers in Nederland en Duitsland is de beoordeling door hun collega’s in het VK en Frankrijk in de
loop van 1992 verbeterd, zie figuur 4.

Buitenland
Beoordeling

orderpositie

Het oordeel van de Nederlandse ondernemers in de industrie over hun
orderpositie is in de eerste drie
maanden van dit jaar nauwelijks
gewijzigd. Dit oordeel kan gezien
worden als een indicatie voor de ontwikkeling van de toekomstige industriële produktie. Ook in Duitsland
(excl. de voormalige DDR) stabiliseerde het oordeel zich in dit tijdvak, nadat het in de loop van 1991
nog vrijwel onafgebroken was verslechterd. In tegenstelling tot de on-

Consumentenvertrouwen
Het vertrouwen van de consumenten in de ontwikkeling van de economie is in Nederland, evenals in
Frankrijk, in de eerste maanden van
dit jaar iets gestegen na een lichte
daling in de tweede helft van vorig
jaar. Ook in het VK zijn in deze
maanden de consumenten minder
pessimistisch geworden, maar in dit
land toont het consumentenvertrou-

Figuur 4. Beoordeling orderpositie industrie, seizoengecorrigeerd, saldo van
positieve en negatieve antwoorden in % van het totaal
20

-“”,r
\

o

_

,———–,
.. . ‘” \

… ,,-:-_–_,0-…-.:…

………..

-20

,

-../,-

………
…………

-60

-80

fm

a m j jas
1989

0

n d j fm

a m j jas
1990

0

n d j fm

am j jas
1991

NL
…._ …. D

__

………
0

n dj

/’1′
,,’ vi

….

f m.
1992

Figuur 5. Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd, saldo van positieve
en negatieve antwoorden in % van het totaal
20
10

o
-10

– — –

…..–:–..

…….

.,/

“..

………….

-20

..

F

\

.’,

“,

-30

….

VK
-40

fmamjjasondj
1989

fmamjj
1990

Figuur 6. Arbeidsvolume werknemers in arbeidsjaren, kwartaalmutaties
voorgaand jaar (x duizend)
80

60

40

20

t.o.V.

wen al vanaf medio 1990 een stijgende tendens. Met name werden hier
de meest recente antwoorden op de
vraag naar de ontwikkeling van de
economische situatie in de komende
twaalf maanden (een onderdeel van
het consumentenvertrouwen)
positiever. In Duitsland laten de meest recente cijfers een wat aarzelend verloop zien, vanaf medio verleden jaar
is een licht stijgende tendens zichtbaar, zie figuur 5.
(N.B. De gegevens zijn door de EG
voor seizoeninvloeden gecorrigeerd
en wijken voor Nederland mede daardoor iets af van figuur 2.)

Vrouwen en betaalde arbeid
In 1991 was de groei van het totale arbeidsvolume van werknemers lager
dan in de jaren daarvoor. De werkgelegenheidsgroei van vrouwen is echo
ter, over het hele jaar gezien, niet afgenomen. Wel lag de groei van het
arbeidsvolume van vrouwen in de eerste helft van 1991 hoger dan in de
tweede helft. In 1991 bedroeg het arbeidsvolume van werknemers 4776
duizend arbeidsjaren. Dat is 1,6%
meer dan in 1990. Van 1987-1990 was
de groei gemiddeld 2,2% per jaar. Van
de groei met 74 duizend arbeidsjaren
vorig jaar had het grootste deel, 60
duizend arbeidsjaren, betrekking op
vrouwen. Sinds 1987 nam het totale
ar~idsvolume van vrouwen toe met
214 duizend arbeidsjaren (17%) en
dat van mannen met 156 duizend
(5%). Deze tendens van een toenemende concentratie van de werkgelegenheidsgroei bij vrouwen werd in
de loop van 1991 steeds sterker, zie figuur 6. In het laatste kwartaal van vorig jaar was het arbeidsvolume van
mannen zelfs 13 duizend lager dan
een jaar eerder terwijl dat bij de vrouwen 46 duizend hoger was. Niettemin
was het totale arbeidsvolume van
vrouwen (ruim 1,5 miljoen in het laatste kwartaal) nog steeds aanzienlijk
kleiner dan dat van mannen (bijna 3,3
miljoen arbeidsjaren). Opvallend is
dat al sinds 1987 het bruto looninkomen per uur dat vrouwen gemiddeld
verdienen, sneller toeneemt dan dat
van mannen. Verleden jaar was de toename 3,8% bij de mannen en 5,2% bij
de vrouwen. Desondanks was het
gemiddelde uurloon van vrouwen
(f 22,28) verleden jaar nog steeds
aanzienlijk lager dan dat van mannen
(j 30,55).

o
-20

n
1988

ESB 24-6-1992

m

IV

n
1989

m

Deze bijdrage is
junctuurhericht,
mengesteld door
nale Rekeningen

ontleend aan het Connr. 6-92, dat wordt sade hoofdafdeling Natiovan het CBS.

I

Auteurs