Ga direct naar de content

Een greep uit ESB 4729 – nog één keer ‘wat weten economen nu eigenlijk wél’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 5 2016

In 2012 zijn we bij ESB begonnen met een canonserie. Niet alleen omdat het ons leuk leek om de vele relevante inzichten uit de economische wetenschap op een rij te zien, en om deze vervolgens te bundelen in een nuttig naslagwerk. Maar ook omdat het sinds de crisis wel erg vaak ging en nog steeds gaat over de vraag wat economen níet weten. Dat is een bijzonder nuttige vraag omdat het de ramen opengooit naar nieuwe perspectieven, technieken, vraagstukken en samenwerkingsverbanden, en soms een leuke mop over economen. Maar je zou uit het oog kunnen verliezen wat economen dan wél weten.

In ESB 4729 – die gisteren verscheen en ook stukken bevat over bijvoorbeeld de franchise voor pensioenen, de risicoverevening in relatie tot praktijkvariatie, verklaring van sociaal-economische kenmerken uit genen en 100 jaar leverage ratio’s van banken – staat het laatste van de 25 canondelen.

Het thema is marktordening. Voor niet-economen schreef ik bij het FD al waarom ik denk dat de opvatting als zouden economen blinde marktgelovigen zijn zeer achterhaald is; wat mij een relevante weerlegging lijkt omdat de aandacht dan weer meer kan liggen op de vraag hoe we markten kunnen inrichten op een manier waarmee de samenleving het meest geholpen is. Hier ter inkijkje een aantal citaten uit het canon om te laten zien waarom marktordening zo’n boeiend en uitdagend vak is waar economen, beleidsmakers en politici hun handen mee vol hebben.

Een rode draad door de canon over marktordening

“Vanuit efficiëntie-oogpunt bestaat er geen beter toewijzingsmechanisme dan perfecte marktwerking…” 

“… Vrijwel alle echte markten wijken echter af van de theoretische benchmark van perfecte concurrentie. Het is dan belangrijk te begrijpen hoe bedrijven zich in specifieke marktomstandigheden gedragen. Dikwijls is strategische interactie tussen een beperkt aantal marktpartijen van groot belang bij de totstandkoming van marktuitkomsten…”

“…Zo is bij Cournot-concurrentie [waarbij bedrijven eerst hun afzet kiezen en later prijzen, red.]  productiecapaciteit de belangrijkste strategische variabele. Voorbeelden zijn investeringen in hotels, kranen in de containeroverslag, en grondstoffen (olie, opwekking van elektriciteit). In deze marktvorm realiseren bedrijven zich dat het winstgevend is om de capaciteit beperkt te houden. Hierdoor hebben zij marktmacht en liggen de prijzen boven de marginale kosten…”

“… Daar waar markten in principe goed kunnen werken, binnen betrekkelijk ruime ordeningskaders – zoals bij weinig gedifferentieerde goederen, voldoende aanbieders en toegankelijke productietechnologieën – heeft marktwerking dikwijls bescherming nodig. De verleidingen voor zittende ondernemingen kunnen groot zijn om bijvoorbeeld prijsafspraken te maken, potentiële toetreders buiten de markt te houden, of anderszins consumenten te misleiden en zo op slinkse wijze marktmacht te verwerven…” 

“…Marktordening is [vervolgens] het geheel aan regels en wetten dat beschrijft welke bedrijven op de markt actief mogen zijn (toetredingsregulering) en onder welke voorwaarden (gedragsregulering), en ook welke keuzemogelijkheden de consumenten hebben…”

“…Waarbij goedbedoelde regulering, zoals minimale kwaliteitsnormen of licentiebepalingen, het concurrentieproces kan hinderen.”

Belangrijke andere lessen

Een belangrijke les uit de canon is dat marktwerking niet perse afhangt van zelfzucht, geld en concurrentie. Twee voorbeelden: 

“Er zijn situaties waarin het belangrijk is om vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen, maar waarbij het gebruik van geld als middel om tot evenwicht te komen maatschappelijk niet geaccepteerd wordt. Te denken valt aan matching markets, zoals het afstemmen van de vraag naar en het aanbod van medisch specialisten, de koppeling van leerlingen aan scholen, of de vraag naar en het  aanbod van menselijke organen zoals nieren. Bij marktontwerp geldt the devil is in the details: kleine fouten in de vormgeving kunnen leiden tot grote inefficiënties en weerstand.”

En “Niet alle mensen zijn altijd zelfzuchtig, en intrinsieke motivatie speelt een rol. We werken soms door als de werktijd erop zit, en spannen ons ook in als er niemand meekijkt. Met name bij markten waarin de interactie persoonlijk is, zoals bijvoorbeeld bij de arbeidsmarkt en de kredietmarkt (relationship banking), wijkt het gedrag af van dat van de homo economicus, en werkt de markt ook anders.”

De canon bevat nog veel meer lessen, maar daarmee is het laatste woord over markten niet gezegd. “De ruimte die de markt geboden wordt, varieert: perioden waarin  meer vertrouwen in markten wordt gesteld, wisselen af met  perioden met minder vertrouwen.” En “De beperkingen, maar ook de kracht van de markt zijn vaak onderwerp van stevige discussie en reden tot overheidsingrijpen.” Dat zal ongetwijfeld zo blijven. 

Auteur

Categorieën