Ga direct naar de content

Onbeschutte werklozenindustrie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 9 2015

Van oudsher scoort Nederland hoog op actief arbeidsmarktbeleid: veel uitgaven aan scholing, bemiddeling, Instroom-Doorstroom (I/D) banen en de sociale werkvoorziening. Criticasters spreken daarom vaak smalend over de ‘werklozenindustrie’, daarmee doelend op een conglomeraat van organisaties en bedrijven die geld rondpompen zonder uitzicht op ‘echte’  banen. Zie bijvoorbeeld dit artikel van Rutger Bregman (2014), die stelt dat uitgaven aan defensie of aan universiteiten lager liggen dan die aan de werklozenindustrie. 

Nu kunnen statistieken van overheidsbeleid nogal eens rekbaar zijn. Reden dus om eens wat cijfers op een rij te zetten, te beginnen met een overzicht van de uitgaven aan actief arbeidsmarktbeleid van een aantal OESO landen (met volledige statistieken) in 2009, het jaar dat de economische crisis zijn intrede deed:

Dit plaatje maakt duidelijk dat Nederland met bijna 1,4% van het BBP in 2009 inderdaad hoog scoorde op actief arbeidsmarktbeleid. Alleen Denemarken gaf relatief meer uit. Gemeten in uitgaven aan actief arbeidsmarktbeleid per uitkeringsgerechtigde WW-er of WWB-er waren de uitkomsten in 2009 in Nederland zeer hoog: met een BBP van 662 miljard euro en 415 duizend uitkeringsontvangers in de WW en WWB komen we uit op circa 20 duizend euro per ontvanger per jaar(!).

Laten we vervolgens kijken naar de meest recente ranking die gemeten is door de OESO in 2013 voor dezelfde landen:

In een betrekkelijk korte periode van vier jaar is Nederland dus teruggezakt naar de internationale subtop. Deze verandering is het gevolg van bezuinigingen door de kabinetten Rutte I en Rutte II, gecombineerd met een sterke toename van het aantal werklozen. Hierdoor lagen gemiddelde uitgaven per uitkeringsgerechtigde in 2013 op circa 8 duizend euro per persoon per jaar. Flink minder uitgaven dus per persoon, maar nog steeds gaat het om een substantieel bedrag.

Wat is nu de herkomst van de hoge uitgaven aan actief arbeidsmarktbeleid in Nederland? De OESO maakt onderscheid naar de volgende uitgavenposten: bemiddeling, sollicitatietraining, scholing, beschutte arbeid, werkgeversprikkels en directe werkgelegenheid. Bij beschutte arbeid – in Nederland is dit de Sociale Werkvoorziening die circa 0,4% van het BBP op zich nam in 2013 – is de vraag gerechtvaardigd of deze post als actief arbeidsmarktbeleid te bestempelen is. De (beoogde) uitstroom van werknemers uit beschutte arbeid is namelijk minimaal. Bovendien: CBS telt arbeiders die beschut werk verrichten mee tot de werkgelegenheid. Strikt genomen gaat het dus helemaal niet om beleid dat zich richt op werklozen. 

Stel daarom nu eens dat we ons beperken tot uitgaven aan arbeidsmarktbeleid die zich richten op re-integratie van werklozen naar de reguliere arbeidsmarkt. Dit levert het volgende plaatje op:

 

Na correctie voor uitgaven aan beschutte arbeid valt Nederland dus terug naar de onderkant van de internationale middenmoot, zelfs onder Portugal. Daarnaast komen de uitgaven aan actief arbeidsmarktbeleid per uitkeringsgerechtigde in Nederland in 2013 nu uit op 4,5 duizend euro per persoon. Dit is een orde van grootte die mij bekend voorkomt en plausibel lijkt, zie bijvoorbeeld SEO (2014).

Uit deze korte exercitie zijn dus twee lessen te trekken. Ten eerste dat de ‘werklozenindustrie’ flink gekrompen is de afgelopen jaren. En ten tweede dat de hoge uitgaven aan beschut werk in Nederland nogal een vertekend beeld kunnen geven over het actieve karakter van het Nederlandse arbeidsmarktbeleid. Het is dus maar hoe je het bekijkt. De OESO experts die ik ken zullen de eerste zijn die dit beamen.  

Auteur

Categorieën