Ga direct naar de content

Nobelprijs voor Angus Deaton

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 13 2015

Al toen ik promovendus was in de jaren tachtig was Angus Deaton een boegbeeld voor de micro-econometristen die het economisch gedrag van huishoudens bestudeerden. Het boek van Deaton en Muellbauer (Economics and Consumer Behaviour, 1980) was het standaardwerk voor empirisch onderzoek op dit terrein. In de Jaren daarvoor had Deaton gewerkt aan vraagsystemen en laten zien dat gangbare stelsels zoals het Rotterdamstelsel de toets der empirie niet kon doorstaan. Dit was de aanleiding voor het door Deaton en Muellbauer ontwikkelde Almost Ideal Demand System (AID system; American Economic Review, 1980) dat al snel het meest populaire vraagsysteem in empirisch onderzoek werd en door talloze gerenommeerde onderzoekers werd toegepast en uitgebreid.

Dit werk aan modellen die beschrijven hoe huishoudens hun inkomen besteden aan verschillende consumptiegoederen en hoe dat verandert wanneer de relatieve prijzen of het inkomen wijzigt, is een van de drie pijlers van Deaton’s onderzoek waar de Nobelprijs jury naar verwijst. Het AID stelsel is een relatief flexibele functionele vorm die gemakkelijk te schatten is en het bovendien mogelijk maakt op basis van de parameterschattingen te concluderen of huishoudens zich rationeel gedragen en de vraagfuncties voldoen aan de standaardeigenschappen die volgen uit de micro-economische theorie. Het artikel van Deaton en Muellbauer wordt gezien als een van de 20 meest invloedrijke artikelen in de American Economic Review in de eerste 100 jaar van zijn bestaan.

De tweede pijler van het onderzoek van Deaton is het werk over consumptie en spaargedrag: hoe wordt het inkomen dat verdiend wordt over de levenscyclus aangewend om consumptie uitgaven te spreiden over de tijd? Traditioneel werd hier gewerkt met geaggregeerde data en modellen gebaseerd op een representatieve consument. Deaton heeft hier belangrijke bijdragen aan geleverd, die o.a. tot het inzicht hebben geleid dat de variatie in consumptie-uitgaven groter of kleiner kan zijn dan de variatie in het inkomen, afhankelijk van het feit of inkomensschokken tijdelijk of permanent zijn. Maar de in mijn ogen belangrijkste bijdrage van Deaton is dat hij aantoont dat de macro-economische consumptiefunctie niet empirisch te begrijpen valt zonder naar de micro-economische bouwstenen te kijken. De macro-ontwikkeling kan alleen begrepen worden door te kijken naar de inkomens- en consumptietrajecten van afzonderlijke huishoudens en de heterogeniteit daarin serieus te nemen. Door micro- en macro-economische theorie en micro- en macro-data met elkaar in verband te brengen heeft hij belangrijke invloed gehad op de interesse voor micro-fundamenten van de macro-economie.  

De derde pijler is het onderzoek naar welvaart en armoede in ontwikkelingslanden. Al sinds de jaren tachtig is Deaton betrokken geweest bij het verzamelen van micro-data met behulp van huishoud-enquêtes in opdracht van de Wereldbank. Samen met zijn standaardwerk The Analysis of Household Surveys: A Microeconomic Approach to Development Policy (1997) heeft dit een belangrijke bijdrage geleverd aan de transformatie van ontwikkelingseconomie van een theoretisch vakgebied tot een vakgebied gebaseerd op gedegen empirisch onderzoek. Zijn meer recente werk gaat o.a. over het meten van armoede in ontwikkelingslanden en in de wereld als geheel en het analyseren van het complexe verband tussen economische groei en armoede. Ook zijn werk over inkomensongelijkheid en gezondheid en over de verschillende dimensies van welzijn heeft belangrijke invloed gehad op macro-economisch beleid, waarin de focus verschoven is van de macro-economische groeivoet naar een veel genuanceerder beeld van welzijn en de verdeling daarvan over de heterogeen samengestelde bevolking.

Kenmerkend voor Deaton’s eigen werkwijze is zijn artikel Understanding the Mechanisms of Economic Development (Journal of Economic Perspectives, 2010). Het gaat er niet om alleen een statistisch verband aan te tonen, empirisch economisch onderzoek wordt pas nuttig als ook begrepen wordt welke mechanismen er aan zo’n verband ten grondslag kunnen liggen. En als er nieuwe data komen die in strijd zijn met een bepaald mechanisme, schroomt Deaton niet dat te erkennen en te zien als uitdaging voor nieuwe verklaringen en nieuw onderzoek. 

Zo blijft hij een creatief en kritisch denker die belangrijke bijdragen heeft geleverd en nog zal leveren aan wetenschappelijk onderzoek en het maatschappelijke debat over ontwikkelingsbeleid. Eerlijk gezegd tipten mijn collega’s en ik hem meer dan tien jaar geleden voor de prijs, met zijn recente onderzoek erbij zou hij hem wel meteen twee keer hebben mogen krijgen.

   

         

                   

 

 

       

Auteur

Categorieën