Ga direct naar de content

CPB nu ook in de greep van budgettaire orthodoxie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 4 2014

De kranten deden het bijna allemaal. Met veel bombarie werden de uitkomsten van de CPB vergrijzingssommen gister en vandaag op de voorpagina’s gezet. De Volkskrant kopte “Vergrijzing geen probleem meer”. Het NRC Handelsblad: “CBP: kosten van de vergrijzing voor het eerst hanteerbaar”.

Is het al komkommertijd? Of proberen journalisten een hype te creëren? Of is zwaar aanzetten dé manier om een verhaal op de voorpagina te krijgen? Ik weet het niet.

Ik weet wel dat de overheidsfinanciën al sinds november 2012 houdbaar zijn door de ingrepen bij de AOW, de woningmarkt en de zorg. Toen rekende het CPB de effecten door van het regeerakkoord van regering Rutte-II:

“Het beleidspakket verbetert de houdbaarheid met 2,3% bbp, en komt daarmee uit op een positief saldo van 1,0%. Hiermee is het houdbaarheidstekort van 1,3% bbp omgebogen in een overschot. Dit betekent dat het kabinet ruimte creëert voor toekomstige lastenverlichting of hogere uitgaven.”

Inzichten die ruim 1½ jaar oud zijn worden door onze kwaliteitspers nu als groot nieuws gebracht. Ik begreep niet waarom dat toen geen groot nieuws was en ook nooit werd. Maar, beter laat dan nooit.

Sinds enkele jaren is de discussie over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën volledig verdwenen uit de politieke arena. De crisis is door de Nederlandse beleidsmakers en politici geframed als een crisis in de overheidsfinanciën, ten onrechte. En het is natuurlijk moeilijk om bezuinigingen en lastenverzwaringen politiek te verkopen als bekend is dat de overheidsfinanciën bijna of al geheel houdbaar zijn.

(Terzijde: ik heb in de afgelopen jaren voortdurend gehamerd op het belang van houdbare overheidsfinanciën, bij voorkeur door het nemen van structurele maatregelen. Dat vind ik nog steeds. Het is zeer verstandig geweest een aantal belangrijke structurele hervormingen door te voeren zoals de AOW-leeftijdverhoging. Ook is de stijging van de zorgkosten een bron van zorg voor de overheidsfinanciën, waardoor ook op lange termijn meer hervormingen nodig zullen blijven.)

Het is natuurlijk prachtig dat de Nederlandse overheid al bijna twee jaar een houdbaarheidsoverschot realiseert. Maar het was en is niet verstandig geweest om de overheidsfinanciën tijdens de diepste recessie sinds de Grote Depressie houdbaar te maken. Een aantal zogenaamde crisismaatregelen zal de economische crisis alleen maar hebben verergerd.

9 procent bbp tekortreductie tussen 2011 en 2017 (40 procent lastenverzwaring, 60 procent bezuinigingen) heeft de Nederlandse economie onmiskenbaar beschadigd. Toenmalig CPB-directeur Teulings waarschuwde dat simultane tekortreductie en hervorming van de woningmarkt economisch onverstandig was. Zijn advies werd genegeerd.

Het nationaal inkomen staat nu nog steeds onder het niveau van 2008. Nederland groeit langzamer dan na de Grote Depressie. Nederland is ongeveer 15 procent van het bbp ten opzichte van de trendgroei kwijtgeraakt. Structureel is dat ongeveer 10 procent van het bbp op basis van schattingen voor de outputgap van de OECD (nu 4-5 procent bbp) en de structurele verliezen die Laurence Ball heeft berekend voor Nederland. De werkloosheid staat volgens de laatste CBS-cijfers op 8,6 procent van de beroepsbevolking.

Ik bespeur geen reflectie in het CPB-rapport, noch in de kranten, over de structurele schade die door het macro-economische beleid aan de overheidsfinanciën is toegebracht. Als de Nederlandse economie inderdaad 10 procent bbp structureel kwijt is geraakt, dan zou dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met ongeveer 5% bbp hebben verslechterd. Dat is bijna gelijk aan de houdbaarheidswinst van alle maatregelen die de afgelopen jaren door Rutte-1, Rutte-2 en de diverse begrotingsakkoorden zijn genomen, zie ook CPB.

Het is zorgwekkend dat een serieuze krant als NRC Handelsblad met open ogen in het frame van de regering en de Nederlandse beleidsmakers tuint: “Het rapport leest als een groot compliment voor het anti-crisisbeleid dat door Rutte en zijn voorganger Balkenende in de afgelopen jaren is uitgestippeld.” Wat hebben de AOW-leeftijdverhoging, de ingrepen in de woningmarkt en de zorghervormingen met de crisis te maken? De politiek dacht: never waste a good crisis. Maar de vergrijzing is niet een probleem dat plotseling in 2008 begon.

In tegenstelling tot vorige vergrijzingssommen lees je tussen de regels door dat het CPB eigenlijk helemaal niet blij is met de uitkomst van haar eigen berekeningen. Het CPB relativeert de uitkomst dat de overheidsfinanciën houdbaar zijn sterk. Waarom? Ik vermoed om de politieke druk maximaal op de ketel te houden. Hoewel de nadruk op het saneren van de overheidsfinanciën in CPB publicaties onder de nieuwe CPB-directeur Laura van Geest al een tijdje gestaag toeneemt, is met de nieuwe vergrijzingsstudie een trendbreuk waarneembaar met voorganger Coen Teulings. In het voorwoord schrijft Van Geest:

“In vergrijzingssommen worden geen beperkingen gesteld aan de hoogte van het EMU-saldo of de EMU-schuld. Intergenerationeel evenwichtige arrangementen kunnen tot een schuldniveau leiden, waarvan de economische literatuur leert dat het een negatief effect op het groeivermogen van een economie sorteert. Daarnaast is Nederland, als lid van de Economische en Monetaire Unie, numerieke verplichtingen aangegaan in het kader van het Verdrag van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact. Nieuw in deze studie is dat deze invalshoeken in onderling perspectief worden geschetst.”

Daarom staan er her en der in het CPB rapport allerlei merkwaardige uitweidingen over de Brusselse begrotingsnormen. Die begrotingsnormen worden door het CPB kritiekloos aangenomen als een staand en onvervreemdbaar gegeven. Maar het Nederlandse houdbaarheidsoverschot toont juist aan dat de Brusselse begrotingsnormen fundamenteel ter discussie moeten worden gesteld. Wat is de economische rationale van het idee dat een land met houdbare overheidsfinanciën jaar op jaar verder moet bezuinigen of de lasten verhogen? Antwoord: die rationale is er niet.

De Nederlandse overheid heeft een positief netto vermogen, niet een netto schuld als de bezittingen uit de publieke kapitaalgoederenvoorraad, het financiële overheidsbezit en de gasvoorraad worden meegeteld. De Brusselse tekortregels, echter, kijken alleen maar naar overheidstekorten niet naar overheidsbezittingen.

De Brusselse begrotingsnormen zijn statisch. Ze negeren dat de begroting dynamisch is: ook toekomstige lasten en lusten zijn zeer belangrijk voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Denk aan het debat over de oplopende kosten van de vergrijzing. De Nederlandse overheid heeft echter geen houdbaarheidsprobleem meer mede dankzij de belastingen over de toekomstige pensioenen. Die belastingclaim is vrijwel net zo groot als de uitstaande staatsschuld.

Het houdbaarheidssaldo houdt keurig rekening met alle kasstromen die voortvloeien uit alle verplichtingen en alle bezittingen, nu en in de toekomst. Maar de Brusselse regels doen dat niet. De Brusselse tekortregels moeten daarom worden herzien, niet het te voeren begrotingsbeleid.

Het CPB sticht ook verwarring met verhalen over de relatie tussen groei en schuld. In het CPB-stuk staan nog steeds talloze referenties naar de volledig gekraakte studie van Reinhart en Rogoff (2010): hoge schulden zouden leiden tot lagere groei als de staatsschuld groter wordt dan 90 procent van het bbp. Het CPB erkent gelukkig wel dat deze 90%-grens niet bestaat en dat het verband gradueel is. Maar in de werkelijkheid heeft dit verband eerder een omgekeerde causaliteit: lage economische groei leidt tot hogere schuld, zie bijvoorbeeld Dube (2013) en Lof en Malinen (2014). Daar maakt het CPB nauwelijks woorden aan vuil. Uit haar aanbeveling om een prudent begrotingsbeleid te voeren moet de conclusie worden getrokken dat het CPB empirisch ten onrechte de causaliteit legt van schuld naar groei.

Het begrotingsbeleid op lange termijn dient ten dienste te staan van het optimaliseren van de brede maatschappelijke welvaart. Daarbij spelen verdelingsvragen tussen generaties een hoofdrol, maar ook het optimaal vermogensbeheer van de overheid. We kunnen in de CPB-studie echter geen enkele welvaartseconomische analyse vinden voor het te voeren begrotingsbeleid, alleen wat redeneringen uit de losse pols.

Concluderend, het oude en goede nieuws is dat de overheidsfinanciën er veel beter voorstaan dan regering de bevolking al jarenlang voorspiegelt. Het is nogal suf dat de pers daar nu pas achter is gekomen. Er was en er is nog steeds geen evidente noodzaak om allerlei korte-termijn hapsnap begrotingsbeleid te voeren, zoals we dat al jaren zien. Het slechte nieuws van de vergrijzingsstudie is dat een duidelijke trendbreuk met Teulings zichtbaar wordt. Het CPB raakt onder Van Geest definitief in de greep van de heersende begrotingsorthodoxie die vanuit het Ministerie van Financiën over Nederland wordt verspreid. Zoals Paul Krugman opmerkte op de Nacht van de Economie: “The Dutch story is one of prudence above all.”

Auteur

Categorieën