Ga direct naar de content

Kunstgrepen in het kunstonderwijs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 17 2014

De OESO heeft recent een rapport gepubliceerd met als titel Art for Art’s Sake? The Impact of Arts Education. In dit lezenswaardige stuk wordt gepleit voor meer aandacht voor bijvoorbeeld muziekles en toneel op school. Kinderen bij wie deze interesse wordt geprikkeld zouden zowel betere cognitieve vaardigheden ontwikkelen als meer sociale vaardigheden. Ook zou het de motivatie van kinderen aanwakkeren om te studeren en nieuwe vaardigheden te verwerven. En als je naar de relatieve successen later in het leven van kinderen die met dit kunstonderwijs te maken krijgen kijkt, dan doen ze het beter dan de kinderen die dit is onthouden.

Dit is een causale interpretatie waar de OESO zich in het voorwoord van de studie gelukkig niet aan waagt, maar die wel op veel plaatsen doorklinkt in de bespreking van de resultaten in het rapport zelf: meer aandacht voor kunstonderwijs is goed voor uw kinderen! Het is echter niet duidelijk of bijvoorbeeld creatieve kinderen vaker toneelspelen of dat ze door muziek- en toneelles creatiever zijn geworden. Waarschijnlijk gaat de causaliteit beide kanten op, maar de omvang van beide kanalen wordt niet gedocumenteerd zodat we eigenlijk nog maar weinig weten.

Een zelfde discussie vindt plaats wanneer het gaat over het curriculum in de verschillende vormen van onderwijs in Nederland. De computer is niet meer weg te denken uit de maatschappij, dus is het logisch dat scholen ICT benutten om het onderwijs te verbeteren, net als de belastingdienst het liefst de aangifte via de Internetapplicatie ontvangt. Maar, moeten we kinderen dan lCT-vaardigheden bijbrengen of is het leren rekenen met behulp van een computerprogramma beter toegesneden op de individuele behoefte van het kind in groep 3? Een eenvoudige analyse op basis van correlaties zal laten zien dat kinderen die beter rekenen waarschijnlijk ook beter met computers kunnen omgaan. Net als kinderen die toneelspelen expressiever zijn dan hun klasgenoten, zijn kinderen die schaken waarschijnlijk wat minder expressief. Je wordt echter niet noodzakelijk introverter van het spelen van schaak.

De laatste verschijningsvorm van nieuwe vaardigheden zijn de 21ste-eeuwse vaardigheden. Probleemoplossend vermogen, sociale vaardigheden en metacognitie zijn termen die vallen en vanuit verschillende wetenschappelijke richtingen te berde worden gebracht. De claim is dat als we kinderen niet bekwamen en prepareren in deze vaardigheden, ze kansloos zijn op de toekomstige arbeidsmarkt. En inderdaad denk ik dat kinderen die op deze begrippen hoger scoren het later beter gaan doen, maar wanneer moeten we wat aanleren en ten koste van wat?

De inrichting van het curriculum is een ingewikkeld en precair proces waar we heel secuur over moeten nadenken. Afwegingen spelen hierbij een belangrijke rol, waarbij meer van het een, minder van het ander impliceert. Meer toneelspel en meer investeren in 21ste-eeuwse vaardigheden, gaat ten koste van iets anders. De veelgehoorde eerste reflex van de voorstanders van toneel- en muziekles is dat het kan worden geïntegreerd in andere lessen. Op die manier is het een vehikel om kinderen te helpen leren, net als een softwarepakket kan helpen bij het leren rekenen en kinderen helpt om probleemoplossend vermogen te ontwikkelen. Helaas is daar geen empirische basis voor, omdat het onduidelijk is of het werkt en als het zou werken of het een efficiënte manier van onderwijs is. De tweede reflex is dat het wellicht niet direct helpt, maar dat deze kinderen later veel profijt hebben van kunstonderwijs. Dat is ook een claim die niet door wetenschappelijke literatuur wordt onderbouwd noch rekening houdt met andere activiteiten die mogelijk later ook profijt opleveren. Ten slotte wordt gemeld dat je er vroeg mee moet beginnen. Het liefst vanaf groep 1 de creativiteit prikkelen. Opnieuw is hier op zich niets op tegen, maar ontbreekt een empirische basis over wat kinderen wanneer het best leren.

Kunstonderwijs is slechts een klein deel van het onderwijs in Nederland voor kinderen op de basisschool. Gemiddeld wordt er ongeveer 10 procent van de tijd aan besteed, waarbij scholen veelal zelf keuzes maken over de manier en de hoeveelheid die ze aanbieden. Als de maatschappij vindt dat dit meer moet zijn, dan zou dat genoeg reden moeten zijn om te onderzoeken hoe we dat kunnen bewerkstelligen. Daar hebben we meer gedegen onderzoek voor nodig dat causale interpretatie mogelijk maakt, waarschijnlijk is een rapport dat met weinig overtuigende kunstgrepen probeert het kunstonderwijs te agenderen minder waardevol.

Auteur

Categorieën