Ga direct naar de content

Dood door boekhouden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 18 2013

Langzaam dringt gelukkig het besef bij beleidsmakers door dat Nederland met balansproblemen in de private sector kampt, bij banken, huisbezitters en pensioenfondsen. Minister Kamp (Economische Zaken) schreef in de MEV:

“Er is in Nederland sprake van een balansrecessie waarin huishoudens, banken, pensioenfondsen en overheden de balansen weer langzaam op orde brengen. Het herstructureren van financiële balansen is geen gemakkelijk proces, maar wel een noodzakelijke stap voor robuust economisch herstel.”

Minister Dijsselbloem (Financiën) schrijft in de Miljoenennota:

‘’… [We] werken aan het geleidelijk afbouwen van schulden op lange termijn. Dit verbetert de financiële schokbestendigheid van huishoudens, banken, pensioenfondsen en de overheid.’’

En de Raad van State schrijft in haar advies:

“De situatie vanaf 2008 wordt beschreven als een “balansrecessie”: particuliere huishoudens, banken en overheid hebben hun balansen niet op orde…. Zowel huishoudens, als banken  en de overheid moeten hun balansen herstellen.”

Balansherstel in alle sectoren van de economie kan alleen niet tegelijkertijd in alle sectoren van de economie, zonder dat de economie wordt lamgelegd. Kennelijk snappen de Nederlandse beleidsmakers dit nog steeds niet, of ze willen het nog steeds niet snappen. Want het macro-economische beleid staat nog diametraal tegenover de nieuwe inzichten van de beleidsmakers.

Om duidelijk te maken wat ik bedoel, neem de volgende twee boekhoudkundige identiteiten van de macro-economie in een gesloten economie. (Ik leg zo de open economie uit.)

De eerste identiteit zegt dat de totale bestedingen in een land, de consumptie C, plus de investeringen I, plus de overheidsuitgaven G gelijk zijn aan het bruto binnenlands product Y: Y = C + I + G. De tweede identiteit zegt dat de totale private besparingen S gelijk zijn aan het totale inkomen Y, minus de consumptie C, minus betaalde belastingen T: S = Y – C – T.

Deze definities hebben niets te maken met of je een Keynesiaans, neoklassiek of wat voor soort economisch wereldbeeld dan ook hebt. Het zijn definities. Dus ze zijn altijd waar.

Combineren we deze definities dan vinden we:  S – I  = G – T. Hier staat in gewoon Nederlands: het private spaaroverschot (S – I) is in een gesloten economie gelijk aan het begrotingstekort (G – T).

Als de overheid het tekort nu wil terugbrengen, dan daalt (G – T). Dat kan door lagere uitgaven G of hogere belastingen T.

Als de overheid het tekort nu wil terugbrengen, dan daalt (G – T). Dat kan door lagere uitgaven G of hogere belastingen T. Maar als de overheid wil dat de private sector zijn balansen herstelt, dus gaat sparen, (S – I) omhoog, dan kan het per definitie niet dat de overheid tegelijkertijd het tekort verkleint, (G – T) omlaag. En als de overheid erin zou slagen de begroting op orde te brengen, (G –T ) omlaag, dan betekent dat per definitie dat de balansen van de private sector moeten verslechteren, (S – I) omlaag. Het lukt dus per definitie niet om zowel de balansen in de publieke als de private sector tegelijk te herstellen.

Dit is allemaal net wat ingewikkelder in een open economie, zoals de Nederlandse. De nationale inkomensidentiteit is dan gelijk aan Y = C + I + G + E – M, waar E staat voor de export en M voor de import. De private besparingen voldoen nog steeds aan: S = Y – C – T. Dus in de open economie geldt: (S – I)  =  (G – T) + (E – M).

Nu kan het zijn dat zowel de private sector gaat sparen, (S – I) omhoog, als de publieke sector ook spaart, (G – T) omlaag, zolang de toename in de netto exporten (E – M) maar groot genoeg is.

Met andere woorden, alleen als Nederland zich door een onwaarschijnlijk mirakel uit de economische problemen weet te exporteren, kunnen de private en publieke sector de balansen zich simultaan herstellen. En op dat mirakel kunnen we niet rekenen.

De exportgroei is redelijk goed, gegeven de economische omstandigheden, maar aangezien zo’n driekwart van de Nederlandse uitvoer naar Europa gaat, zijn de exporten niet de motor die Nederland uit de crisis kunnen trekken. De vraag uit Europa is zwak, mede omdat alle Eurolanden de tegelijkertijd begrotingstekorten terugbrengen. Zuid-Europa herstelt bovendien zijn concurrentiepositie en de euro is sterk. Ook hier geldt: niet alle landen kunnen zich tegelijkertijd uit de crisis proberen te exporteren zonder een daling van het inkomen. Er bestaan geen marsmannetjes die de exportoverschotten van de aarde opkopen.

Als zowel de publieke sector als de private sector gaan sparen, wat bovenstaande Ministers en beleidsadviseurs allemaal willen, dan gaat het dus mis: dood door boekhouden. Zonder een mirakel bij de exporten kunnen niet alle sectoren van de economie tegelijkertijd gaan sparen. Het enige dat gebeurt als je dat wel probeert, is een daling van het inkomen, meer werkloosheid en meer bedrijven die failliet gaan. En allemaal zonder dat de Nederlandse schulden, publiek of privaat kleiner worden, want dat lukt alleen als het inkomen op peil blijft.

Aangezien de private schulden een veel belangrijker probleem voor de Nederlandse economie zijn dan de publieke schulden, moet de overheid gewoon een groter tekort aanvaarden. In ‘slands belang. Andere smaken zijn er niet, tenminste als we uit de crisis willen komen.

Auteur

Categorieën