Ga direct naar de content

Goochelen met geboortecijfers

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 15 2013

Afgelopen vrijdag is mijn neefje Tijn geboren. Als derde kind in het gezin van mijn schoonzus en zwager. En midden in de crisis.

Er bestaat een duidelijk verband tussen de stand van de economie en het aantal geboorten. De correlatie tussen het werkloosheidspercentage en het jaarlijkse aantal geboorten per vrouw in de leeftijd 15-45 is maar liefst -0,9 (gemeten in de periode 1980-2012). Het CBS meldde op 15 juli jl. dat het aantal geboorten op het niveau van begin jaren tachtig ligt en suggereert een duidelijk verband met de economische crisis. Dat klinkt dramatisch, is het wellicht ook, maar de interpretatie van deze cijfers behoeft wel enige nuance.

Bekeken vanaf 1980 lag de absolute en relatieve piek van het aantal geboorten per Nederlandse vrouw in het jaar 2000. In dat jaar kwamen 206.619 baby’s ter wereld op een totaal van 3.394.780 vrouwen in de leeftijd van 15 tot 45 jaar. Dit staat gelijk aan bijna 6,1 procent. In 2012 zijn 175.959 baby’s geboren, het laagste aantal sinds 1985. Er waren in 2012 3.188.819 vrouwen in de leeftijd 15-45 jaar. Het percentage geboorten per vrouw is dus ruim 5,5 procent. Dit is gelijk aan het cijfer midden jaren negentig en hoger dan in de crisisjaren tachtig. Tussen 1982 en 1989 lag het percentage lager, met als dieptepunt 1983 (5,1%). Ook is dit percentage van 5,5 nauwelijks anders dan in de jaren 2005 en 2006 (beide 5,6%) die voorafgingen aan de crisis en gelijk aan het percentage in 2007.

Een nadere blik op de cijfers laat zien dat de samenstelling van de groep jonge Nederlandse vrouwen is veranderd, evenals de leeftijd waarop ze kinderen krijgen. In 1980 waren er in Nederland 3,1 miljoen vrouwen van 15-45 jaar. Dit aantal groeide gestaag tot in 1991 de piek van 3,5 miljoen werd bereikt. De trend is sindsdien dalend tot 3,1 miljoen in 2012. Nader bekeken is vanaf 2000 het aantal vrouwen tussen 15-25 jaar met ongeveer 70 duizend toegenomen tot een ruim miljoen in 2012. Tegelijkertijd is het aantal vrouwen in de leeftijd 25-40 afgenomen met 326.807 tot ongeveer anderhalf miljoen. De groep in de leeftijd 40-45 is met 40.000 toegenomen tot ruim 600 duizend. Het lijkt er dus op dat de groep Nederlandse vrouwen die vaak nog geen kinderen krijgt (15-25) is gegroeid, terwijl de vrouwen in de leeftijd waarin ze het vaakst kinderen krijgen (25-40) sterk is gekrompen. Dat verklaart wellicht voor een deel de daling van het absolute aantal geboorten in Nederland.

Vanaf 1980 is het aantal vrouwen dat voor hun 25ste een kind krijgt gedaald van 3,8 naar 1,7%. In de periode 2000-2012 scheelt dit ruim 3100 baby’s. De grootste teruggang in het aantal baby’s zien we in de leeftijdscategorie van 30-35 jaar. Vanaf 2000 zijn in de deze leeftijdscategorie bijna 20.000 baby’s minder geboren. Echter, het percentage vrouwen dat een baby krijgt is in deze periode nagenoeg gelijk gebleven en schommelt rond 13,5%. Het aantal baby’s met moeders tussen de 25-30 jaar oud is ook gedaald (minus 7.000), maar als percentage ligt gestegen van 9,9% in het jubeljaar 2000 tot 10,0% in crisisjaar 2012. Hetzelfde geldt voor moeders tussen de 35 en 40 jaar oud. Hun percentage is gestegen van 5,7 naar 6,3%. Vrouwen van 40 jaar en ouder hebben zelfs absoluut meer baby’s gekregen in de periode 2000-2012: plus 2.100. De patronen zien er redelijk gelijkmatig uit vanaf 2000 gemeten, waardoor geen sprake lijkt van plotseling uitstel of afstel van de kinderwens in bepaalde leeftijdsgroepen.

Toch nog even terug naar de crisis. Vanaf 2008 is de sterkste daling te zien bij vrouwen in de leeftijd 20-25 jaar. Het aantal geboorten daalt met bijna een half procentpunt. Dit kan worden gezien als uitstel, maar past ook goed in de dalende trend die al vanaf 1980 zichtbaar is. Hetzelfde geldt voor vrouwen in de groep 25-30: een kwart procentpunt minder geboorten, maar als percentage vergelijkbaar met de cijfers vanaf medio jaren negentig (rond 10 procent). In de groep dertigplussers, voor wie de tijd begint te dringen, is het percentage geboorten gelijk en zelfs ietsje gestegen vanaf 2008; vanaf 2007 gemeten zelfs behoorlijk gestegen.

Kortom, de geboorte van neefje Tijn was weer een wondertje op zich, maar statistisch gezien lijkt er niets wonderlijks aan. Zelfs niet in deze uitzonderlijke tijden van crisis.

Auteur

Categorieën