Ga direct naar de content

Tekorten op de arbeidsmarkt bestaan niet (overschotten evenmin)

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 8 2013

Welke studie adviseert u uw kinderen? Een aantal jaren geleden misschien bouwkunde om een baan bij een goedbetalende projectontwikkelaar of een bloeiend bouwbedrijf te bemachtigen. Mijn twee broers hebben zulke keuzes gemaakt. Bij familiebijeenkomsten was ik de afgelopen jaren een vrij suffe ambtenaar die economie had gestudeerd. De stemming is nu net wat anders, maar kan ook zo weer omslaan.

Er ontstaan dikwijls discussies over ‘tekorten’ op de arbeidsmarkt. Vaak gaat het dan over techniek, zorg en onderwijs. Door de recessie gaat het de afgelopen tijd ook over ‘overschotten’, zoals vorige week in de kinderopvang. Deze waarnemingen en voorspellingen zijn echter niet altijd even behulpzaam. Op een goed functionerende markt kan namelijk nooit een tekort of overschot bestaan, omdat de prijs (arbeidsvoorwaarden), hoeveelheid (migratie) of kwaliteit zich aanpassen. Zo ontstaat een nieuw evenwicht.

Aanpassingen kosten vaak wel wat tijd. Bij productieproblemen kan productie tijdelijk worden verplaatst naar het buitenland of worden uitgesteld. In de zorg ontstaan bijvoorbeeld wachtlijsten. Ook kunnen buitenlandse werknemers worden aangetrokken, wat in de techniek eenvoudiger is dan in het onderwijs of de zorg. Ten slotte kan de kwaliteit worden verlaagd. Dit heeft waarschijnlijk plaatsgevonden in het onderwijs. Over het algemeen zijn er voldoende leraren, maar ze zijn minder goed. Toen ik kleuter was, stond de hoofdmeester van de lagere school op Koninginnedag naast de burgemeester op het dorpsplein het Wilhelmus te zingen. Nu staat daar de directeur van de lokale bank. De status van het lerarenberoep is gedaald, omdat andere beroepen aantrekkelijker zijn geworden.

Toekomstige generaties werknemers kunnen worden beïnvloed als ze een verkeerd beeld hebben van een beroep of verkeerde keuzes maken. Beroepen kunnen een stigma hebben dat onterecht is. Ook is het voor jonge mensen vaak moeilijk om te kiezen. Zolang op basis van voorkeuren een afgewogen keuze wordt gemaakt, is er niets aan de hand en vormt de beroepsbevolking een afspiegeling van voorkeuren. Uit onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) blijkt echter dat veel jonge mensen spijt hebben van de door hun gekozen opleiding. In het Hbo en Wo gaat het om ongeveer 1 op de 5 studenten (zie Tabel A2 op pp. 114-115). Op het gebied van informatievoorziening lijkt dus een taak voor de overheid weggelegd. Als studiekiezers een afgewogen keuze willen maken, hebben ze immers toegankelijke en objectieve informatie over de perspectieven van een opleiding nodig.

Er bestaan ook plannen om met financiële prikkels het aanbod te vergroten (technici) of te verkleinen (‘pretstudies’). Stel dat de overheid een lager collegegeld zou vragen voor technische opleidingen. Techniek wordt daarmee aantrekkelijker en meer mensen gaan een technische opleiding volgen. Door het grotere aanbod dalen de lonen. De overheid neemt dus een deel van de salariskosten van bedrijven over. Ook kunnen mensen via een technische opleiding naar een niet ander beroep stromen, omdat de studieroute goedkoper is. Het is dus niet op voorhand duidelijk of het aanmoedigen of ontmoedigen van bepaalde studies verstandig is.

Ten slotte stijgt de productiviteit in de publieke sector niet of nauwelijks ten opzichte van de markt. Het gevolg is dat bijvoorbeeld onderwijs en zorg duurder worden door de hogere lonen die moeten worden betaald om dezelfde kwaliteit en hoeveelheid te kunnen blijven leveren. Relatief tot andere goederen worden onderwijs en zorg duurder. Het wordt aantrekkelijk te bezuinigen op onderwijs, omdat voor minder onderwijs meer alternatieven kunnen worden gekocht. Onder druk van de vergrijzing zullen ook in de zorg aanpassingen nodig zijn om het werk aantrekkelijker te maken. Ook aan de vraagkant vinden aanpassingen plaats. Als werknemers in de zorg duurder worden, daalt de vraag naar zorg of stijgt de inzet van kapitaal.

Het is dus verleidelijk de samenstelling van de beroepsbevolking te beïnvloeden. Daar kunnen goede redenen voor zijn, maar het heeft mogelijk ook negatieve gevolgen. Mensen laten komen tot afgewogen keuzes, of het nu bouwkunde of economie is, is het belangrijkste.

Auteur

Categorieën