Ga direct naar de content

Alles draait om houdbaarheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 1 2013

Bezuinigen of juist niet? Met de nieuwe tegenvallers komen de twee kampen in deze discussie weer lijnrecht tegenover elkaar te staan. De hamvraag draait om de begrippen structureel, tijdelijk en houdbaarheid. Tot aan de start van het nieuwe kabinet had het pro-bezuinigen kamp gelijk. Maar dat is nu mogelijk niet meer zo…. 

Moeten we bezuinigen? Kamp 1 zegt: ja, want zonder bezuinigingen zal het vertrouwen van consumenten en financiële markten verder afnemen. Beiden zullen namelijk inzien dat uiteindelijk de rekening betaald moet worden en dat niet bezuinigen de pijn alleen maar groter maakt, en dus hun investeringen respectievelijk uitgaven staken. Dat zal de economische groei nog verder uithollen, wat om nieuwe bezuinigingen vraagt, et cetera. Zo belanden we in een negatieve spiraal.

Nee, zeggen de tegenstanders. Niet bezuinigen, want dat leidt tot nog minder uitgaven, en dus nog minder economische activiteit: minder banen, minder uitgaven, et cetera. Ook hier eindigt het verhaal in een negatieve spiraal.

 Wie van de twee kampen heeft gelijk? Kamp 1 als aan de krimp een structureel probleem ten grondslag ligt, iets wat niet zomaar verdwijnt. Als er iets is gebeurd waardoor we voorgoed met minder toe moeten, dan moeten we ook laten zien dat we bereid zijn ons daaraan aan te passen. Doen we dat niet, dan krijgen we vroeg of laat de rekening gepresenteerd. Financiële markten en consumenten snappen dat, en handelen daarnaar.

Het tweede kamp heeft gelijk als de recessie of lage groei een tijdelijk probleem is. In dat geval zit het nu even tegen, maar we weten zeker dat het weer goed komt. In dat geval is op de rem gaan staan zinloos en zelfs probleem vergrotend. Beter is het als de overheid even tegenwicht biedt (niet bezuinigen of zelfs extra geld uitgeven), en dan straks, als de economie weer lekker loopt en er ook wel weer een periode met meevallers komt, met z’n allen rustig de rekening betalen.

De hamvraag is dus: hebben we te maken met een structureel probleem of een tijdelijke tegenvanger? Mijn idee is: beide. Er is zeker sprake van een structurele verandering, namelijk de vergrijzing. Die brengt ons op een lager groeipad, en om houdbaar te zijn moeten de uitgaven daaraan worden aangepast. Het goede nieuws is dat we die aanpassing grotendeels al gemaakt hebben. Het Centraal Planbureau becijferde naar aanleiding van het regeerakkoord dat de overheidsfinanciën voor het eerst sinds lange tijd op een houdbaar pad terecht waren gekomen.’ Het beleidspbakket verbetert de houdbaarheid met 2,3 procent bbp, en komt daarmee uit op een positief saldo van 1,0 procent,’ zo schreef het CPB in november. Het houdbaarheidstekort was omgebogen in een overschot.

Of we nu, na alweer de eerste afwijkingen van het regeerakkoord en nieuwe tegenvallers nog steeds op dat positieve pad zitten is (mij) onduidelijk. Daar komt bij dat de houdbaarheidsberekeningen van het CPB met nogal wat onzekerheid omgeven zijn en geen garanties bieden. Maar als de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn niet onder druk staat, dan zijn er geen economische argumenten om nu extra in te grijpen. Wel politieke: we hebben het afgesproken in Brussel, afwijken ondermijnt onze onderhandelingspositie aldaar. En ook binnenlands geldt dat de tegenvallers ooit goedgemaakt moeten worden. Wie denkt dat nu wel en in de toekomst niet voor mekaar te krijgen en dat elke meevaller in de toekomst onmiddelijk uitgegeven zal worden, moet nu z’n slag slaan. 

Conclusie: of in de nieuwe tegenslag een structureel deel zit, is onduidelijk. Maar er is in elk geval sprake zijn van een conjunctureel element. Daarvoor hoeft niet bezuinigd te worden, en elke euro die desondanks minder uitgegeven wordt, zal ten koste van economische activiteit en banen gaan. 

Let wel: die 4 miljard waar we het nu over hebben, zijn mogelijk peanuts. Want de overheid mag dan, eventueel met een paar miljard extra bezuinigen, voor elkaar hebben dat de overheidsfinancien houdbaar zijn, voor een groeiend aantal huishoudens is dat niet het geval. Die moeten op de een of andere manier hun schulden, vooral op de huizenmarkt, gaan afbetalen. Dat zou wel eens de grote structurele tegenvaller kunnen zijn die de cijfers van CPB en de houdbaarheid van de overheidsfinancien echt op scherp zet de komende tien jaar.  

Auteur

Categorieën