Ga direct naar de content

Basisindustrie: je weet pas wat je mist als het er niet meer is

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 19 2025

Vandaag vindt de ‘Nationale Industrietop’ plaats. Dit initiatief komt geen dag te vroeg, want de basisindustrie staat onder grote druk, onder meer door de goedkope Chinese overproductie die momenteel massaal zijn weg zoekt naar Europa. Om over alle protectionistische maatregelen uit de VS nog maar te zwijgen.

Fundament van samenleving en economie

De basisindustrie maakt de grondstoffen voor onze medicijnen, voor uw kunststofkozijnen of voor onze isolatiematerialen. Ze maken papier, glas, bakstenen én (bio)brandstoffen. De sector is kapitaal- en energie-intensief, productief en nauw verweven met tal van ketens.

Juist in instabiele tijden realiseer je je weer dat de basisindustrie eigenlijk het fundament van de samenlevingis. De oorlog in Oekraïne en de recente geopolitieke ontwikkelingen, maken dit helaas pijnlijk duidelijk. Staal voor tanks, brandstoffen voor transport en grondstoffen voor medicatie; de basisindustrie is nog altijd de ruggengraat van een veilige samenleving. Laten we daar niet naïef in zijn.

Naast het belang voor een veilige samenleving wordt trouwens ook het belang voor onze economie van deze sector vaak onderschat. De sector industrie is zelfstandig nog altijd goed voor zo’n 12 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product (indirect zelfs voor 20 procent). De belangrijkste sectoren uit de basisindustrie nemen hiervan een kwart voor hun rekening. En dat met een grote economische multiplier. Zo levert iedere euro aan directe bijdrage indirect en afgeleid 1,30 euro extra bruto toegevoegde waarde (BTW), 3 banen en 2,00 euro aan extra belastingen op.

In economisch kwetsbare regio’s zoals Zeeland, het Noorden en Limburg is de industrie ondertussen nog altijd goed voor 15 tot 20 procent van de werkgelegenheid. Neem chemiepark Chemelot. Dit genereert alleen al een derde van het Limburgse bruto binnenlands product met zo’n 24.000 banen die hiervan afhankelijk zijn. En als het kabinet het heeft over hoogproductieve banen en productiviteitsgroei: als MBO-procesoperator kan je in de chemie tot wel een ton per jaar verdienen. Chemische bedrijven hebben sowieso een productiviteit die meer dan twee keer het Nederlands gemiddelde bedraagt. En ook de meeste andere onderdelen van de basisindustrie groeien qua productiviteit sneller dan gemiddeld.

Veel van deze bedrijven zijn verder nauw verweven met andere sectoren (zoals de dienstensector, maar ook met andere industriële sectoren), of zijn onderling sterk verweven met talloze synergievoordelen. Een mooi voorbeeld is het zeer efficiënte Chloorcluster in Rotterdam dat draait op hoogwaardig Nederlands zout van Nobian. Zo zijn er talloze voorbeelden.

Onmisbaar voor verduurzaming

De basisindustrie is verder onmisbaar voor onze verduurzaming. Van het staal voor windmolens en kritieke metalen uit zink, tot epoxy voor windmolenbladen. Maar liefst 35 chemie- en basismetaalproducten uit onze haven- en industrieclusters worden volgens de EU momenteel gezien als kritieke producten waarover we in Europa zelf controle moeten houden. Anders zijn we straks niet alleen voor elektrische auto’s en zonnepanelen afhankelijk van China, maar voor alle onderdelen van de energietransitie.

De zes belangrijkste industriële sectoren hebben hun CO2-uitstoot sinds 1990 bovendien zelf al met veertig procent gereduceerd.

Ondertussen liggen de plannen voor de toekomst in de zes grote industrieclusters klaar. Helaas is veel van de noodzakelijke infrastructuur hiervoor alleen nog niet gereed. Zo is een derde van de energietransitie-projecten in de Rotterdamse haven momenteel vertraagd door netcongestie en is driekwart van de verduurzamingsplannen van de regionale industrie voor 2030 onhaalbaar door een gebrek aan infrastructuur.

Stagnatie door dure energie

Ondanks de vele voordelen die de basisindustrie biedt zien we dat de industriële productie al bijna twintig maanden op rij krimpt: fabrieken staan in de ‘mottenballen’, er zijn de eerste faillissementen en nieuwe investeringen drogen op. Met name dit laatste is zorgwekkend, want zonder investeringen stokt de noodzakelijke verduurzaming en dreigen waardevolle ketens op termijn uiteen te vallen.

De oorzaken? De hoge energieprijzen in Europa maken het de basisindustrie moeilijk om internationaal concurrerend te blijven. Sla ‘Draghi’ er maar op na. In Nederland is dit nog nijpender. Onze nettarieven liggen bijvoorbeeld tot wel 80 procent hoger dan in de buurlanden volgens recent onderzoek.

In Nederland is de energiebelasting op gas bovendien stevig verhoogd. En de dreigende Nederlandse CO2-heffing (bovenop ETS) is helaas ‘uniek’ in Europa en leidt tot desinvesteringen zonder tegenmaatregelen.

Bedrijven gaan straks betalen voor iets waar ze niet aan kunnen ontsnappen door een gebrek aan stroomkabels, waterstofpijpleidingen en CO2-opslag.

Door het eenzijdige Nederlandse plasticbeleid zijn recent ook al meerdere innovatieve plastic-recyclers failliet gegaan. De nieuw aangekondigde plastic-taks van een half miljard vanaf 2028 zal dit verder verergeren en volgens de industrie definitief een einde maken aan de productie van zaken als (duurzaam) PVC en andere kunststofmaterialen in Nederland.

Zo maar enkele voorbeelden van hoe bedrijven met de handen op de rug moeten zien te concurreren en wat dus inmiddels zijn tol eist. Om te concurreren, hebben bedrijven een gelijk speelveld nodig.

Vergooi goede positie niet

Nederland heeft nog altijd de kans om een sterke basisindustrie te houden. We beschikken over comparatieve voordelen, zoals goedkope windenergie van de Noordzee, CO2-opslagmogelijkheden, diepzeehavens, goede achterlandverbindingen (onder andere dankzij ons wijd vertakte gasnetwerk waar we op kunnen bouwen voor bijvoorbeeld waterstof) én sterk geïntegreerde clusters. Als we dit slim benutten, kunnen we de overgang maken naar een basisindustrie die concurrerend, duurzaam en energie-efficiënt is én ons tegelijk minder afhankelijk maakt en weerbaar houdt.

Cruciaal is dan wel dat Nederland een principiële keuze maakt: ‘gaan we op CO2-tonnenjacht en importeren we straks alle spullen die de samenleving dagelijks nodig heeft viezer van elders? Of gaan we op investeringsjacht en geven we de industrie weer de wind in de zeilen met een geslaagde transitie?’ Onze uitgangspositie is nu nog relatief goed. Maar dan moeten we het niet zover laten komen als in dat prachtige liedje van de Dijk; ‘als ze er niet is. Weet een man pas wat hij mist.’

Auteurs

  • Edwin van Scherrenburg

    Programmadirecteur Public Affairs & Communicatie bij Deltalinqs

  • Hans Grünfeld

    Algemeen directeur van de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW)

  • Emile Rodenhuis

    Beleidssecretaris Energie en Klimaat bij VNO-NCW en MKB-Nederland

Categorieën

Plaats een reactie